STIEKEM STEMMEN OP FOUTE WILDERS

 

[NRC Handelsblad, 16-5-2014]

 

De Europese verkiezingen brengen een nieuwe aflevering van het nationale gezelschapsspel 'Proef de nieren van Wilders'. Betekent zijn toenadering tot partijen als het Front National en de FPÖ zijn definitieve coming-out als extreemrechts en racistisch politicus? En geeft hij daarmee een zwakke plek bloot waar zijn tegenstanders hem effectief kunnen treffen?

'Negentig procent van de PVV'ers zijn fatsoenlijke mensen zoals u en ik,' meent Amsterdams burgemeester Eberhard van der Laan. Indachtig die hoopvolle opvatting beijveren progressieve politici zich al jaren om potentiële Wilders-stemmers af te schrikken door hem neer te zetten als fascist, racist, rechtsextremist, aanjager van onderbuikgevoelens en ophitser van rancuneuze dommekrachten.

Veel heeft het niet opgeleverd, maar nu komen Wilders' nieuwe foute vrienden als geroepen om zijn ware karakter voor eens en altijd aan het volk te onthullen. Daarbij zijn juist de schaarse punten in het geding waarop hij graag poseert als gewaardeerd lid van de politieke gemeenschap. Wilders vriend van Israël en voorvechter van vrijheid voor homo's? Vriend van de antisemitische Jean-Marie Le Pen, zul je bedoelen, en van Front National, Lega Nord en Vlaams Belang - partijen met homofobe tendensen.

Begrijpelijk dus dat de PvdA haar kans schoon zag voor een website devriendenvanwilders.eu. De ergste uitspraken van degenen met wie de PVV straks de Eurobankjes deelt, zijn er op een rij gezet. De ergste? Sommige van de meest abjecte ontbreken nog. Zoals Le Pens woordspeling op de achternaam van de joodse minister Michel Durafour. In het Franse parlement duidde hij hem aan als 'monsieur Durafour-crématoire'. Four-crématoire betekent 'crematoriumoven'.

Onverdraaglijk? Niet voor de achttien procent van de kiezers die Wilders volgens de peilingen aan de overwinning zullen helpen. Daaraan zal die PvdA-website even weinig afdoen als alle Wilders-bashing van de afgelopen jaren. De reden daarvan is niet dat die kiezers zelf bevangen zijn door homofobie, antisemitisme en extreemrechtse denkbeelden. Vijf jaar geleden toonde een onderzoek van bureau Synovate in samenwerking met deze krant al aan dat driekwart van de aspirant-Wilderskiezers zich niet als extreemrechts beschouwde, en dat meer dan de helft de straffen op anti-homogeweld verdubbeld wilde zien.

Dat 2,3 miljoen Nederlanders PVV willen gaan stemmen, gebeurt dus niet vanwege de gewraakte denkbeelden van Wilders en zijn nieuwe vrienden, maar ondanks die denkbeelden. De Wilderskiezers nemen ze op de koop toe, het laat ze onverschillig, het valt weg tegen het alles overheersende agendapunt: weg uit Europa.

Misschien voelen zijn kiezers aan dat voor Wilders hetzelfde geldt: coalities met abjecte bondgenoten zijn noodzakelijk in naam van het hogere doel. Zowel voor leider als achterban lijken inhoudelijke, ideologische issues ondergeschikt aan instrumentele afwegingen. Johan Driessen, een tot inkeer gekomen PVV-Kamerlid en persoonlijk medewerker van Wilders, wist dat trouwens al lang: volgens hem is ook Wilders' pro-Israël opstelling een instrumentele pose, een manier om zijn imago op te poetsen.

Heeft het dan helemaal geen zin om Wilders' voorgenomen samenwerking met antisemieten en ander politiek gespuis aan de kaak te stellen? Toch wel: het draagt ertoe bij dat oude medewerkers hem de rug toekeren en dat hij er nauwelijks in slaagt om uit dat enorme reservoir van miljoenen sympathisanten nieuwe te rekruteren. Een Wildersverleden geldt niet als pluspunt op je cv, en dat stemt mensen met een instrumentele manier van denken tot terughoudendheid. Als de PVV leden zou hebben, zouden velen hun partij-insigne aan de binnenkant van hun revers dragen.

Maar in de beslotenheid van het stemhokje maakt dat geen verschil. Feit is dat meer dan twee miljoen Nederlanders er geen moeite mee hebben om aan te pappen met een notoire antisemiet. Een verbijsterend feit, gezien vanuit de vertrouwde christelijk-humanistische bedding van de Nederlandse politiek. Klaarblijkelijk hebben antisemitisme en racisme voor een niet gering deel van de bevolking hun taboekarakter verloren. Een taboe is in zijn oorspronkelijke betekenis iets dat 'onaanraakbaar' is. Wie naast Le Pen aanschuift in de bankjes van het Europees Parlement, komt met hem in aanraking. Hij grinnikt mee om gaskamergrappen.

Als Eberhard van der Laan het bij het rechte eind heeft, hebben bijna drie miljoen fatsoenlijke Nederlanders daar geen probleem mee. In hun ogen hoef je niet zo nuffig te doen over dit soort dingen. Racisme, antisemitisme en genocide zijn beelden, projecties, verhalen uit een andere dimensie. Net als oorlog, hongersnood en slavernij liggen ze ver van ons bed. Ver van ons bed, in twee opzichten. Figuurlijk, doordat we zeventig jaar vrede en veiligheid achter de rug hebben. Letterlijk, doordat degenen die op dit moment wél te lijden hebben onder zulke verschrikkingen, buiten onze grenzen leven. Dat een paar miljoen PVV-stemmers zich op een zo nonchalante manier tot deze vormen van barbarij kunnen verhouden, danken zij aan de instantie die hen die vanzelfsprekende onbezorgdheid heeft opgeleverd: dat vermaledijde Europa.

 

 

Terug naar overzicht met artikelen