STEM SCHUTTE!

 

[ Intermediair, 29 april 1994 ]

 

Ben ik de enige? Bij alle verwarring over de vraag op wie ik moet stemmen, is er één strohalm die tenminste enig houvast verschaft. Dat is mijn vermogen tot ergernis. Waarom weet ik in ieder geval zeker dat ik niet op de PvdA stem? Omdat die partij, en veel van haar kopstukken, me zo verschrikkelijk èrgeren.

Ik weet nog die keer dat Relus ter Beek zijn jongens in Bosnië de Playboy liet opsturen. Getver, toffe Relus die je met een knipoog vieze blaadjes toestopt. Een stel staatstieten voor boven je brits. Respect voor privacy? Terugtredende overheid? De overheid sloop hier juist naderbij: achter Relus stond niemand anders dan Heer Albedil zelf, in zijn naakte verschijningsvorm van Heer Aldebil.

Het was bij die gelegenheid dat mijn aandacht voor het eerst getrokken werd door het Gereformeerd Politiek Verbond. Het was de enige partij die het de moeite waard vond de smakeloosheid van Relus' zending aan de orde te stellen.

* * *

O, wat kan ik me ook ergeren aan Hedy d'Ancona. Laatst nog in het tv-programma De Kloof. Kwade autochtone bewoners van wijken waar de CP hoog scoorde, luchtten hun hart. Een mevrouw vertelde dat in het buurthuis allochtone kaartclubjes gesubsidieerd worden terwijl autochtone klaverjassers de volle mep moeten betalen. D'Ancona toonde zich onthutst. Was het werkelijk waar? En vonden die autochtonen dat ècht zo erg? 'Weet u wat, mevrouw, komt u gauw een keer bij mij op de thee om daar àlles over te vertellen.' D'Ancona is als minister van WVC verantwoordelijk voor buurthuizen, en besteedt jaarlijks vele miljoenen aan onderzoek naar etnische verhoudingen. Gruwelijke ergernis!

Bijna even erg ergerde ik me aan Roel van Duyn, lid van de Amsterdamse gemeenteraad voor de Groenen. Onlangs ondernam hij de reis naar het verre westen van de stad. Hij had gelezen dat veel mensen daar op Janmaat hadden gestemd en ging nu persoonlijk poolshoogte nemen. Nadat hij veilig was teruggekeerd maakte Van Duyn bekend dat hij met ingang van heden voorstander was van een spreidingsbeleid voor buitenlanders, en tegenstander van positieve discriminatie. Ook moeten langdurig werklozen desnoods gedwongen worden vrijwilligerswerk te doen.

Ging Van Duyn 'om' door wat hij daar hoorde? Onmogelijk. De Amsterdamse stadszender AT5 liet zien hoe Van Duyn niet informeerde maar moraliseerde. Iedere vraag behelsde ook een nauwelijks verhuld verwijt. Door zijn vragen kan Van Duyn niet wijzer zijn geworden. Dat het taboe op de immigrantenproblematiek wordt doorbroken, komt niet doordat politici meer weten, maar doordat ze meer durven. De wal keert het schip, waardoor de consensus verschuift en de Nederlandse politici met z'n allen door de bocht gaan. Als het om 'heikele' kwesties gaat gedragen volksvertegenwoordigers van de meest geïndividualiseerde natie ter wereld zich als de Opperste Sovjet tijdens een zuivering.

Ook op dit gebied blijkt het GPV een uitzondering. Vergeleken bij de salto mortale van Roel van Duyn en het treurige gedraai van D'Ancona blinkt het GPV uit door eenduidigheid. Van burgers van buitenlandse afkomst mag worden verwacht dat ze zich 'positief opstellen tegenover de Nederlandse cultuur, rechtsgewoonten en publieke instellingen.' Bij naturalisatie moet de bereidheid daartoe zorgvuldig worden getoetst. Er moet op worden gelet dat de Leerplichtwet ook door allochtone kinderen wordt nageleefd.

Schutte en Van Middelkoop behoren niet tot degenen die nu opeens met dit soort standpunten komen aanzetten. Zij kijken niet angstvallig om zich heen alvorens een standpunt in te nemen. Het GPV wacht niet tot 'de tijd rijp is.'

