Conservatieve beweging
WE ZIJN NIET SLECHT MAAR WEL SLOOM

 

[ Vrij Nederland, 3 maart 2001 ]

 

In mijn achterhoofd heb ik een lijstje van mensen die een oude kunst verstaan: zich ergeren. Ooit wil ik ze eens bij elkaar roepen voor een klein symposium waar de lof van de ergernis zal worden gezongen. Probleem is vooralsnog dat het zo'n kort lijstje is. Henriëtte Boas staat erop, en Bolkestein. Veel meer weet ik er niet. Wangedrag roept tegenwoordig bij de politieke klasse niet zozeer ergernis op, maar de vraag welke financiële incentives we kunnen bedenken om de betreffende gedragingen in normconforme richting om te buigen.

Het conservatief reveil van Andreas Kinneging c.s. roept bij mij dan ook in de eerste plaats vreugde op: ik kan weer een paar namen op mijn lijstje bijschrijven. Mensen die zich ergeren, en daarvoor uitkomen, tonen zich betrokken bij anderen. Echternis is de tegenpoool van onverschilligheid, en dus een deugd - misschien wel de grootste van Kinneging c.s. Ergernis leidt tot moraliseren en interveniëren, twee dingen die de laatste decennia veel te weinig gebeurden. Aan een ethische overtuiging heb je niets als je niet overtuigd bent van de waarde en juistheid ervan. Dus weg met het cultuurrelativisme, laat iedereen zijn gelijk maar proberen te halen.

De militante toon van Kinneging c.s. vind ik dus mooi. Je vond hem vroeger ook bij orthodox protestanten, maar in die kringen is die militantie na een eeuw sudderen in de verzuilingsprut allang gesmoord. Zelfs het GPV-Kamerlid Schutte blonk uit in bescheidenheid: u zult het wel raar vinden, maar zo doen wij dat nu eenmaal, was zo ongeveer zijn uitstraling. De enige die nog een beetje ernst maakt met de zekerheid des geloofs is Andries Knevel, met die wereld van zelfgenoegzaamheid achter die priemende ogen. En nu dus, op zijn manier, Andreas Kinneging.

Vergeleken bij Schutte blinken Knevel en Kinneging uit in brutaliteit. En waarom ook niet? Het zijn niet de minst belangrijke zaken waar ze het over hebben. Ik heb dan ook geen behoefte aan de smalende toon die Von der Dunk in de VN van vorige week over Kinneging aansloeg. En niet alleen de militantie van Kinneging c.s. kan ik waarderen, ook met de inhoud van hun betoog ben ik het in veel opzichten eens.

Waarover ik met hen van mening verschil, zijn hun middelen. Met morele oproepen kom je er niet. Een conservatief reveil is tandenloos, even tandenloos als zijn voorgangers, zoals Van Agts ethisch reveil, Brinkmans verantwoordelijke samenleving en Jurriaan Kamps Club van Schier. Evenmin hebben we een nieuwe ideologie nodig om de door Kinneging gesignaleerde misstanden te lijf te gaan. Von der Dunk constateert terecht dat alle politieke richtingen het wel eens zullen zijn met de door Kinneging als conservatief omschreven waarden als 'redelijkheid', 'billijkheid' en 'humaniteit'. De grote vraag is, vervolgt Von der Dunk, hoe we precies moeten vaststellen wat redelijk en billijk is.

Hier raken we naar mijn gevoel de kern van de zaak. Want dat het probleem hem vooral zou zitten in het operationaliseren van algemeen gedeelde waarden, dat geloof ik niet. Het is een voor de hand liggende diagnose, bijna vanzelfsprekend na veelvuldig gebruik. Maar misschien juist daardoor achterhaald, want onverbrekelijk verbonden met het tijdperk waarin politieke tegenstellingen vooral ideologisch van aard waren.

