Opdracht voor een nieuw kabinet
AAN HET WERK!

 

[ NRC Handelsblad, 18 mei 2002 ]

 

Begin dit jaar ontving ik een foutieve giroafschrijving van de firma Nuon. Dit bedrijf, waaraan ik door Den Haag ben overgeleverd voor gas & elektra, had tweemaal het termijnbedrag voor januari geïncasseerd. Opheldering bleek alleen te krijgen à 22 cent per minuut. Aangezien ik geen zin had om Nuon voor zijn fout te belonen met een extra bijdrage voor de Arnhemse voetbal- en onroerend-goedmafia, schreef ik een brief waarin ik de telefoonkosten terugeiste, alsmede de portokosten van het schrijven. Dat is nu ruim drie maanden geleden. Nooit antwoord gehad natuurlijk.

Klagen kan niet meer in Nederland. Om te beginnen weet je niet meer bij wie je moet zijn, sinds overheidsdiensten hebben plaatsgemaakt voor schimmige semi-openbare instanties. Kom je daar toch achter, dan zijn er twee mogelijkheden. De eerste is die van de Nuon: de betreffende monopolist lacht zich een kriek, terwijl hij je klacht op een enorme stapel in de hoek smijt.

Maar het is ook mogelijk dat je als reactie op je klacht wordt ondergedompeld in een bad van warme deelneming. Vooral bij spoorwegbeambten leeft die neiging sterk. De conducteur laat dan weten dat ie het ook maar niks vindt wat die lui van de bv aansluitingen, de bv water-in-de-wc, de bv ramen lappen of de bv afvalbakjes ontwerpen er nou weer van hebben gebakken. Het is werkelijk verschrikkelijk, hij heeft daar geen woorden voor. Deze vorm van empathie doet sterk denken aan een scène in Fawlty Towers, waarin een echtpaar zich bij hoteleigenaar Basil beklaagt over het gedrag van de Spaanse ober Manuel. 'Ja, verschrikkelijk hè,' reageert Basil. 'Kunt u nagaan wat wij met hem te stellen hebben. U maakt hem alleen nu mee, maar wij hebben hem de hele dag om ons heen!'

Deze nieuwe klaaglijkheid is inmiddels ook in hogere kringen populair geworden. De Enschedese burgemeester Mans blonk erin uit door zijn overijverig rouwbetoon na de ramp waarvoor hij medeverantwoordelijk was. Minister Netelenbos was er ook goed in. Als je haar hoorde, leek het wel of er op het spoor een natuurramp plaatsvond. Ze voelde van harte met ons mee en hoopte maar dat er 'iemand' een proces zou beginnen!

Als burgers niet meer weten op wie ze boos moeten worden, ontstaat er een riskante situatie. Dan gaan ze op zoek naar een algemeen-boze man om op te stemmen. Een man die 'de politiek' wil straffen. De klachten over ontoereikende openbare dienstverlening ondergaan daarbij een verandering. Ze worden vertaald in ressentiment tegen de 'zakkenvullers' daar in Den Haag. Volgens Pim Fortuyn moest de toegang tot die incestueuze regentenkliek worden opengegooid door politieke hervormingen. Fortuyn verklaarde de kortsluiting tussen burger en overheid uit een crisis van het politieke systeem. En hij was niet de enige. Maar had hij gelijk?

 

* * *

Bij zijn rondgang langs 's lands leidende politicologen in het M-bijvoegsel van deze krant noteerde Gerard van Westerloo een bijna volledige overeenstemming over de oorzaken van de huidige crisis. Van Westerloo's verhaal laat zich lezen als een echo van het Bericht aan de rattenkoning waarmee Harry Mulisch in 1966 de zittende regentenkliek de wacht aanzegde. Net als Fortuyn zoeken de politicologen oplossingen in veranderingen van het politieke stelsel. De politiek moet doorzichtiger worden, ook niet-partijleden moeten toegang krijgen tot 'de baantjes'. De indruk wordt gewekt dat de gewone man staat te springen om deel te nemen aan de Haagse baantjesjagerij, maar in dat streven wordt gefrustreerd doordat hij geen deel uitmaakt van de kliek van partijleden. Terwijl een simpel briefje toch voldoende is om je aan te melden als lid van een politieke partij.

Dat steeds minder mensen die moeite nemen, vind ik niet zo gek. Zo leuk zijn die Haagse baantjes werkelijk niet. Ik spreek niet alleen voor mezelf als ik vaststel dat ik het verblijf in die achterkamertjes graag aan anderen vergun. Na de ontzuiling en de ontideologisering hebben burgers er geen moeite mee politieke en bestuurlijke taken te delegeren naar professionals. Waar het om gaat is dat die lui hun werk goed doen. Daarin schuilt het probleem: niet in de kloof tussen kiezers en gekozenen, maar in de afstand tussen woorden en daden.

