DE OUDE DAG VAN DE GEBOORTEGOLF, Anno tweeduizend zoveel

 

[ NRC Handelsblad, 12-10-87 ]

 

Strawberry Fields Forever speelt het carrillon van de Abdijtoren als ik onderweg ben naar Oude Vest 14. Zeker een ideetje van de binnenstadsraad, waarin senioren al geruime tijd de meerderheid uitmaken. Het slaat drie uur. De patriciershuizen spiegelen zich bijna onbeweeglijk in het water van de Gasthuisvest. Ooit waren, naar men zegt, veel van die huizen getooid met keramieken naambordjes, waarop alleen voornamen stonden vermeld. Thans ontbreekt nergens de volledige naam en titulatuur, in wit krullend cursief midden op de groengelakte deuren aangebracht.

Net als na de Gouden Eeuw, toen handel en nijverheid vervielen, geven renteniers de toon aan in het stadje. De rust en schoonheid van het oude hart, de polders, duinen en wateren rondom trekken senioren aan vanuit het hele land. Maar niet allen kunnen zich een woning aan een van de vesten of hofjes veroorloven. Voor degenen zonder pensioen is over het spoor, in de enige moderne buitenwijk, de enige torenflat opgetrokken: het Seniorenverzamelgebouw, met achthonderd woonunits.

Het Verzamelgebouw is het hart van het plaatselijke seniorenleven. Op de benedenverdieping is het Voorzieningencentrum gevestigd, waarbij inmiddels 41 'modulen' zijn aangesloten: over de hele stad verspreide eenheden waar een groep senioren bijeenwoont, veelal in een gemeenschappelijk bekostigd huis. Oude Vest 14 is een van die modulen. Een vijftiental mensen van 54 tot 83 jaar bewoont er een dubbel grachtenpand.

Het lidmaatschap van het Voorzieningencentrum betekent een abonnement op een groot aantal uiteenlopende diensten. Voor het verrichten daarvan heeft het Voorzieningencentrum contracten gesloten met een serie zelfstandige ondernemers, die op de binnengalerij van het centrum hun vestigingen hebben. De medische dienst zit er, met een afdeling autologe bloedtransfusie, waar je een eigen bloeddeposito kunt openen. De emotiewerkers, die elk half jaar langskomen voor een persoonlijk gesprek, hebben er hun kantoor. Er is een juridisch adviescentrum, gespecialiseerd in alimentatie‑ en ontervingskwesties.

Op de buitengalerij is de grijze commercie neergestreken. Het overwinteringsreisbureau heeft ook weekendhuisjes in Penang en Dakar in de aanbieding. Schoonheidssalon Cosmethusalem helpt de tanende Geboortengolvers, de eeuwige jeugd nog wat op te rekken. Tandarchitecten, haarinplanteurs en andere bionische paramedici dragen ook hun steentje bij. De neringdoenden zijn grotendeels jong‑senioren in hun afbouw‑periode, die ze hebben uitgestippeld in overleg met de retirement consultant op de hoek.

* * *

Om drie uur tref ik weinig bewoners van Oude Vest 14 thuis. Ik heb een afspraak met Greet van der Pluim (70), een van de initiatiefneemsters van de module. Dertig jaar geleden begon zij met een clubje vriendinnen te sparen voor een huis waarin ze samen hun oude dag zouden doorbrengen. 'Een aantal van ons was toen getrouwd of had een vaste relatie,' zegt zij, 'maar om een of andere reden gingen we er steeds van uit dat er geen mannen bij zouden zijn. Mannen kregen allemaal zo'n geteisterde houding, de ene helft door de economie, de andere door het feminisme. En ze begonnen dood te gaan. Toch hebben we er nu een paar bij gehaald. Je zit al zo vaak tussen vrouwen. En ze kunnen mooi klusjes doen in huis. We letten er bij de selectie op dat ze een beetje handig zijn.'