* * *

Drees jr liet zich ooit ontvallen dat hij best lid had kunnen zijn van een reformatorische partij. 'De gereformeerden in Nederland en de socialisten in de SDAP en de vroegere PvdA hadden bepaalde overeenkomsten,' zei hij onlangs in HP/De Tijd. 'Ze waren nogal sober, hadden een tamelijk puriteinse moraal en moesten een beetje grinniken om wat er ten zuiden van de grote rivieren gebeurde.'

Sociaaldemocraten en protestanten, dat ging in Nederland altijd al goed samen. Drees sr en Den Uyl werden beiden protestants opgevoed. Dominees hebben vanaf het begin een belangrijke rol gespeeld in de socialistische beweging. De SDAP en de AJC waren wel antiklerikaal maar zeker niet anti-christelijk.

Gereformeerden en socialisten hebben de heilsverwachting gemeen: de eersten verwachten een nieuw Jeruzalem, de laatsten een 'klare schone dag'. Ze hebben ook een kardinaal verschil: sociaaldemocraten gaan uit van het goede, gereformeerden van het kwade in de mens. 'Het goede dat ik wil doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dàt doe ik,' zo staat het in Romeinen 7. 'Zo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt; want ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens, maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds.'

Twee keer is in deze eeuw gebleken dat de rooskleurige mensvisie van de sociaaldemocraten een gebrekkige toerusting vormt voor moeilijke tijden. Een paar jaar voor de oorlog richtte de christen‑socialist Nico Stufkens zich in zijn pamflet 'Het Evangelie in de Jongerenwereld', tot de jongerenafdeling van de SDAP, de AJC, die toen gold als de hoedster van de zuivere sociaaldemocratische leer. Stufkens hield de AJC'ers voor dat hun ethiek grote zwakheden vertoonde door hun onrealistische kijk op de kwade kanten van de mens. In dit opzicht, meende hij, konden de sociaaldemocratische beginselen zich niet meten met die van het Evangelie.

Tijdens de oorlog hebben gereformeerden - acht procent van de bevolking toen - een kwart van alle in Nederland ondergedoken joden gehuisvest. De AJC'ers wisten maar een klein deel van hun joodse vrienden te redden; meer dan 350 van hen werden weggevoerd. Een 'rampenplan' voor hun bescherming ontbrak: hoewel het fascisme jarenlang hun vijandbeeld had beheerst, bleven AJC'ers geëxalteerd rondspringen in plaats van illegale netwerken voor te bereiden.

Toch klonk op de Paasheuvel kort na de oorlog alweer het populaire AJC‑lied Beurt onze vlaggen:

Beurt onze vlaggen boven 't hoofd

Zij komen, rood als fonk'lend bloed,

Verkonden wat ons hart gelooft:

De mens is goed!

Later verstomde dat gezang, maar het ongelofelijke gebeurde: de naoorlogse generatie maakte, bij al haar kritiek en protest, precies dezelfde fout. Ook de naoorlogse sociaaldemocraten vertrouwden op de goedheid van de mens en moesten daarvoor het gelag betalen in een periode waarin die juist zwaar op de proef werd gesteld. Zij hielpen een grootschalige verzorgingsstaat van de grond, maar verzuimden deze tijdig te wapenen tegen de vele verborgen verleidingen die zo'n stelsel met zich meebrengt - verleidingen die appelleren aan het egoïstische in de mens.

* * *

In 1942 deed de generale synode van de Gereformeerde Kerken een uitspraak over de 'veronderstelde wedergeboorte' van kinderen van gereformeerde ouders, en eiste van alle gereformeerde predikanten dat ze over dit leerstuk een soort loyaliteitsverklaring zouden ondertekenen.

Een aantal bezwaarden vond deze opvatting echter niet ver genoeg gaan: het was absoluut zéker dat God ook de kinderen Zijn Verbond niet onthield. Gebruik makend van artikel 31 van de Dordtse Kerkordening weigerden ze de synodale uitspraak te onderschrijven. In '44 zette de synode alle bezwaarden af. Daarmee was de scheuring een feit. Met de voorlezing van de Acte van Vrijmaking, opgesteld door de Kamper hoogleraar Klaas Schilder, werden de Gereformeerde Kerken (onderhoudende art. 31 K.O.) geboren.

