EEN MINDER LIEF SOORT OVERHEIDSBEMOEIENIS

 

[ Openbaar Bestuur, december 1992 ]

 

Nederland heeft de reputatie dat veranderingen zich er vijftig jaar later voltrekken - en dan nog in een slakkeggang. Sinds de jaren zestig is van dat beeld geen spaan meer heel. Individualisering en secularisering hebben zich hier voltrokken in een tempo dat zijn weerga niet kent.

Wat heeft deze omwenteling overgelaten van de morele eenduidigheid die ons land vóór de ontzuiling kenmerkte? In hoofdzaak worden twee soorten diagnose gesteld. Sommigen stellen dat Nederland 'ziek' is, aangevreten door het kwaadaardige gezwel van de 'normvervaging'. Anderen kiezen voor een soort postmodern waardenrelativisme. Niemand - ook de overheid niet - kan er aanspraak op maken 'de' morele waarheid in pacht te hebben. Laten we onder ogen zien dat de individualisering ook op moreel gebied doorzet. Niet normvervaging is dan de diagnose, maar verschuiving en fragmentarisering van normen.

Beide benaderingen hebben één ding gemeen: ze gaan ervan uit dat er in Nederland geen eensgezindheid meer bestaat over hoe wij ons tegenover elkaar behoren te gedragen. Deze voorstelling van zaken berust op een sterke versimpeling.

In werkelijkheid weten wij heus nog wel wat goed en slecht is in het sociaal verkeer. De gegevens uit het onderzoek naar culturele veranderingen in Nederland door het Sociaal en Cultureel Planbureau laten de laatste tientallen jaren weinig verschuivingen zien in de publieke afkeuring van delicten.

Misbruik van sociale uitkeringen bijvoorbeeld behoort nog steeds tot de meest afgekeurde vormen van criminaliteit. Toch weet iedereen dat zulk misbruik veel voorkomt. Niet de normen zijn dus vervaagd, maar de naleving daarvan.

Echte vervaging of fragmentarisering van normen doet zich maar op één gebied voor: in de sfeer van persoonlijke leefstijlen. Daar - op gebieden als seksualiteit, anticonceptie, softdrugs of euthanasie - is inderdaad een proces gaande waarbij mensen hun eigen normen ontwikkelen.

Dit onderscheid tussen normatieve ontwikkelingen in het openbaar en in het privédomein verdient veel meer aandacht, zeker van de overheid, wanneer zij op zoek gaat naar een antwoord op de morele crisisverschijnselen. De laatste tijd komen politici steeds vaker met morele uitspraken. Daar is niets op tegen, maar brengen zulke oproepen ook oplossingen naderbij?

Daar waar 'echte' normvervaging plaatsvindt - in de privésfeer - is van een probleem geen sprake. Voor zover de overheid daar een rol heeft, is die: te garanderen dat wat individuen werkelijk willen ook werkelijk gebeurt, en dat er niet gebeurt wat zij niet willen.

Daar waar niet de normen vervagen, maar de naleving minder vanzelfsprekend wordt - in het openbaar domein - zullen morele oproepen weinig uithalen. Als bewijs van deze stelling wijs ik op een klein kopje dat met de regelmaat van een klok in de krant opduikt: 'Urker vissers beboet'. De economische politierechter in Zwolle heeft weer eens flinke boetes uitgedeeld aan Urker vissers die de vangstbeperkingen overschreden, zwarte vis aanvoerden of de identificatie van hun schepen vervalsten.

Aan moreel vertoog heeft het deze Urkers niet ontbroken. Reken maar dat ze iedere zondag in de oud-gereformeerde of vrijgemaakte kerk zitten, zingen van een goed rentmeesterschap over Gods schepping, en luisteren naar Romeinen 13: 'Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleenlijk om der straf maar ook om der consciëntie wille.'

Ook het meest orthodoxe geloof is blijkbaar niet meer bij machte om dit bijbelwoord waar te maken. Ook gereformeerde vissers zijn calculerende burgers geworden. Als we willen dat zij zich beter aan de wet houden, moeten we ze klaarblijkelijk niet bestoken met morele oproepen of met bijbelteksten, maar met processen-verbaal van de AID.

Er is nog een andere reden waarom morele oproepen van overheidswege op dit moment weinig zullen uithalen. Wie zich in morele zin uitspreekt, wordt ook beoordeeld op de consistentie tussen zijn woorden en zijn daden.

Bij de Nederlandse overheid is deze geloofwaardigheid de laatste tijd behoorlijk afgebladderd. Ook voor de overheid geldt dat ze bepaalde normen met de mond belijdt, maar afwijking ervan door de vingers ziet, of er zelf van afwijkt.