Maar waar zijn de overige bewoners eigenlijk? De meesten zijn aan het werk, zegt Greet van der Pluim. Een paar hebben zich op de grijze markt gestort. Frank Colenbrander bijvoorbeeld, een 61‑jarige oud‑bankemployé, is op de Dam een senioren‑speelautomatenhal begonnen. Hij presenteerde zijn idee (alleen zachte bliepjes, koffie met koek, een portier en om half tien sluiten) bij de gemeente, en wist een startsubsidie voor beginnende jong‑senioren uit het vuur te slepen. Een ander staat drie dagen per week met berliner bollen bij het station. Het is een oud‑archivaresse die nu wel eens wat buitenlucht wil opsnuiven. Met slecht weer blijft zij thuis bij de open haard.

De meeste werkende bewoners oefenen echter gewoon hun oude beroep uit. Senioren die hun vakkennis op peil hielden zijn veelgevraagde krachten op de huidige krappe arbeidsmarkt. Sommige bedrijven proberen zelfs senioren te lokken met speciale zaaltjes waar ze tussen de middag een dutje kunnen doen. Ze zijn conscientieus en niet te duur, zij het niet meer zo goedkoop als in de tijd dat ze nog geen AOW‑premie over hun inkomsten hoefden te betalen.

Gekwalificeerde senioren kennen in hun werk een mate van vrijheid waarvan ze het grootste deel van hun leven slechts konden dromen. Ze wisselen onbekommerd van werkgever, werken part‑time, combineren verschillende baantjes, of werken alleen 's zomers, om 's winters de wijk te nemen naar Maladiven of Caribisch gebied.

Senioren die geen bijdetijdse vakkennis te bieden hebben, leiden een even ongebonden arbeidsbestaan, met dien verstande dat de vrijheid voor hen vaak geen luxe maar bittere noodzaak is. Onder hen zijn er heel wat die na een bestaan als bijstandsmoeder of werkloze alsnog genoodzaakt zijn, hun arbeidskracht te verkopen. De gelukkigsten hebben een baantje weten te bemachtigen als prive‑nachtwaker, wasvrouw, fietsenstallingbaas, honden‑uitlater, schoenpoetser of huisbediende. Velen zijn aangewezen op het 'dubbelgrijze circuit', de schaduwsector van ritselende oudjes die op ad‑hoc basis worden aangeworven voor die werkzaamheden waarvoor anderen hun neus ophalen.

* * *

Elke dag wordt er bij Oude Vest 14 wel een paar keer aangebeld door beleefd aanbevelende klusjesmannen en ‑vrouwen op leeftijd. In principe is er sprake van een fraaie symbiose: enerzijds de rijke senioren met een dik pensioen en een grote behoefte aan allerlei verzorgende diensten, anderzijds de arme ouden, die graag in deze behoefte voorzien. Jammer is alleen dat het aanbod de vraag zozeer overtreft. Niet alleen voor de aanbieders is dat een probleem ‑ ook voor de vragers.

Dat laatste wordt me uitgelegd door mevrouw de Wit (66), die door de Oude Vest‑bewoners is ingehuurd als coordinator huishouding & verzorging. 'Bij mijn taakomschrijving is nadrukkelijk inbegrepen dat ik al die klusjes‑senioren aan de deur moet wegsturen,' zegt zij. 'Jij bent te jong om dat te begrijpen, maar de mensen hier willen zichzelf die confrontatie besparen. De sinjeurs die in de Gouden Eeuw deze huizen bewoonden hadden geen moeite met het afpoeieren van een ouwe bedelaar. Maar deze generatie had zich voorgenomen dat iedereen eigenlijk gelijk was. Ze willen wel graag sjieke dames en heren zijn, maar toch lief en aardig blijven. Daarom hebben ze liever dat iemand anders nee verkoopt aan die stakkers.'

Mevrouw de Wit woont in het Verzamelgebouw. Nadat zij zich op haar vijftigste (de leeftijd waarop je jong‑senior wordt) had ingeschreven voor een woning, hoefde ze slechts twaalf jaar op de wachtlijst te staan. Buiten werktijd is zij een militant OPA‑activiste. Bij de jongste AOW‑verlaging nam ze nog deel aan een picket line op het Binnenhof, waar ze met een paar vriendinnen een spandoek torste WIJ WILLEN NIET OP ONZE RUG, WIJ WILLEN DREES TERUG.