In 1948 werd het 'vrijgemaakte' zuiltje uitgebreid met een politieke partij. Het Gereformeerd Politiek Verbond is niet formeel aan de vrijgemaakt gereformeerde kerk verbonden, maar van leden wordt wel verwacht dat ze de vrijgemaakte confessie onderschrijven.

Aansluiting bij de al sinds 1918 bestaande Staatkundig Gereformeerde Partij was onmogelijk. De SGP wil van Nederland een theocratische staat maken. Het GPV verwerpt ieder fundamentalisme en wil een strenge scheiding tussen kerk en overheid. Verder kenmerkt de SGP zich door een nogal 'lijdelijke' inslag: we zijn op aarde maar vreemdelingen, de overheid moet zich beperken tot een bewarende, ordinerende taak. Daartegenover stelt het GPV de 'cultuuropdracht'. God heeft de mens op de aarde gezet om deze te bewerken. De overheid moet daartoe een economisch actief beleid voeren. Daarbij kiest het GPV voor werk boven inkomen.

Pas in 1963 maakte een GPV'er, G.J. Schutte, zijn entree in de Tweede Kamer. In 1989 volgde als tweede E. van Middelkoop. Een geleidelijke groei, gelijk-op met die van het aantal vrijgemaakten. Het ledental van de kerk is nu 120.000. De orthodox gereformeerden hebben als enige autochtone geloofsrichting in Nederland nog steeds grote gezinnen: gemiddeld 4 kinderen, tegen 1,6 voor de hele Nederlandse bevolking. Er is nauwelijks kerkverlating onder de jeugd: wat dat betreft lijken de vrijgemaakten hun oerstelling, dat ook de kinderen het Verbond zekerlijk deelachtig worden, eigenhandig waar te maken.

* * *

'Om een geloofwaardige overheid' heet het verkiezingsprogramma van het GPV. Geloofwaardigheid is volgens de partij des te belangrijker nu tussen overheid en burgers toch al een zekere verwijdering ontstaat. Door ontkerstening en verminderde steun voor beginselpolitiek kan de overheid minder dan voorheen rekenen op een vanzelfsprekend draagvlak.

De belangrijkste verkiezingsitems zijn eendeels niet zo bijzonder - vermindering van de criminaliteit, verantwoord omgaan met het milieu, werk boven inkomen - en anderdeels typisch christelijk: anti-euthanasie en -abortus, anti-gokken. Maar de niet zo bijzondere items worden bijzonder in hun uitwerking: daaruit spreekt inderdaad een consequente visie op een geloofwaardige overheid. 'Actueel rentmeesterschap' vergt bijvoorbeeld dat milieubeleid 'voluit overheidsbeleid' is. Het GPV is evenals andere partijen voor een mineralenboekhouding door boeren, maar zegt er in één adem bij dat de handhaving een belangrijk knelpunt is en dat een goede controle verzekerd moet zijn. Het GPV wil een bredere toepassing van het beginsel 'de vervuiler betaalt'. Ter beperking van het autogebruik bepleit de partij maatregelen die de automobilist hard en direct in zijn portemonnee treffen.

De typisch christelijke items liggen deels op het gebied van samenlevingsvormen: het huwelijk blijft de hoeksteen, echtscheiding wordt 'ontmoedigd', adoptie en K.I. mogen alleen binnen het huwelijk, de overheid is terughoudend in het subsidiëren van crêches. Abortus moet in principe verboden worden: als mensen gaan beschikken over het ongeboren leven, lappen ze het zesde gebod, gij zult niet doodslaan, aan hun laars. Daarnaast moet de zondag, zoals het vierde gebod voorschrijft, geheiligd blijven. Winkels horen dan dicht te zijn, en tentoonstellingen, bibliotheken en dergelijke liefst ook. De overheid moet vloeken door militairen in diensttijd zo veel mogelijk tegengaan.

Jammer maar helaas: you can't win them all, zeker in de huidige partijpolitieke constellatie. Maar dat is niet het hele verhaal. Sommige van die typisch christelijke items blijken bij nadere beschouwing te resulteren in beleidspunten met een progressief gehalte waaraan de huidige PvdA een puntje kan zuigen. Zo wenst het GPV een 'drastische beperking van het aantal speelautomaten en andere gevaarlijke kansspelen'. Rechtstreeks afgeleid uit het tiende gebod (gij zult niet begeren...), maar geheel in lijn met een sociaaldemocratische opvatting die de PvdA inmiddels verloochend heeft: dat inkomen verworven moet worden door er iets voor te presteren.

