ORA ET CALCULA
JIDDISCHE NON BABS FOERSTER WIJDDE ZICH NA DE NAZI-GRUWELEN AAN HET DANKEN VAN GOD

 

[ NRC Handelsblad, 23 december 2000 ]

 

Het is zeker tien jaar geleden dat juffrouw Kramer me voor het eerst vertelde over Babs Foerster. We zaten in haar stille voorkamer, zoals gewoonlijk omringd door stapels religieuze boeken. Juffrouw Kramer was toen al oud. Zij is mijn souffleuse voor katholieke zaken, een goedhartige oud-lerares met een diep geloof. Als je er gevoelig voor bent zou ze je nog het klooster in praten. Zoals ooit gebeurde met Babs Foerster. Babs, de jiddisje non.

De laatste tijd is juffrouw Kramer een beetje vergeetachtig en soms vertelt ze een oud verhaal opnieuw. Geeft niks, Babs is mijn favoriet. Het was kort na de oorlog, juffrouw Kramer gaf oude talen aan een katholiek meisjeslyceum. Babs zat bij haar in de klas, een joods meisje, uit Duitsland gevlucht en katholiek geworden. Ze kwam veel bij juffrouw Kramer thuis, en het liep erop uit dat zij zich aansloot bij een contemplatieve kloosterorde, de ongeschoeide karmelietessen.

Babs was geboren in Breslau, vertelde juffrouw Kramer, en daardoor nam mijn nieuwsgierigheid nog toe. Breslau, dat toen in Duitsland lag, was immers ook de geboortestad van de filosofe Edith Stein. Ook zij was een joodse vrouw die katholiek werd, tot de karmelietessen toetrad en naar Nederland vluchtte. Het verschil is dat Edith Stein in Auschwitz werd vermoord en later heilig werd verklaard, terwijl Babs nu als sister Katrin verblijft in een klein klooster in Cornwall. Ik wilde haar graag spreken, interviewen. Maar waarover precies? En kon ik zomaar een contemplatief klooster opbellen? Dit jaar deed ik het dan toch. Het eerste dat ik hoorde was een luid gegiechel op de achtergrond. Daarna zei een montere stem: 'Sister Katrin? Just a moment.' Even later sprak ik met Babs. 'Het is recreatie,' zei ze, 'vandaar het lawaai.'

Dat ik Babs dorst te bellen, kwam ook doordat ik intussen wist wat ik haar wilde vragen. De overeenkomst tussen haar en Edith Stein had me geattendeerd op de wonderlijke verhouding tussen joden en karmelieten, en daarvan begonnen me nu steeds meer voorbeelden op te vallen. Joden en karmelieten vormen an odd couple, al sinds de zestiende eeuw. De karmelietenorde werd toen hervormd door Santa Teresa de Avila. Onder haar leiding keerden de 'ongeschoeide karmelieten' terug tot de oorspronkelijke regel van stilte, eenvoud en vereenzelviging met Christus. Santa Teresa had - maar dat is pas veel later aan het licht gekomen - een joodse grootvader.

Dan heb je Titus Brandsma, een Nederlandse karmeliet. Hij was geen jood maar nam het voor de joden op. Brandsma was voor en tijdens de oorlog verantwoordelijk voor de katholieke pers en ging de katholieke kranten af om ze ervan te doordringen geen nazipropaganda te publiceren. Hij werd in 1942 in Dachau vermoord. In de jaren tachtig waren er opnieuw karmelieten in Dachau. Poolse karmelietessen begonnen er een klooster, net als in andere vroegere concentratiekampen. Toen ze ook in Auschwitz neerstreken, kwamen joodse organisaties in het geweer en maakte de paus er ten slotte een eind aan. Wat hebben ze toch met elkaar, de karmelieten en de joden?

 

Giechel en bulderlach

Karmelietessen leiden een bestaan van stilte en gebed, afgesloten van de buitenwereld. Babs blijkt zich een beetje zenuwachtig te hebben gemaakt nu ik, samen met fotografe Marian van de Veen, deze rust kom verstoren. Dat blijkt als we een half uur te laat aan de poort van Sclerder Abbey kloppen. We worden toegelaten tot een schaars verlicht vertrek, dat in tweeën wordt gedeeld door een soort brede toonbank: de grens tussen de binnen- en de buitenwereld van het klooster. Achter de toonbank is Babs zichtbaar, in een setting die het midden houdt tussen een etalage en een kijkdoos.