Tussen de middag komt haar man een kopje koffie drinken. Hij heeft zijn hele leven gewerkt, maar maakte de fout nogal eens van werkgever te wisselen, zodat hij nu als 'pensioenbreukeling' geheel op de afkalvende AOW is aangewezen. Een tijdlang verdiende hij wat bij door in het volkstuintjescomplex van het Verzamelgebouw aardappelen en groenten te verbouwen, waarmee hij in natura betaalde voor zijn maaltijden.

Sinds hij slecht ter been raakte heeft hij een baantje als Senior Kantoorhulp, in het kader van de Quoteringsregeling Senior Kantoorpersoneel, die bedrijven verplicht, een percentage van de eenvoudige baantjes toe te wijzen aan behoeftige senioren. In het straatbeeld zijn de SK's duidelijk te herkennen aan hun verstelde maar nog heel passabele spijkerbroeken en windjacks, hun onverslijtbare canvas aktentassen, hun afgebrokkelde gebitten, en aan de omstandigheid dat velen van hen nog een bril dragen.

Meestal komt meneer de Wit voorrijden op zijn driewieler, die met behulp van twee stangen door handkracht wordt aangedreven. Hij spaart al een tijd voor een gemotoriseerde, maar zou ook dolgraag een paar van die permalent contactlenzen laten inplanteren. 'Als ik dat doe, kan ik die motordriewieler wel op m'n buik schrijven,' zegt hij.

* * *

Niet alle kantoortjes op de benedenverdieping van het Voorzieningencentrum zijn commercieel van opzet; ook de seniorenpolitiek is goed vertegenwoordigd. Om te beginnen natuurlijk de Ouderen Plus Alliantie, de seniorenpartij, die vooral opkomt voor behoud van AOW, medische rechten en de senioren‑rechtspositie in de concurrentie met jongeren op de arbeidsmarkt. De OPA liep bij de laatste formatie op een haar regeringsverantwoordelijkheid mis.

Een paar deuren verder loop ik binnen bij de Ouders Meer Associatie, waar ik te woord word gestaan door de 71‑jarige Riekje Gooskens, afkomstig uit Schin op Geul. Zij behoorde tot de harde kern die zich in 2012 van de OPA afsplitste. Waarom? 'Ik heb m'n hele leven gesappeld om mijn kinderen fatsoenlijk groot te brengen,' vertelt zij, 'ik heb er twaalf, moet je weten. Die behoren nu tot de werkers die de premies voor onze AOW‑uitkeringen moeten opbrengen. Wij ouders hebben daarvoor gezorgd, en als dank krijgen we de ene AOW‑verlaging na de andere op ons bordje. Dat pikken we niet meer, en daarom zeggen wij als OMA: wentel die bezuinigingen maar af op de AOW van kinderloze senioren. Als die niet hun hele leven aan zichzelf hadden gedacht, had de AOW helemaal niet omlaag gehoeven. Laat ze nu dan ook maar voor zichzelf zorgen.'

Elke donderdagmiddag komt in het OMA‑kantoor het Bejaarde Bijstandsmoeders Beraad bijeen, dat geen geld heeft voor een eigen vestiging. 'Wat voor ons geldt, gaat voor hen in nog sterkere mate op,' zegt Riekje Gooskens. 'Zij hebben hun leven compleet opgeofferd terwille van de gemeenschap. Daardoor hebben ze niks kunnen sparen. En nu wordt ook nog op hun AOW beknibbeld. Het duurt niet lang meer of dit leidt tot harde acties, dat zeg ik je.'

Op de eerste verdieping heeft de Vereniging Honderd‑plus haar actiecentrum. Vorige maand was deze afdeling nog de trotse organisatrice van de landelijke jaarvergadering. Voorafgaand daaraan werd een feestelijke mars door de stad gehouden, vertelt Alice Grotendorst (98), die als stageaire op het bureau werkt. De Vereniging heeft nu 3000 leden en verwacht een veeelvoud van dat aantal rond het midden van de eeuw.