In 1986 werd de Wet op de Kansspelen gewijzigd, en wel zodanig dat het gokautomatenwezen sindsdien een vlucht heeft genomen als welhaast nergens in West-Europa. Wat betreft de bedragen die je kunt winnen of verliezen steeg Nederland tot eenzame hoogte. Daardoor nam niet alleen het verslavingsrisico enorm toe, maar ontstonden ook unieke mogelijkheden voor het witten van zwart geld. Jarenlang was het GPV met zijn bezwaren hiertegen een roepende in de woestijn. Uiteindelijk wilden PvdA en CDA er wel iets aan doen, maar dan met het slappe doekje van het 'convenant'. De gokkasten mochten blijven staan en de cafetariahouder werd de uiteindelijk verantwoordelijke.

De laatste tijd is het GPV niet meer de enige partij die aandringt op een wettelijke regeling. Hetzelfde pleidooi wordt nu gehoord vanuit een groeiend aantal gemeenten die het eerst met een convenant probeerden, maar constateerden dat daarmee hoogstens een stabilisatie van het probleem werd bewerkstelligd. De ene na de andere stad legt het automatenwezen nu effectief aan banden.

* * *

'De gave van de seksualiteit wordt vaak misbruikt als voorwerp van exploitatie,' stelt het GPV-verkiezingsprogramma. Het behoort tot de 'eigen taak van de overheid deze publieke exploitatie tegen te gaan.' Nog zo'n item uit het christelijke kanarieboekje?

Kinderporno is in Nederland officieel verboden, andere porno 'moet kunnen.' Zo heeft iedere Nederlandse pornoshop een hoekje met films waarin mensen worden gefolterd. De afbeeldingen op de videocassettes tonen vrouwen, opgehesen aan hun borsten, die daarbij praktisch worden afgekneld. Lichamen als kantkloskleedjes, volgestoken met spelden en naalden. Grotesk uitgerekte geslachtsdelen, verzwaard met gewichten van het soort waarmee de kruidenier vroeger een kilo basterdsuiker afwoog. Alle marteltechnieken die met het voortschrijden van de beschaving uit het strafrecht zijn gebannen, keren hier terug, bij onschuldigen en voor de lol.

In het huis van de Zwitser O. werden videobanden met gruwelijke kinderporno gevonden, deels zelf vervaardigd, deels gekocht in een Amsterdamse sexshop. Een actualiteitenrubriek ging op zoek en bleek zonder enige moeite vergelijkbaar spul 'onder de toonbank' te kunnen aanschaffen. De politie reageerde, wie had het anders verwacht, 'onthutst'.

In Engeland is een wet in de maak die een officiële filmcensuur voor geweldsfilms invoert, en twee jaar gevangenisstraf stelt op het verhuren of verkopen van zulke films aan kinderen. In Nederland maakt men zich op om de filmkeuring af te schaffen en de verantwoordelijkheid voor de verkoop of verhuur aan kinderen bij bioscoopexploitanten en videoverhuurders te leggen. Zijn zij niet de deskundigen bij uitstek en staan zij niet 'het dichtst bij de mensen'?

Natuurlijk was de PvdA, toen dit plan vorig jaar in de Kamer werd besproken, weer het meeste vóór. Het GPV verzette zich. Het was de enige partij die waagde te betwijfelen of in deze bedrijfstak louter verantwoordelijke huisvaders worden aangetroffen, die kinderen beslist maar dringend de deur zullen wijzen als zij om extreme geweldsfilms of harde SM-porno vragen, ook als ze weten dat hun concurrenten het minder nauw nemen.

* * *

Ook het anti-euthanasiestandpunt van het GPV is een orthodox-christelijk stokpaard. Maar tegelijk is hier een ander GPV-stokpaard aan de orde: dat tussen wet en praktijk een eenduidig verband hoort te bestaan.