Zo heeft de overheid jarenlang gedemonstreerd hoe je je immuun kunt maken voor ethische aanmerkingen. Je hoeft alleen maar de gedoogspreuk te prevelen. Zeg langzaam na: 'Als ik niet een beetje meegeef met deviant gedrag, loop ik de kans dat ik de greep op de betrokkenen helemaal kwijtraak, en dat zou een ramp zijn.' Einde spreuk.

De gedoogspreuk is het 'Sesam, open u' van de Nederlandse verzorgingsstaat geworden. Iedere politicus of bestuurder die in zijn maag zit met moeilijk te bestrijden normafwijking, gaat als een moderne Ali Baba voor de Sint-Pietersberg staan. Hij roept de gedoogspreuk, de berg opent zich, en alle ongerechtigheden, alle verschillen tussen droom en daad van de verzorgingsstaat worden naar binnen geschoven, waarna de berg zich weer discreet sluit.

Maar langzamerhand begint die grot behoorlijk uit te puilen. Er komen kieren en gaten in, waar doorheen je naar binnen kunt loeren. In een hoek zie je hoge stapels vaten liggen met doodskoppen erop, resultaat van het gedecentraliseerde toezicht op de naleving van de milieuwetten. Op tal van plaatsen blijken groteske overtredingen te zijn 'gedoogd' omdat dit lokale politici het beste uitkwam.

In een andere spelonk liggen de oneigenlijke WAO-gevallen - ook jarenlang de grot in geveegd. Heel Nederland was ervan op de hoogte, maar niemand greep in. Op korte termijn leek dat voordelig voor iedereen, maar op de lange duur bleek het een pact met de duivel. En nu die ten langen leste om zijn loon komt, dreigt een groep volstrekt bona fide uitkeringtrekkers voor een deel van de rekening op te draaien. Als het zo ver komt heeft de verzorgingsstaat inderdaad zijn ziel verkocht.

Dit alles is niet bevorderlijk voor de vrome aandacht die de overheid ten deel zal vallen wanneer zij zich opwerpt als moraalprediker. Zo'n overheid doet denken aan een kettingrokende ouder die zijn kind het roken wil verbieden.

Op slechts één gebied lijken de voordelen van het gedoogbeleid de nadelen te overtreffen: daar waar de normen inderdaad 'vervagen': waar de wetgeving achterloopt bij snelle ontwikkelingen in de mogelijkheden van persoonlijke levenskeuze, zoals bij abortus, euthanasie en soft-drugsgebruik.

Dat politici zich op een aantal gebieden hebben laten verleiden tot een 'gedoogbeleid', heeft ook politieke achtergronden. Nog niet zo lang geleden behoorde zelfs een simpel tourniquet voor links al tot het duivels instrumentarium van de politiestaat. Het confessionele midden ziet eigenlijk liever zelfregulering dan overheidstoezicht, en de liberalen zitten ook niet te springen om een Big Brother die ons op de vingers kijkt.

Maar wordt het niet eens tijd om 'gewoon' te gaan doen over het toenemend belang van toezicht en controle? Iedere maatschappelijke ordening vraagt om zijn eigen arrangementen voor normhandhaving. In een verzorgingssamenleving, die zich kenmerkt door een omvangrijk openbaar en anoniem domein, hebben morele afwegingen vaak het karakter van een prisoner's dilemma: het spelmodel van de twee gevangenen die samen een misdaad hebben gepleegd en elkaar verraden omdat elk van de twee vreest dat de ander hèm erbij zal lappen.

Resultaat is dat ze allebei veroordeeld worden: de optelsom van hun egoïstische besluiten is voor beiden ongunstig. De enige uitweg uit een prisoner's dilemma is het maken van afspraken, waaraan men elkaar houdt door de vrijwillige aanvaarding van toezicht en sancties.

De huidige Nederlandse samenleving biedt een voortreffelijke, wellicht unieke voedingsbodem voor dit soort dilemma's. Even snel als de ontzuiling en de individualisering voortschreden, is het openbaar domein uitgedijd. Iedere burger weet dat zijn medeburgers zich in dat openbaar domein calculerend en amoreel opstellen. Waarom geen pruimpje geplukt van een boom zo volgeladen? Speciaal als vader toch niet kijkt?