'U bent te laat,' zegt ze. 'Dat had ik niet verwacht.'

Ja, we zijn te laat, maar het is eerlijk niet onze schuld! Op weg naar Sclerder liepen we een stukje over het wandelpad dat langs de rotsige zuidkust van Cornwall voert. Daar struikelde Marian over een uitstekende wortel, viel voorover en kwam lelijk op haar hand terecht. Ze laat hem zien: hij begint te zwellen. Babs haalt er een medische non bij, sister Sally-Ann, die opdracht geeft meteen naar het ziekenhuis te gaan voor foto's.

De volgende dag keren we terug met één hand in het gips. Vergeten is de gereserveerde ontvangst van gisteren. De nonnen hebben gebeden voor Marian, wat haar geen miraculeuze genezing heeft gebracht, maar wel het uitblijven van pijn en vier vingers vrij van gips, waarmee heel voorzichtig een camera kan worden vastgehouden en de sluiter ingedrukt. Het levert foto's op die de eenzaamheid en de stilte van het leven in Sclerder Abbey nog lijken te accentueren.

Babs heeft wel iets van een jiddisje memme, zoals ze vertrouwelijk over de toonbank naar ons overleunt. Ze is warm en geestig, maar kan ook heel koket en direct uit de hoek komen. Al te impertinente vragen worden afgewimpeld met een bulderlach, waarbij haar grote gezicht haast uit de pij springt van plezier. Ze heeft ook een giechel in huis waarmee ze een discussie genadeloos kan beslechten, op een manier die geen tienermeisje haar verbetert. Dan weer is ze vlijmscherp. 'Stel nu eens dat..,' waarna een onwelgevallig standpunt strikt logisch wordt gefileerd. Rechten studeren had haar ook wel wat geleken, vertelt ze. 'Dat zat me in het bloed. De vader van mijn moeder was rechtsgeleerde. Mijn vader was advocaat. Hij behoorde tot de vooraanstaande joodse burgers, en in 1934, een jaar na Hitlers machtsovername, werd hij als een van de eerste joden opgehaald. Hij is diezelfde nacht doodgeschoten.

'Mijn moeder probeerde met ons naar het buitenland te vluchten. Uiteindelijk wist ze in januari '39 mij en mijn zusje Renate op een boot naar Engeland te krijgen. Je had daar joodse families die Duitse joodse kinderen adopteerden. Er gingen schepen met kinderen van Hamburg naar Engeland, alleen kinderen. Wij kwamen bij een rijke familie terecht, die ook heel orthodox was. Dat was nieuw voor ons. Mijn vader ging wel op vrijdagavond naar de synagoge maar de sfeer bij ons thuis was liberaal-joods.'

Op een goede dag in 1938 ging Babs' moeder naar een advocaat in Berlijn. 'En in de wachtkamer vertelde zij haar geschiedenis: dat haar man was vermoord en dat zij graag naar het buitenland wilde. Er zat een heer in de wachtkamer, een katholieke zakenman uit Amsterdam, en die zei toen: "Het beste voor u zou zijn dat u een Nederlander trouwt, dan bent u Nederlandse en kunnen ze u niets meer doen." Mijn moeder lachte: erg leuk, maar waar haal ik een Nederlander vandaan? En die heer zegt: "Ik wil met u trouwen." Dat werd in die tijd wel meer gedaan. Zes weken trouwen en dan scheiden, om iemand te redden. Maar zij zijn nooit meer gescheiden, en hij is een buitengewone vader voor ons geweest.'

 

 

'We waren zó blij'

In 1939 kwam Babs' moeder, die nu in Amsterdam woonde, naar Londen en haalde haar dochters op. Ze werden illegaal het land in gesmokkeld, in die tijd zat Nederland praktisch op slot voor joodse vluchtelingen. Intussen bleek Babs' moeder niet alleen getrouwd, maar ook katholiek geworden. 'Dat had ze gedaan voor mijn vader. Die kwam uit een ouderwets katholiek gezin met zestien kinderen. En toen wij naar Holland kwamen, heb ik gezegd: Mama, als jij katholiek bent, dan word ik het ook. Ik wil hetzelfde wat jij doet. Dat kwam door die scheiding in Engeland.'