De afdelingsvoorzitster, Willeke de Vries (104), heeft het nogal druk. Ze kan met moeite een minuutje vrijmaken, tijd om een een vraag te stellen. 'Hoeveel procent van jullie leden bestaat uit vrouwen?' vraag ik gejaagd. 'Negentig,' antwoordt De Vries, tersluiks op haar horloge kijkend. 'Maak het kort jongeman. Mijn tijd is beperkt.'

* * *

'Heb je gehoord van Laren?' vraagt de emotiewerker, die vandaag zijn halfjaarlijkse visite brengt aan Frank Colenbrander. 'Gisteravond zijn daar weer ruiten ingegooid bij een seniorenhome. Er is politiebewaking ingesteld. En die leus weer, AOW, weg ermee in zulke koeieletters op de ramen gekalkt. Ik hoorde net dat de OPA en OMA de armen ineen hebben geslagen en een grote protestdag in Den Haag gaan organiseren. Ze verwachten daar een half miljoen senioren. Iedereen moet de attributen meenemen die hij vroeger bij zijn werk heeft gebruikt, om de jongelui duidelijk te maken dat jullie al die jaren niet stil hebben gezeten, maar premie betaald.'

Colenbrander, die zijn leven in hemdsmouwen achter een schrijfbureau sleet, toont weinig lust om het sociaal‑realistisch tableau op te luisteren. 'Vroeger liep ik wel mee in demonstraties,' aarzelt hij. 'Je zag nog eens iemand en je deed iets voor de verdrukte. Maar om nou zelf de zielepoot te zijn voor wie achter een spandoek wordt aangemarcheerd.'

'Komaan,' herneemt de 26‑jarige emotiewerker. 'Ik heb gelezen dat het jullie vroeger om de experience ging. Alles meemaken en voelen, toch? Het enige dat jij nog mist is het gevoel van een zielige ouwe man die in Den Haag gaat bedelen om een paar centen.'

* * *

Een fraai nieuw kantoor in het Voorzieningencentrum is onlangs in gebruik genomen door de Uitvaartbegeleiding. Nu zo'n zeventig jaar na de Geboortengolf de tomb boom aanzwelt, is het particulier initiatief energiek in het gat gesprongen. Niet alleen in begrafenis of crematie wordt voorzien, er zijn ook handige formulieren verkrijgbaar waarop men met ontroering kennis kan geven van zijn aanstaande overlijden, en kan opgeven wie voor de plechtigheid moeten worden uitgenodigd. En je kunt er lid worden van Wij Stervenden Eisen, de machtige pressiegroep die zich inzet tegen discriminatie van stervenden, en voor hun emancipatie.

Op Oude Vest 14, waar 's avonds altijd wel een paar bewoners in de salon te vinden zijn, komen ziekte en dood regelmatig ter sprake. De eerste avond dat ik er ben ontstaat al een gesprek over de begrafenissen van tegenwoordig. Geen touw aan vast te knopen, is de overheersende mening. Vroeger kon je er nog op rekenen dat je de meeste mensen kende. Maar na een leven van individueel opereren in wisselende kringen, in verschillende woonplaatsen en met diverse echtgenoten, rest een weinig knusse uitvaart.

'Laatst was ik op een crematie waar niemand een ander kende,' vertelt de ex‑archivaresse. 'Het leek wel het begin van een slechte western: zo'n begrafenis waar de dominee leest terwijl de gasten elkaar onderzoekend en wraakzuchtig aankijken. Niemand wist precies wie als weduwe moest worden gecondoleerd. Er waren diverse semi‑weduwes, in deeltijd als het ware, die voor eenmaal allemaal tegelijk gemobiliseerd waren. Een mooie afgeronde weduwe zie je haast nooit meer.'

De meeste slechte tijdingen komen uit het Seniorenverzamelgebouw, waarvan de bovenste verdiepingen als verzorgingshuis in gebruik zijn. Daarheen is het dat veel bewoners uit de aangesloten modulen worden gebracht wanneer zij ook met hulp van hun huisgenoten niet langer kunnen functioneren.