Dat de overheid er op belangrijke gebieden niet in slaagt to deliver the goods, wordt haar des te meer kwalijk genomen doordat ze zich de afgelopen decennia uitgerekend op dat punt had geprofileerd. Onder Lubbers ging de overheid zich presenteren als een 'gewone' instantie, zonder primaat, zonder speciale opdrachten en bevoegdheden, onderworpen aan economische afwegingen. Paars zette die lijn door: voortaan was de overheid niet meer een organisatie die grenzen stelt, maar een soort winkelier die service verleent. Juist op dat punt is nu een serie klinkende wanprestaties geleverd.

De overheid zou bedrijfsmatig gaan werken, maar is halverwege blijven steken. De parafernalia van de overheidsdienst zijn grotendeels ontmanteld: de ambtseed is afgeschaft, hiërarchie maakte plaats voor horizontale organisatievormen, economische afwegingen deden hun intrede. Vreselijkste voorbeeld van dat laatste: In Enschede deed de brandweer praktisch niets aan het controleren van bedrijven. Voor andere taken dan blussen en oefenen vroeg de brandweer de gemeente namelijk een financiële bijdrage, en daarop was de gemeente niet ingegaan - vandaar.

Een verschrikkelijker wanprestatie naar de klanten toe is nauwelijks denkbaar, maar de klant kan niet klagen of naar een ander lopen. De overheid ís immers helemaal geen winkelier, maar een monopolist. Daardoor worden klanten heel erg boos.

 

* * *

 

Volgens postmoderne bestuurskundigen lijden zulke kwade klanten aan een ernstige overschatting van de hedendaagse overheid. In de jaren negentig begonnen zij te verkondigen dat de nationale staat door de globalisering, de opkomst van ICT en de erosie van een gemeenschappelijke moraal zoveel terrein verliest dat ze 'virtueel' wordt. De politiek 'verplaatst zich' en het openbaar bestuur is niet meer aan een bepaald gebied gebonden. Het primaat van de politiek is daardoor achterhaald; we moeten naar anarchistische en chaotische vormen van bestuur. Volgens bestuurskundige Paul Frissen zijn medewerkers van postmoderne organisaties niet meer te beschouwen als 'dienaren van de leiding'. Verantwoordelijkheden moeten niet worden geconcentreerd maar juist gespreid.

In Nederland is dit gedachtegoed met groot enthousiasme verwelkomd. Goeroes als Frissen, en in zijn kielzog de topambtenaren die naar zijn lezingen kwamen luisteren, achtten de verplaatsing van de politiek onvermijdelijk. En dus - want maakbaarheid was uit - goed! Zo was Nederland er als de kippen bij om te gehoorzamen aan opdrachten vanuit Brussel, waarheen immers een groot deel van de politieke macht zich heeft verplaatst. We wisten bijvoorbeeld niet hoe gauw we moesten voldoen aan de Europese opdracht om de spoorwegen te privatiseren. Andere landen maakten juist geen haast met zulke niet-begeerde vormen van 'verplaatsing'. Zij traineerden die en zochten naar eigen vormen. Vergelijk de Nederlandse spoorwegen eens met bijvoorbeeld de Duitse en de Franse - en huiver.

Ook buiten politiek en bestuur sloegen de ideeën over verplaatsing van de politiek bij velen aan. Nog in 1999 zong historisch letterkundige Herman Pleij de lof van ons 'pragmatische' gedoogmodel, dat ons een nieuwe Gouden Eeuw zou brengen. Hij sprak van 'ons gouden gedoogelixir' en de 'zeer gewenste onduidelijkheid over de aan te spreken verantwoordelijken'. Ook gewone Nederlanders zagen deze aanpak wel zitten. Als het zonder plichten en verantwoordelijkheden kon - mooi toch? En we mochten er nog trots op zijn ook, want het was ons poldermodel! Het liedje uit de Postbankcommercial werd in 1996 niet toevallig een tophit: Vijftien miljoen mensen/op dat hele kleine stukje aarde/die schrijf je niet de wetten voor/die laat je in hun waarde. Daarmee was alles gezegd: mensen de wetten voorschrijven, was hen van hun waarde beroven. Ook minister Borst nam afstand van die bedenkelijke reputatie. Ze pleitte in 1999 voor 'onttuttelen', het vrij laten van burgers. Voortaan zou de overheid 'facilitator' zijn, leverancier van leuke dingen voor de mensen.

