IN DE VERSTE VERTE

 

[in: Martin Kers & Willem Kolvoort, Oer, de kracht van kijken, Deventer, 2008]

 

De muziek zwelt aan. Ze vertraagt of versnelt, de beelden worden vaal en lopen door elkaar als op een herhaaldelijk belichte foto. Stemmen lijken diep uit de aarde te komen, of uit een ijle bovenwereld. Cineasten en componisten weten precies welke registers ze moeten opentrekken om iets van een 'oergevoel' op te roepen. De beelden mogen nooit scherp en nabij zijn. Liever een heiïg verschiet waarin niets vaststaat maar toch geen beweging valt te betrappen.

Waar ben ik beland? In de bijna vergeten binnenwereld van m'n vroegste kindertijd, waar geborgenheid en oneindigheid elkaar als vanzelfsprekend ontmoetten? In het bed van mijn ouders, onder het baldakijn van dekens dat zich als een firmament boven me spande? In het universum achter mijn eigen oogleden?

Of nog verder terug misschien... Die verspringende en verlopende beelden met hun verdraaide stemmen die verwaaien in de tijd - ze jagen ons de griezels over de rug maar ze lokken ons ook. Ze beloven een moment van verbondenheid met wat de begrenzingen van ons leven en onze leden te buiten gaat.

Grenzen opzoeken - daar gaat het om als je iets wilt uitdrukken wat onbenoembaar is, maar toch niet helemaal onbekend. Dan moeten grenzen vervagen. De grens tussen nu en vroeger. Tussen leven en niet-leven. Tussen mij en niet-mij.

In de verhalen die mensen elkaar vertellen over de reis naar die verre oorsprong of bestemming, worden grenzen gemarkeerd door allerlei afbakeningen. Poorten en muren. Rivieren. Een rijstebrijberg. Een grot met een rotsblok voor de ingang. Grensbewakers zijn er ook: veerlieden, monsters, een engel met een vlammend zwaard.

Net als de filmers en componisten met hun verwarde beelden en stemmenflarden, hebben gewone mensen trucjes bedacht om de reis naar het onbenoembare toch een beetje voorstelbaar te maken. Zoek de ingang van die andere wereld. Ben je eenmaal de grens gepasseerd, dan kom je er niet meer uit.

In werkelijkheid zouden zulke grenzen - als ze er zijn - nooit zo scherp kunnen zijn. Alleen mensen maken harde grenzen. In de natuur, ook in de menselijke natuur, ligt niets vast en is alles onbestemd.

Als ons 'oergevoel' betrekking heeft op iets dat op of over een grens ligt, en als die grens per definitie vaag en onbepaald is, dan kan dat gevoel nooit in scherpe beelden worden vastgelegd. Wil je er een indruk van oproepen, dan kan dat nooit meer zijn dan een steelse, vluchtige blik. Een doorkijkje naar iets in de verste verte dat misschien alleen in je eigen hoofd bestaat.

Met een telelens kom je dan niet ver; je kunt die verte nooit dichterbij halen. Je camera werkt nu als een omgekeerde verrekijker, daar heb je je bij neer te leggen. Maar je kunt wel de diepte tot uitdrukking proberen te brengen, de diepte van de glimp. De verlokking die daarin besloten ligt. De opwinding en de verwachtingen, gewekt door de vage contouren daar in de verte. Al die gevoelens dringen zich hevig en onweerstaanbaar aan me op als ik de doorkijkjes bezie die Martin Kers fotografeerde, dwars door holle bomen heen. Ik wil op dat moment maar één ding: die foto induiken en die holte voorbij. Ik weet, ik zie, dat ik daarvoor maanden, jaren zal moeten lopen. Als het kon vertrok ik vandaag nog.

Terug naar overzicht met artikelen