Ook van de lagere verdiepingen van het Verzamelgebouw, waar de armere senioren wonen, komen soms onheilspellende berichten. 'Mijn vriendin woont daar,' vertelt Corrie Witsen (78). 'Momenteel ligt ze in het ziekenhuis. Ze sukkelde al een tijd met haar hart, maar kon die vijftienduizend piek voor een kunsthart niet op tafel leggen. Toen heeft ze de knoop doorgehakt en heeft ze zo'n tweedehands kunsthart laten inbouwen. Zwart natuurlijk. En nu hapert dat ding steeds.'

Anderen komen met even schrijnende gevallen. De afkalving van door het ziekenfonds betaalde ingrepen is schandalig, dat is een van de weinige punten waarop alle seniorenorganisaties het eens zijn. De instelling van maximum‑leeftijdsgrenzen voor een serie levensverlengende verrichtingen kreeg zijn beslag tegen de eeuwwisseling, toen orgaantransplantaties en het inbrengen van kunstorganen technisch perfect uitvoerbaar waren geworden, maar tevens het percentage senioren aan zijn snelle groei begon. Het was de eerste keer dat senioren felle acties voerden, en de aanleiding tot de oprichting van de OPA.

'Gisteren ben ik nog bij haar geweest,' vervolgt Corrie Witsen haar relaas. 'Toen heeft ze me verteld dat ze van haar achtentwintigste tot haar veertigste in therapie is geweest, om haar echtscheiding te verwerken. Elke week naar de psychiater, en elke cent zonder een kik door het ziekenfonds betaald hoor. Ze ligt nou uit te rekenen hoeveel kunstharten je daarvan had kunnen kopen. Nieuwe, dus.'

* * *

Een vreemde geur prikkelt mijn neusgaten als ik op een avond langs de vertrekken van Hans Wijnberg kom, de enige bewoner van Oude Vest 14 die niet meer ter been is. De deur staat open en Hans (81) geeft net een rommelig gedraaid sigaretje door aan de ex‑archivaresse, die naast hem in een luie stoel hangt. Zou dit nu die hashish zijn, die oudemannetjestractatie die in sommige vijftig‑plus zaken verkrijgbaar is?

Beide senioren knikken me grinnikend toe. 'Ach ja,' zegt Wijnberg, als ik het mij aangeboden peukje beleefd afsla, 'in mijn tijd hadden oude mensen ook hun vieze gewoontes. Pruimtabak en kwispedoors en snuif.' Hij is alleenstaand, zoals de meeste bewoners hier, maar onderhoudt een LAT‑relatie met zijn vriendin, die in het Verzamelgebouw aan een rolstoel gekluisterd zit. Beiden hebben in hun kamer een levensgroot beeldscherm waarop de ander voortdurend aanwezig is; ook 's nachts blijft de beeld‑ en geluidverbinding openstaan. Wijnberg is zeer te spreken over zijn tele‑LAT‑relatie. 'Ideaal!' bromt hij achter zijn joint. 'Je hoeft nooit je benen op te tillen voor het stofzuigen.'

Voordat hij geïmmobiliseerd raakte, was Wijnberg een ondernemend vrijgezel. 'Makkelijk zat,' legt hij uit. 'De meesten van ons leggen langzamerhand het loodje, dus je raakt omringd door vrouwen. Weduwen zover het oog reikt. Het is à la carte, weet je wel.' Hij is op straat wel eens lastiggevallen door een groepje rondhangende gefrustreerde besjes, maar maakte zijn keuze vooral uit het aanbod van hupse jong‑senioren.

Zijn huidige situatie heeft hem niet alleen de vreugden maar ook de zorgen van dit mer à boire ontnomen. Wijnberg: 'Vijf jaar geleden sprong ik nog vrolijk rond, ik had aan elke vinger een vriendin. Maar op een goed moment had de een haar voet verstuikt en de ander haar heup gebroken, terwijl de overigen met ontstekingen te bed lagen. En ik maar door de stad draven met aspirines, zalf en steunzwachtels.'

De openhartige gehandicapte vertrouwt me toe dat heel wat dames er op latere leeftijd pas goed zin in krijgen, terwijl zich bij heren juist tekenen van fysieke verslapping openbaren. Zijn vrienden klagen steen en been: 'Is het eindelijk zo ver dat we klaar zijn voor knuffeltjes‑ en puffeltjes‑seks, is het wéér niet goed!'

