[Te Voet, april 2008]
Af en toe wordt mij gevraagd iets te doen, te schrijven of te zeggen omdat ik een 'lange-afstandswandelaar' ben. Soms krijg ik er ook nog geld voor. Raarder kan het niet. Je zou je net zo goed kunnen beroemen op het feit dat je een toegewijd eter bent, of een begenadigd ademhaler. Want lopen doet iedereen, het is het makkelijkste wat er is.
Toch hebben mensen een speciaal beeld van 'lange-afstandswandelen'. Dat merk ik als vrienden of kennissen een dagje met me op lopen. Ze hebben zich terdege voorbereid: heuse wandelschoenen aangetrokken, een kaart opgesnuffeld en proviand ingeslagen. Want lange-afstandswandelen is afzien. Dorst lijden, blaren trotseren, spierpijn. Daar staat dan weer tegenover dat er langs het parcours mensen staan om je moed in te spreken en fanfarekorpsen om je moed in te blazen. Want zo zie je het bij de Nijmeegse Vierdaagse.
En dan lopen ze met mij mee... en dan valt het een beetje tegen! Dat wandelen van mij verloopt eigenlijk niet anders dan een ommetje door de buurt. Een beetje slenteren, babbeltje maken, eens kijken hoe alles erbij staat. Niet in een rechte lijn, maar een beetje zwalkend, zodat je achteraf nooit precies kunt zeggen hoeveel kilometer je nu eigenlijk hebt afgelegd.
Het vreemdste vinden ze vaak mijn tempo. Kilometers maken! Wil je die lange afstand wandelen, dan moet je je een doel stellen dat je wilt halen. Denken ze. Vandaar de steeds opnieuw gestelde vraag: 'Hoeveel kilometer loop je nou per dag?' En het steeds weer gegeven antwoord: 'Geen idee. Soms tien, soms veertig. Het hangt er helemaal van af wat je onderweg tegenkomt.'
Eerlijk gezegd beginnen heel wat van die gelegenheids-meewandelaars zich na een paar uur met mij te hebben voortgeschuifeld knap te vervelen. Is dat nou alles? Dat schiet toch niet op! Tja - zulke mensen kan ik het ook niet uitleggen. Dat het precies andersom is dan zij denken. 'Lange-afstandswandelen' is niet een kwestie van op het doel af marcheren - het is een bijverschijnsel. Iets dat je toevallig overkomt als je je te voet door de wereld beweegt en daar zo van geniet dat je er een tijd mee doorgaat.
Mijn geheime grote wandelfantasie is van die gedachte een uitvergroting. Ooit, als ik alles klaar heb, niks meer hoef te verdienen en niks meer hoeft te bewijzen, ga ik bij mij thuis de deur uit met rugzak en vers verzoolde wandelschoenen, maar zonder plan. Wat zal ik eens doen? Links de gracht op of rechts de straat in? En dan op die manier een paar jaar onderweg blijven - een paar jaar die me kunnen voeren naar Asperen, Arcen en Almelo, maar voor hetzelfde geld naar Windhoek, West-Mongolië en Wladiwostok.
Er is maar één gedachte die me voorlopig van dat plan weerhoudt: wat moet ik in godsnaam gaan doen als ik weer thuis kom? Van zo'n lange-afstandstocht hoor je eigenlijk niet terug te komen. Daarom wacht ik er nog even mee.