Voor mensen die burgerzin ten toon spreiden waar de anderen zich 'hard' opstellen, kent het moderne Nederlands een serie uitgesproken verwensingen. Zo iemand is een aansteller, een uitslover, een Brave Hendrik, of - wat in Nederland pas echt onvergeeflijk is - een dief van zijn eigen portemonnee.

Het oneigenlijk gebruik van de WAO is een schoolvoorbeeld van dit mechanisme. Iedere werkgever, iedere werknemer en vakbondsman wist dat collega's en concurrenten op de wet potverteerden. Dus was je wel gek als je er niet aan meedeed.

Op zichzelf is het niets nieuws dat mensen lelijke dingen doen, tenzij ze steeds opnieuw bevestigd zien dat gewetensvol handelen 'loont' en normaal is. Vroeger werd die gewetensbevestiging geleverd door buren, familie en kennissen, die zorgden voor sociale controle. En door dominees en pastoors, die voorgingen in gewetensbevestigend ritueel.

Beide mechanismen zijn nu krachteloos geworden. De metafysische stok achter de deur waarmee geestelijken konden dreigen, is vermolmd. En 'elkaar de wet voorschrijven' is wel het laatste waaraan mensen tegenwoordig behoefte hebben. In de verzorgingsstaat voelen burgers zich minder dan ooit huns broeders hoeder. In zekere zin kun je zeggen dat de sociale controle een omgekeerd effect heeft gekregen. Burgers neigen er nu toe, elkaar te conditioneren tot amoreel gedrag, ten koste van het belang van allen.

In deze omstandigheden neemt gewetensbevestiging meer dan ooit de gedaante aan van informatiebevestiging. Om burgers in de geïndividualiseerde verzorgingssamenleving te bewegen tot normconform gedrag, is klaarblijkelijk een permanente public relations-inspanning nodig.

Public relations kan in dit geval letterlijk worden opgevat. Ik ben alleen bereid om gewetensvol te handelen - laat staan om anderen op hun gedrag aan te spreken - als ik ijzersterke garanties heb dat ik me niet als enige uitsloof. Die zekerheid krijg ik alleen als op mijn gedrag, èn op dat van anderen, effectief wordt toegezien. Een Postbus 51-spotje of een manifest tegen de normvervaging levert die zekerheid niet op.

Om prisoner's dilemmas te doorbreken is 'harde' informatie nodig, gekoppeld aan de mogelijkheid van sancties. Alleen de overheid is bij machte om dat soort informatie te bieden, in de vorm van toezicht en controle. Dit betekent niet dat toezichthoudende ambtenaren tot de tanden gewapend rond moeten lopen. Wel dat zij vaak en veel te vinden moeten zijn, overal waar het openbaar domein kwetsbaar is. Zichtbaar toezicht geeft de burger moed.

Deze noodzaak van 'informatiebevestigend' toezicht zal misschien structureel blijken te zijn. Willen wij de verzorgingsstaat consolideren, dan moeten we zijn paradoxen onder ogen zien. Alles van waarde is nu eenmaal kwetsbaar. Juist een 'zacht' arrangement als de verzorgingsstaat behoeft een sociaal contract met 'harde' kanten.

Daartoe is op bepaalde punten eerder een sterkere overheidsbemoeienis dan een terugtredende overheid vereist. Deregulering mag op een aantal gebieden tot voortreffelijke resultaten leiden, voor het beheersen van prisoner's dilemmas in de verzorgingsstaat is het geen effectief middel.

Bij de opbouw van de verzorgingsstaat is de overheidsinvloed al eens eerder ingrijpend uitgebreid. Toen we geen zin meer hadden om vitale taken op verzorgingsgebied zelf uit te voeren, stampte de verzorgingsstaat een kwartaire sector uit de grond om die taken over te nemen. Pogingen om mensen weer meer verantwoordelijkheid te laten dragen via sociale netwerken, brengen daarin geen principiële verandering.

Nu het rad van de individualisering weer een slag verder is gedraaid, komt een volgende lichting vitale taken braak te liggen die voorheen door particulieren werden verricht: toezicht en controle. Ook deze taken worden geleidelijk overgenomen door de overheid. In de verzorgingsstaat groeit een 'kwintaire sector': een nieuwe stap in openbare dienstverlening. Dit keer gaat het om een minder 'lief' soort overheidsbemoeienis dan bij de kwartaire sector. Mij lijkt dat niet iets om dramatisch over te doen. Count your blessings. Toezicht en controle door openbare instanties horen bij dezelfde samenleving die ons de verzorgingsstaat heeft gebracht, de technische vooruitgang, en de verlossing van de spiedende blik van de buurvrouw.

 

Terug naar overzicht met artikelen