* * *

Bij mijn laatste bezoek aan Oude Vest 14 tref ik de bewoners in uitzonderlijke opwinding aan. Voor de deur van Greet van der Pluim heeft zich een kleine oploop gevormd. Men gaat niet naar binnen, kijkt ook niet echt, maar gluurt om de hoek.

'Kinderen!' wordt me al van verre toegesist. 'Greet is jarig en heeft haar zoon en wel drie kleinkinderen op bezoek!' Daarna zwijgen allen ademloos om hun gedachten weer geheel tot het vreugdevolle tafereel te kunnen bepalen. Het is duidelijk dat zij zich moeten inhouden om niet naar binnen te snellen en Greets nageslacht te betasten als wilden die voor het eerst een blanke zien.

Zelf ben ik ook verrast, want sinds mijn kennismaking met Oude Vest 14 heb ik er nog nooit iemand van onder de vijftig aangetroffen. Een deel van de bewoners is kinderloos, anderen hebben een of twee kinderen die op grote afstand wonen, en van weer anderen wordt me niet duidelijk of ze nu wel of geen kinderen hebben. Af en toe probeert iemand 's avonds in de salon het uit te leggen, maar tijdens de daartoe benodigde zedenschets, waarin een heel team pappies en mammies een estafette uitvoert, sukkelen herhaaldelijk toehoorders in slaap.

De bewoners van Oude Vest 14 zijn niet eenzaam. De meesten onderhouden tal van banden met vrienden, kennissen, exen, collega's. De contacten met broers, zusters en kinderen worden wel als belangrijk beschouwd, maar spelen zich voor het grootste deel 'op afstand' af.

Als het bezoek van Greet van der Pluim opbreekt, schiet ik haar zoon aan. Het is Flip de Jong (43) uit Rotterdam. 'Ik woon nog redelijk dichtbij,' zegt hij. 'Van mijn vrienden ben ik degene die zijn ouders het vaakst ziet. Veel van hun ouders zijn gescheiden en zo, en hadden het nogal druk met zichzelf in de tijd dat er moest worden opgevoed. Die kinderen zeggen: okay, 't is een deal, maar wees jij nu dan ook verantwoordelijk voor je zelf.'

* * *

In zijn kantoor op het Voorzieningencentrum bevestigt de emotiewerker dat de verhouding met hun kinderen voor veel senioren een bron van zorg is. 'Vroeger was dat ook vaak zo,' zegt hij, 'maar het tendeert nu naar een patroon. De ouder‑kind relatie is diffuus geworden. Bovendien speelt er een generatietegenstelling doorheen. Onder de kinderen leeft een zekere animositeit dat al die good times, die welvaart en mooie baantjes voor de generatie van paps en mams gereserveerd bleven. En als senioren gaan ze gewoon door, kijk maar eens hoe de gemiddelde leeftijd van ministers en topmanagers de laatste tijd gestegen is.'

Onder zijn clienten treft hij ook nogal eens assertieve types aan, die altijd gewend waren, ieder die 'moeilijk deed' resoluut de deur te wijzen. Zij stammen nog uit de tijd waarin de staat een zo solide vangnet had gespannen dat je een ander in alle gemoedsrust kon laten vallen. Pas als oudere senior, geconfronteerd met ziekte en aftakeling, leren zij zich langdurige opofferingen te getroosten.

'Hierboven in het Verzamelgebouw is dat helemaal noodzakelijk,' zegt de emotiewerker met een gebaar naar de 800 woonunits boven ons. 'Sinds de inkrimping van de overheidszorg zijn de mensen die daar wonen aangewezen op hun familie en partner. Familie kun je dus voor het grootste deel vergeten en partners hebben ze niet, want ze zijn voor het grootste deel weduwe.' Zelf krijgt de emotiewerker weinig met behoeftige senioren te maken. De emotieservice geldt alleen de bewoners van de modulen die zich een abonnement kunnen veroorloven. De problemen die hij daar ontmoet hebben meestal geen verband met de oude dag. 'Het zijn grotemensenproblemen,' zegt hij. 'Echtscheidingen, relatieperikelen en spanningen op het werk.'

Terug naar overzicht met artikelen