Het is allemaal maar een paar jaar geleden. Intussen vormt deze abdicatie van de politiek voor de samenleving als geheel een verbond met de duivel. De individuele burger krijgt de rekening pas later gepresenteerd, als de gevolgen niet meer 'de samenleving' of 'de anderen' treffen maar zijn dierbaren of hemzelf. Die kritische grens lijkt nu voor brede groepen bereikt. De meeste Nederlanders worden langzamerhand geconfronteerd met wachtlijsten, onveiligheid en falend openbaar vervoer. Het urgentiebesef rond de immigratie- en integratieproblematiek is sterk verhoogd door 11 september en door de opkomst en de dood van Pim Fortuyn.

Nu ook de interneteconomie, de privatisering en de globalisering geen panacees blijken, en Enschede en Volendam ons hebben geconfronteerd met de schaduwzijden van gespreide verantwoordelijkheid, komt ook het evangelie van de verplaatsingsgoeroes in een nieuw daglicht te staan. In weerwil van alle theorieën over de 'meervoudige identiteiten' van de postmoderne mens, identificeren mensen zich nog steeds met de plekken waar zij en hun kinderen wonen. We hebben instanties nodig die ons daar bescherming kunnen bieden. Dat moeten krachtige instanties zijn, niet gericht op een deelaspect van ons bestaan, maar in staat om op te komen voor 'heel de mens', van vlees en bloed, en om de saamhorigheid te ondersteunen die mensen nodig hebben.

Een reeks Nederlandse ministers heeft zich de afgelopen jaren van deze taak gedistantieerd onder verwijzing naar hun machteloosheid. Terwijl het ene na het andere kind stierf onder vrachtwagenwielen, zei minister Netelenbos de transportsector niet te kunnen verplichten tot het aanbrengen van de dodehoekspiegel. Reden: de macht daarover was naar Brussel verplaatst. Totdat het de dochter van Anna Enquist overkwam - toen kon het wel. 'Dan moet Brussel ons maar op de vingers tikken,' klonk het plots onvervaard.

Op andere, niet minder ernstige probleemgebieden heeft toevallig nog geen publicitaire ramp plaatsgevonden, en gebeurde dus niets. Als een kind van een bekende Nederlander niet onder een auto was gekomen maar gestorven was op een wachtlijst voor orgaandonatie, werd nu de rampzalige donatiewet gewijzigd, die jaarlijks tientallen doden vergt. Organisaties van nier- en hartpatiënten smeken om invoering van het Belgische geen-bezwaarsysteem, dat veel meer organen oplevert, maar Den Haag is niet geïnteresseerd.

De 'arrogantie van de onmacht', zoals Jos de Beus het heeft genoemd, werd ook door minister Korthals treffend vertolkt in zijn schikkingsregeling met de firma Vos. De directie was betrokken bij de handel in vervuilde glycerine die tientallen, wellicht honderden Haïtiaanse kinderen het leven kostte, maar het openbaar ministerie zag geen mogelijkheden om een strafrechtelijke vervolging in te stellen. De verantwoordelijkheden bij de firma waren gespreid over diverse afdelingen en personen - ongeveer volgens het model-Frissen dus. Dat was één reden om van vervolging af te zien. De tweede lag in de nieuwe oriëntatie van de overheid als winkelier. Korthals verklaarde in de Tweede Kamer dat hij het een 'ongelofelijk weinig economische manier van procesvoeren zou vinden' als het OM deze zaak niettemin ter hand zou nemen.

 

* * *

 

Klagen over dit soort woest makend cynisme van bestuur en politiek werd in de jaren negentig nog moeilijker door de Pikmeer-arresten, waarbij alle overheidsniveaus en hun leidinggevenden strafrechtelijke immuniteit kregen. Pikmeer! Nu, dat lieten de overheidsdienaren zich geen tweemaal zeggen. Ze pikten veel, meer, alles. In Enschede pikten Haagse en gemeenteambtenaren alle overtredingen van de vuurwerkfabriek. Na de ramp pikte het openbaar ministerie op zijn beurt alles van die ambtenaren, en zag af van vervolging van de overheid. Wel was het falen van de overheid een verzachtende omstandigheid voor de directie van SE Fireworks.

Sorry! Ook van rampburgemeester Mans werd gepikt dat hij bleef zitten alsof er niks gebeurd was. Hij liep voorop in de rouwstoet en getuigde van zijn woede en opstandigheid. Zoekplaatje: zoek de verantwoordelijkheden. Je vindt ze niet? Klopt - ze gingen de lucht in. Blijkbaar was zo'n ontploffing een Act of God. Daarom schoten we de verantwoordelijkheden ook maar de hemel in. Daar hoorden ze thuis en zouden ze eeuwig blijven rondcirkelen.