Tegenwoordig spelen ideologische verschillen een ondergeschikte rol, ook als het gaat om de hete hangijzers waarover Kinneging c.s. het hebben. Iedereen is het er bijvoorbeeld wel over eens dat de situatie rond criminaliteit en straatgeweld uit de hand is gelopen. Niemand vindt het 'redelijk' en 'billijk' dat burgers uit angst voor represailles zwijgen over criminele activiteiten van Hell's Angels of buurtterreur van straatbendes. De vraag is hier niet wat een betere situatie zou zijn, maar hoe we die denken te bereiken - en vooral hoeveel controle we daartoe bereid zijn te ondergaan en uit te oefenen.

Hetzelfde geldt voor wantoestanden op bestuurlijk gebied. Redelijkheid en billijkheid zijn ver te zoeken in de huidige arrangementen op sociaal-medisch gebied en openbare veiligheid. Dat komt niet doordat we niet in staat zijn te operationaliseren wat wenselijk is, maar doordat we in de euforie van dereguleren, privatiseren en decentraliseren uit het oog zijn verloren hoe we die gewenste toestand naderbij kunnen brengen.

Het lijkt me waarschijnlijk dat politieke meningsverschillen zich meer zullen gaan toespitsen op dit soort uitvoeringsaspecten - maar een bepaalde politieke gezindheid valt daaraan vooralsnog niet af te lezen. Op het ogenblik pleit het CDA bijvoorbeeld op veel punten voor meer overheidscontrole. Komt dat doordat het CDA een ideologie van staatsingrijpen vertolkt? Natuurlijk niet - het komt doordat paars de overheid zo'n beetje heeft afgeschaft en het CDA in de oppositie zit. Als de PvdA straks weer oppositiepartij is, kan zij haar oude etatistische kroonjuwelen weer oppoetsen.

Moet je' rechts' zijn om kritiek te hebben op het 'doorslaan' van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen sinds de jaren zestig en zeventig? Zijn de recente pleidooien voor meer 'leren' op school een uiting van conservatisme? De tegenstelling is niet meer links-rechts of conservatief-progressief. Op sommige punten zie je tegenwoordig SP en Christen Unie gezamenlijk optrekken. Bijna niemand in Nederland is nog links of rechts, en bijna iedereen is progressief.

Er is en er komt dan ook geen conservatieve golf. Degenen die daarvoor pleiten, halen twee ontwikkelingen door elkaar: de korte- en de lange-termijntrend. De lange-termijntrend is er een van voortgaande individualisering, secularisering en informalisering. Deze ontwikkeling heeft ons vooral bevrijding uit het keurslijf van knellende normensystemen opgeleverd. Maar sommige aspecten van die lange-termijntrend zijn in de laatste decennia van de afgelopen eeuw een beetje uit de hand gelopen. Zo ontwikkelden de opvattingen over persoonlijke ontplooiing zich van love and peace richting ikke ikke ikke en, zoals Kinneging schrijft, 'de verabsolutering van het zelfbeschikkingsrecht'.

Bijstellingen in deze korte-termijnontwikkeling komen in Nederland langzaam en verbrokkeld tot stand. Er moet eerst een flinke ramp gebeuren voor het zover is, en dan wordt er alleen iets ondernomen in de sector waar de ramp plaatsvond. Ik zag een cafébaas op tv die achttien inspectiediensten op bezoek had gekregen die de brandveiligheid kwamen controleren. Maar hoe zit het intussen - om alleen maar binnen het gebied van de veiligheid te blijven - met het op grote schaal vliegen over Amsterdam? Als er eentje op de stad valt, staan even later de bestuurders en managers van nu voor de enquêtecommissie en krijgen bijtend de vraag voorgeworpen hoe ze dat met hun geweten in overeenstemming brachten.

   Zo komen in Nederland beleidsaanpassingen tot stand: langzaam en ad-hoc. Ergerlijk. Een beetje opporren kan geen kwaad. Maar een nieuwe politieke beweging zal ons niet helpen: wat we nodig hebben is een snellere mars door alle politieke instituties

 

Terug naar overzicht met artikelen