Toen de bezetting begon en de Duitsers hun anti-joodse maatregelen uitvaardigden, zat Babs op het Fons Vitae, het katholieke meisjeslyceum in Amsterdam. Voor de Duitse rassenwetten maakte dat niets uit: ze was nog steeds voljoods. 'Mijn moeder was nog tamelijk safe omdat ze getrouwd was met een niet-jood. Maar Renate en ik moesten de ster dragen en na de eerste klas mocht ik niet meer naar school. Ik ben toen zo'n beetje thuis ondergedoken. Mijn vriendin, met wie ik nog steeds bevriend ben, kwam elke dag naar mij toe, we deden samen het huiswerk en zij kreeg bij ons middageten. Daardoor heb ik geen schooljaar hoeven te missen.'

Intussen waren de deportaties begonnen. Op 26 juli 1942 publiceerde het katholieke episcopaat samen met een aantal protestantse kerken een fel protest tegen de behandeling van de joden. De verklaring werd in de kerken voorgelezen, ook bij Babs in de kerk. 'Ik kan me herinneren: wij gingen die kerk uit en we waren zó blij dat dit gezegd was. Dit zou helpen, dachten we.' Maar de nazi's sloegen op de hardste manier terug. De volgende zondag werden alle katholiek gedoopte joden opgepakt. Tot hen behoorde Edith Stein, die werd weggehaald uit een Limburgs karmelietessenklooster, en via Amersfoort en Westerbork naar Auschwitz werd gevoerd.

Maar ook Babs en haar zusje waren gedoopte joden. 'Wij werden afgehaald en in een speciale tram naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Mijn moeder is toen vrijwillig meegegaan. Ze wilde ons niet in de steek laten als we naar het concentratiekamp moesten. Maar mijn vader is gauw naar de Hollandse Schouwburg gekomen. Hij kon erg goed praten, en heeft daar toen bewakers omgekocht. Later heeft hij opnieuw met veel geld voor elkaar gekregen dat hij officieel als onze vader werd geregistreerd, zodat wij halfjoods waren. En dat maakte het hele verschil uit, toen konden we alles weer doen. Ik zei altijd tegen hem: jij bent echt mijn vader; ook al heb je me niet het leven gegeven, je hebt het me teruggegeven. Als we hem niet gehad hadden... pfoe!'

 

'Miss Shylock'

Na de oorlog kwam Babs in de klas bij juffrouw Kramer. Ze was op dat moment niet erg bewust katholiek. 'Ik geloof dat ik wel naar de kerk ging, maar het zei me niets.' Dat veranderde een paar jaar later, toen ze juffrouw Kramer weer tegenkwam bij een reünie. Ze spraken af samen Plato te gaan lezen, maar het werd meer praten dan lezen. In 1954 trad Babs in bij de karmelietessen in Egmond. Twee jaar later werd ze naar IJsland gestuurd, waar Nederlandse karmelietessen een dependence hadden gesticht. In '83 moesten ze sluiten, wegens gebrek aan roepingen. Sindsdien, zeventien jaar nu, verblijft ze hier in Sclerder, met eerst elf, nu acht medezusters. Babs is 71 en nog volop actief. Sinds jaren neemt zij alle financiële zaken van het klooster voor haar rekening.

Ze spreekt vloeiend Nederlands, met af en toe een Engels woordje. Misschien heeft ze het zo goed onthouden doordat er in het klooster zo weinig gesproken wordt. 'Je kunt wel spreken over het werk, maar niet kletsen. Recreatie is de enige tijd dat we samenkomen en spreken. De laatste tijd doen we eens in de week een spelletje scrabble. Ik hou daar erg van, maar ik heb een handicap, want ik heb mijn Engelse vocabulaire alleen maar geleerd van de zusters...' en ze barst weer eens in lachen uit.

 

Is Engels nu uw voertaal, u droomt in het Engels zeg maar?

 

'...Ik bid in het Hollands...'

 

Sorry, dat had ik moeten vragen natuurlijk.

 

'... en ik tel in het Hollands! Dat is heel gek, boven de boekhouding zit ik altijd in het Nederlands te tellen. Mijn zus, die nogal in psychologie is, zegt: dat is altijd zo. Bidden en tellen zijn de basic things die je als kind leert.'

 

Bid en tel. Ora et calcula, een mooi devies voor joods-katholieke eucumene. Feit is dat Sclerder Abbey kan bogen op een gezonde financiële basis. Vroeger dreven de zusters een hostiefabriekje, maar vier jaar geleden zijn ze daarmee gestopt. Ze lieten een nieuwe vleugel bouwen en begonnen daarin een tehuis voor bejaarde zusters. 'We hadden heel goede machines voor het maken van die hosties en die hebben we toen aan Anglicaanse Benedictijnen gegeven. Met als voorwaarde dat zij ons goedkoop hosties zouden leveren, die wij weer konden doorverkopen. Zo hebben we onze eigen klanten kunnen houden.'