De afgelopen decennia waren, in een late echo van de jaren zestig, één grote exercitie in het wegduwen van verantwoordelijkheden - omlaag het veen in, omhoog de Europese ruimte in, het Pikmeer in, het gaf niet waarheen, als ze maar uit zicht verdwenen. Reuze handig voor politici en bestuurders. Als burgers dan bij je komen klagen, kun je alle kanten op wijzen behalve naar jezelf. Wijs omhoog, naar Europa, zoals Netelenbos deed bij de dodehoekspiegel. Wijs omlaag, naar de regio's, zoals Dijkstal deed als minister van Binnenlandse Zaken, toen hij niet kon vertellen hoeveel politieagenten Nederland telde. Wijs vooruit, naar het afgesproken evaluatietijdstip, zoals Borst doet als wanhopige patiënten komen vragen de desastreuze orgaanwet te veranderen. Maar wijs pas naar je eigen als er een publicitaire ramp dreigt.

Onlangs heeft de commissie-Roelvink geadviseerd de strafrechtelijke immuniteit van de overheid weer ongedaan te maken. Een pikminder-arrest dus. Opmerkelijk, want in de meeste landen is de overheid wel degelijk strafrechtelijk immuun. Toch getuigt Roelvinks advies van wijsheid: Nederland kan zich deze luxe eenvoudig niet meer permitteren. Enerzijds hebben we de ambtenaar als toegewijd overheidsdienaar afgeschaft en vervangen door een marktgerichte flexiwerker. Anderzijds werkt de tucht van de markt niet bij de gedwongen winkelnering die openbare diensten ons te bieden hebben. Zolang we die situatie laten voortduren, is een vorm van strafrechtelijke verantwoording het enige dat ons rest.

 

* * *

 

De omslag die Nederland op dit moment doormaakt, is niet minder historisch dan die van de jaren zestig. Net als toen komt een lang onderdrukt veranderingspotentieel tot uitbarsting, waarna gewenste maatschappelijke veranderingen in hoog tempo hun beslag krijgen.

Er is ook een verschil met de jaren zestig: de omslag heeft dit keer niet zozeer betrekking op de invoering van nieuwe ideeën en nieuw beleid, maar eerder op het herstellen van de band tussen beleid en uitvoering. Over het gewenste beleid zijn Nederlanders het in hoge mate eens. Dat geldt ook voor de immigratie- en integratieproblematiek: heel Nederland, de meeste immigranten incluis, vindt al lang dat je van nieuwkomers aanpassing aan en respect voor Nederlandse wetten en normen mag vragen, en dat de toestroom van economische vluchtelingen en gezinsvormers niet kan doorgaan. Het probleem was dat politici en bestuurders onvoldoende doordrongen waren van de urgentie van uitvoering daarvan. De afgelopen maanden is ook over die urgentie natiebrede overeenstemming gegroeid.

Ik denk daarom dat de kleur van het kabinet dat nu uit de bus komt, niet zoveel uitmaakt. In Nederland is de politieke samenstelling van de regering minder van belang dan de vraag of 'de tijd rijp is'. Zoals in de jaren zestig en zeventig kabinetten van elke kleur voor democratisering zorgden, en in de jaren tachtig en negentig kabinetten van diverse kleuren bezuinigden, dereguleerden en privatiseerden, zo zal nu elk denkbaar kabinet opkomen voor een assertiever optredende overheid en herstel van verantwoordelijkheden. Het woord 'assertief' gebruik ik bewust. Zoals burgers in de jaren zeventig assertiever werden door zich te onttrekken aan de bevoogding door 'hogerhand', zo moet de politiek zich nu onttrekken aan de bevoogding door de kluwen van oncontroleerbare instanties waaraan ze zichzelf had uitgeleverd.

   De opdracht voor het nieuwe kabinet ligt niet in politieke vernieuwing. Veel urgenter is het saneren van de uitvoering, het opruimen van de bestuurlijke warboel uit de afgelopen decennia. Tamboereren op politieke vernieuwing betekent alleen maar een nieuwe ronde van uitstel, van sleutelen aan randvoorwaarden en gepraat over structuren. Laten we, voordat we allerlei toeters en bellen gaan toevoegen aan ons politieke systeem, eerst eens zorgen dat ons bestuurlijke systeem doet wat het moet doen, door een duidelijke toedeling en handhaving van verantwoordelijkheden.

 

Terug naar overzicht met artikelen