De recente ontwikkelingen in de euthanasiepraktijk werden in Intermediair van 10 december 1993 besproken door de criminoloog Chris Rutenfrans. Hij beschrijft hoe de Hoge Raad een aantal 'zorgvuldigheidseisen' formuleerde, op grond waarvan een arts zich kan beroepen op een 'noodtoestand' die euthanasie aanvaardbaar maakt. Als volgende stap ging het Openbaar Ministerie in zulke gevallen van vervolging afzien, omdat toch geen veroordeling volgde. De nieuwe euthanasiewet is in feite een codificatie van deze gegroeide praktijk. Artsen die een geval van euthanasie melden waarbij zij zich aan de zorgvuldigheidseisen hebben gehouden, kunnen erop rekenen dat ze - ook al blijft euthanasie wettelijk strafbaar - niet worden vervolgd.

Belangrijke zorgvuldigheidseisen zijn: de arts moet altijd een onafhankelijk collega raadplegen; er moet sprake zijn van een ernstig, weloverwogen en herhaaldelijk verzoek; de betrokkene moet lijden aan een ongeneeslijke ziekte waarbij de stervensperiode is ingegaan. Sinds 1984 hebben Nederlandse rechters echter ook gevallen van medisch doden aanvaardbaar geacht waarbij aan één of meer van deze eisen niet was voldaan. Zo besliste de Hoge Raad in 1987 dat noodtoestand ook kan worden aangenomen als geen onafhankelijke collega is geraadpleegd. Daarna werd de eis dat de patiënt de stervensfase van een ongeeneeslijke ziekte moet zijn ingegaan, overboord gezet. Het Leeuwarder Gerechtshof ontsloeg een arts van rechtsvervolging die hulp bij zelfmoord had verleend aan een vrouw die lichamelijk noch geestelijk ziek was.

Onder ethici en theologen is een stroming opgekomen die hulp bij zelfdoding rechtvaardigt op grond van een anti-paternalistisch ethos: hulpverleners moeten zich van morele oordelen over iemands doodswens onthouden, met als uiterste consequentie dat dokters medewerking verlenen aan actieve 'euthanasie' op mensen die erg bedroefd zijn. A.J. Heerma van Voss stelde onlangs met zorg vast dat het onderscheid tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding meer en meer vervaagt: 'Er is een ontwikkeling gaande waarbij over zelfdoding gepraat wordt alsof het godsonmogelijk is om dat in je eentje te doen.' (NRC Handelsblad, 25-9-93)

Het GPV wil de oorspronkelijke anti-euthanasienorm in onze wetgeving herbevestigd zien: actieve euthanasie moet in alle gevallen als een misdrijf worden aangemerkt. Aangezien dit standpunt in de Kamer geen enkele kans maakt, wil het GPV dat in ieder geval een einde komt aan de sluipende uitholling van de wet. De wetgever moet de rechter terugfluiten, in plaats van zich aan de jurisprudentie te conformeren. Als eerste stap bepleit de partij een verplichte verklaring van een tweede geraadpleegde arts.

* * *

Als christelijke partij stond het GPV aanvankelijk kritisch tegenover de Algemene Bijstandswet en de hele verzorgingsstaat. Was het particulier initiatief niet altijd bij machte geweest om voor armen en gebrekkigen te zorgen?

Maar nu zijn de rollen omgedraaid. De eersten zijn de laatsten geworden. In de jaren zeventig kreeg binnen het GPV een meer realistische visie de overhand. De PvdA zette intussen op uitkeringsgebied de laatste restjes realisme overboord, verklaarde het particulier initiatief van de bedrijfsverenigingen heilig, en probeerde vervolgens de rekening af te wentelen op de ruggen van bona fide WAO'ers.

Het GPV verzet zich tegen de plannen om de WAO-uitkeringen te verlagen. 'Mensen die terecht een uitkering krijgen,' aldus de verkiezingskrant, 'moeten daarvan in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Daar ligt een taak voor de overheid.' In plaats van de uitkering te verlagen moet de instroom worden teruggedrongen, door scherpere keuring en controle op de uitvoering door een onafhankelijk orgaan.

Weer een punt waarop de 'grote politiek', zij het nog tegenstribbelend en halfhartig, de richting inslaat die het GPV al eerder aangaf. De angst voor toezicht, dwang en privacyschending heeft een rechtvaardige en efficiënte uitvoering van sociale arrangementen jarenlang verlamd. Het GPV heeft die overdreven angst nooit gehad, en staat daardoor ook op het gebied van de WAO dichter bij het sociaaldemocratisch erfgoed dan de huidige PvdA.