 

Bent u me daar in de handel terechtgekomen.

 

'Nou ja, een goede vriendin van mij placht me aan te duiden als Miss Shylock. Ik vond dat wel grappig. Toen die Anglicaanse Benedictijnen hier kwamen om over de machines te praten - vader abt en pater econoom - vertelde ik dat ik zo genoemd werd omdat ik de financiën deed én joods was. Toen keken ze elkaar aan, en die abt wees naar de econoom en zei: Hij ook!'

 

De bel klinkt, Babs moet naar de vespers. Ze heeft maar korte stukjes tijd tussen haar verplichtingen. Morgen mogen we een laatste keer komen. Ze schikt zich onder het raam, de enige plek waar voldoende licht naar binnen valt om foto's te maken.

 

 

Edith Stein

De volgende middag is mijn laatste kans om Babs haar meningen te ontlokken over de merkwaardige verwikkelingen tussen joden en karmelieten. Uitgangspunt is Edith Stein, de eerste joodse heilige sinds de apostelen. Paus Johannes Paulus II jaste in 1998 haar heiligverklaring erdoor, als onderdeel van zijn streven naar toenadering tussen joden en katholieken, en ter voorbereiding van zijn bezoek aan Jeruzalem. Eén mager wondertje volstond om Edith heilig te verklaren, de genezing van een Amerikaans meisje in 1987. Maar waarom koos de paus juist haar als symbool van de verbondenheid tussen joden en katholieken? Hij had ook kunnen kiezen voor een katholieke boer die joodse kinderen verborg. Of voor Titus Brandsma, die al bijna vijftig jaar op zijn heiligverklaring wacht.

Joodse organisaties waren woedend toen juist Edith Stein heilig werd verklaard. Het Simon Wiesenthal Centrum sprak van een poging 'to christianize the Holocaust'. Verschillende katholieke uitlatingen lijken dat vermoeden ook te ondersteunen. 'Het mysterie van het kruis spoorde Edith Stein uiteindelijk aan om het hoogste offer te brengen,' zei de paus bij de heiligverklaring. En op Carmelnet, de website van de Britse karmelieten, lees ik: 'She died a martyr for the Christian faith after having offered her Holocaust for the people of Israel.' Dat is dus het officiële standpunt van de karmelieten orde.

'Ja..,' reageert Babs met stemverheffing, 'maar ik kan daarvan afwijken. Ik geloof dat Edith Stein een heilige was. Ik was ook erg blij toen ze heilig werd verklaard. Dat is de grootste eer die de kerk iemand kan bewijzen. Maar ik geloof niet dat Edith Stein een martelaar was. Een martelaar was bijvoorbeeld Titus Brandsma. De Gestapo gaf hem de keuze: stoppen, of je gaat naar het concentratiekamp. Hij ging door, werd naar Dachau gevoerd en stierf daar. Dus hij had de keuze en hij werd een martelaar. Maar zij is gestorven omdat ze jodin was, er viel niets te kiezen. Ze is altijd zeer joods gebleven. Ze was er trots op dat ze jodin was. Ik ook, dat is het eerste wat ik mensen vertel.'

 

Heeft Edith Stein zelf ook niet bijgedragen tot dat beeld van martelaar? Zij schreef: 'Ik zei Onze Heer dat ik wist dat het Zijn kruis was dat nu over het joodse volk werd gesteld. (..) Onder het kruis doorgrondde ik de bestemming van Gods volk.'

 

'Ik weet het niet, of zij die dingen aanvaardde. Dat je het kruis opneemt, betekent niet dat het een straf is. Je hebt het lijden dat je opgelegd wordt door anderen, maar je hebt ook het lijden dat je ondergaat. En het lijden dat zij onderging - Edith Stein drukte dat misschien een beetje mystiek uit - was als het ware een verlenging van het kruis van Christus. De gedachte van de joodse lijdensweg als straf heeft de kerk al na het Tweede Vaticaans Concilie opzij gezet. Toen zijn alle verwijzingen naar "perfide joden" en de verantwoordelijkheid van de joden voor Jezus' kruisiging uit de liturgie geschrapt.'

 

Maar toen Edith Stein in het klooster ging, zaten ze er nog in, en toen u intrad ook.

 

'Maar het was niet mijn standpunt,' zegt ze pertinent. Volgt een haast talmoedische redenering: 'Ik kan het me niet voorstellen, dat het werkelijk een straf zou zijn. Christus zegt aan het kruis: vader vergeef hen, zij weten niet wat zij doen. Dat zijn de woorden van Christus zelf. Als je nu dus zegt: dit alles is de straf daarvoor, dan zeg je met andere woorden: de Vader heeft dat gebed van Christus om vergeving niet verhoord.'

Babs wil nog iets anders zeggen over de oorlogsgeschiedenis van joden en katholieken. Over paus Pius XII, die zich nooit duidelijk uitsprak tegen de jodenvervolging en daardoor in een slecht blaadje is komen te staan. 'Ik vind het heel erg, wat ze nu van hem zeggen. Aartsbisschop De Jong van Utrecht deed in 1942 die moedige uitspraak tegen de jodenvervolging, maar wat heeft hij bereikt? Precies het tegenovergestelde. Pius XII wist wat er in Holland gebeurd was. Als hij zich op dezelfde manier had uitgesproken - niemand weet wat er dan gebeurd zou zijn. Het is ook een feit dat er veel joden ondergedoken zijn in het Vaticaan. Dus zelfs als je zou aannemen dat hij beter het andere besluit had kunnen nemen, dan nog heeft hij in goed geweten de verkeerde beslissing genomen.'

 

Veel mensen zeiden na de de nazigruwelen: God is dood. U ging het klooster in om uw leven te wijden aan het danken van God. Dacht u nooit: hoe kon God dit toelaten?

 

'Ja, maar daar is het juist waar Christus erbij komt. We hebben nu net Goede Week en Pasen gehad. Als je dat allemaal meebeleeft en echt gelooft dat hij dit gedaan heeft door ons en voor ons, dan ga je van hem houden. Hij kwam en heeft het lijden op zich genomen. Hij kwam niet om het te verklaren, heb ik ergens gelezen, maar om het betekenis te geven.'

 

Dat gold dan misschien voor het lijden van Christus, maar had de lijdensweg van de joden een betekenis?

 

'Dat weet ik niet. Dit zijn zeker belangrijke vragen, voor mij ook. Maar het zijn geen vragen waar ik het antwoord op weet. Geloven is weten, maar niet een mathematisch weten. Dezelfde dingen gebeuren nu. Er is een immens lijden en dat is de grootste vraag die er is: de betekenis van het lijden. Door de hele geschiedenis van het jodendom is het lijden een rode draad. Heeft het zin? Ik geloof: ja.'

 

 

Specialisten in lijden

Hora Est! Dit keer niet doordat de bel luidt, maar doordat sister Stella Francis of Saint Joseph, de priorin, en sister Sally-Ann komen binnengetreden. Alle aandacht gaat verder uit naar Marians hand, die door de jiddisje non, de medische non en de priorin wordt bestreeld, gepampered, beklaagd en geruststellend toegesproken. Dankzij die hand was het ijs de eerste keer meteen gebroken, bekent Babs. Toen er een half uur te laat op de poort werd geklopt, stonden daar een Jozef en een hulpbehoevende maagd Marian.

Door Marians offer waren we in één klap doorgedrongen tot de core business van de karmelietessen: bidden en lijden. De lijdensweg van de mens en die van de Heer, aan elkaar geknoopt op een manier die ik wel nooit zal snappen. Maar de karmelieten zijn niet de enigen die in lijden zijn gespecialiseerd. Ook de joden zijn er nogal goed in thuis, maar dan meer als praktijkdeskundigen. De vraag is nu: wie mag er met zijn vingers aan wiens lijden zitten?

   Babs begrijpt het heel goed, dat karmelietessen bijvoorbeeld willen bidden in Auschwitz, 'voor de mensen die daar gestorven zijn en ook voor de mensen die daar zo vreselijk gezondigd hebben.' Maar ze weet ook: 'Wat het kruis voor een karmeliet betekent, betekent het niet voor de joden. Misschien was, zonder al die eeuwen vervolging van de joden door de christenen, Hitler niet mogelijk geweest. Dus ik geloof: als de joden dit voor zichzelf willen, wie zijn wij dan om ons op te dringen? Dat zou Christus niet gedaan hebben.'

 

Terug naar overzicht met artikelen