Ook het GPV ziet wel iets in deregulering, decentralisatie en convenanten, maar het heeft zich niet laten meeslepen naar het ongeclausureerde anti-overheidsdenken dat tegenwoordig zo in de mode is. Op de uitvoering van convenanten 'moet streng en consequent worden toegezien.' Bargaining in the shadow of the law, zoals Kamerlid Van Middelkoop het graag uitdrukt. De politieke verantwoordelijkheid moet duidelijk geregeld zijn, ook al vanwege een goede rechtsbescherming. 'Teneinde de eenheid van het regeringsbeleid te versterken en de verantwoordelijkheid voor dit beleid te verhelderen, moet onderscheid worden gemaakt tussen beleidsvoorbereiding en uitvoering van vaststaand beleid.' Uitvoerende taken komen in beginsel in aanmerking voor decentralisatie, privatisering of verzelfstandiging. Beleidsuitgangspunten worden bij wet vastgesteld, waarbij duidelijk wordt aangegeven hoe zal worden voorzien in controle van overheidswege.

Ook op dit punt houdt het GPV vast aan een realistische en consequente staatsopvatting, die bij het CDA nooit heeft bestaan en die de PvdA de afgelopen decennia overboord heeft gezet.

* * *

Duidelijkheid en geloofwaardigheid waren steevast de belangrijkste argumenten die ik te horen kreeg bij een rondgang langs enkele andere GPV-proteststemmers in mijn omgeving. 'Ik wil absoluut niet meer op de PvdA stemmen,' zegt één van hen. 'De manier waarop ze de sociale voorzieningen uitkleden is in strijd met al hun beloftes. Dan nog liever de VVD. Die willen de sociale voorzieningen ook afbreken maar zijn tenminste consequent: die vinden dat, en als ze in de regering komen zullen ze het ook doen.'

Schutte, stelt hij, is niet alleen betrouwbaar, maar spreekt bovendien altijd begrijpelijke taal, en zegt dan zeer behartenswaardige dingen. Goed vindt hij ook dat het GPV 'niet steeds alles wil veranderen. Het lijkt wel of het in Nederland zoals het is nooit goed mag zijn. Altijd moet alles weer opnieuw op de schop en na een paar jaar wordt het weer teruggedraaid.'

Inderdaad, en ook in dit opzicht is de PvdA weer kampioen. Het voorbeeld van de Amsterdamse stadsdeelraden is meer dan afdoende. Na een paar jaar blijkt al dat het er te veel zijn en dat fusie nodig is. Maar als het aan de PvdA had gelegen waren het er nog veel meer geworden.

Een andere kennis is nog steeds lid van de PvdA, maar stemt al enige tijd GPV. 'Het is een heel gedegen, heel integere partij. Je denkt: dit is het soort mensen bij wie ik in de oorlog kan aankloppen. En het GPV heeft niet dat griezelige van de SGP, dat er geen vrouwen lid mogen worden en dat je je niet moet laten inenten. Ook hun opvatting over de taak van de overheid is vrij van dubbelzinnigheden: de overheid als zwaard en als schild voor de zwakken. Dat houden ze consequent vol, in hun WAO-standpunt maar ook bijvoorbeeld in hun verzet tegen beknibbeling op het gehandicaptenbeleid. Hun inhoudelijke ideeën, ook op sociaal-economisch vlak, liggen links van het midden. In feite de christelijk-sociale lijn, waarvan in het CDA weinig meer over is. 'Als ze in de regering zouden komen? Ja, ik denk dat ik dan ook op ze zou stemmen. Alleen zullen ze dan helaas met het CDA regeren. Ik zou ze liever in een kabinet met de PvdA zien. Schutte zou heel goed passen in een PvdA-kabinet.'

Misschien wel beter dan de PvdA zelf, voeg ik daaraan toe. Het GPV vertolkt het soort beleidsvisies waarnaar mijn ziel binnen de PvdA smacht gelijk het hijgend hert der jacht ontkomen om het frisse water schreeuwt. In het Kamerorkest vertolkt het GPV op dit moment de zuiverste partij. De melodie mag vroom en gedragen zijn, de toon is helder en klaar. Een verademing bij het onzekere gekras dat de overige musici ten gehore brengen. Het is niet voor het bidden, Heer, dat ik GPV stem, maar voor de muziek.

[in iets bekorte vorm verschenen]

Terug naar overzicht met artikelen