[ NRC Handelsblad, 16-4-88 ]
"Melk in uw koffie?" vraagt Rajendra Pradhan. Hij is al begonnen met het openmaken van een pak melk, wanneer hij het voorschrift hier openen in het vizier krijgt, alsmede een pijltje dat wijst naar de andere kant van de sluiting. Geschrokken vouwt hij de kartonnen flapjes weer toe, en begint opnieuw, nu aan de juiste zijde.
Tussen de kaasschaaf en de Betuwe Extra Aardbeienjam liggen drie guldens klaar, voor de collectes straks. Daarnaast de bijbel, een boek dat voor Rajendra Pradhan weinig geheimen kent. In Kathmandu zat hij tien jaar bij de Jezuieten op kostschool, daar las hij het Nieuwe Testament. Het Oude heeft hij in Nederland gelezen.
Paaszondag in Schoonrewoerd, een dorp van 1500 inwoners in de Vijfherenlanden, nabij Leerdam. De Dorpsstraat ligt er verlaten bij, het cafe is dicht. De overburen gaan verscholen achter solide vitrage. In het binnenhuisje vlakbij de monumentale Hervormde Kerk snort de gashaard. "Met Pasen gekookte eieren, ja? Ik heb geen eierbakjes," verontschuldigt dr Pradhan zich.
"Koekje bij de koffie?" Een trommel met bastognekoeken staat gereed. Als je in Rome bent, doe als de Romeinen, maar nu pas drie maanden verstreken zijn van de tien die Pradhan in Schoonrewoerd zal doorbrengen, kan hij nog niet alles weten. Nadat ik mijn koekje op het schoteltje heb gelegd, laat hij in strijd met de elementaire Hollandse norm de trommel open staan.
Dr Rajendra Pradhan (33) is afkomstig uit de Nepalese hoofdstad Kathmandu, waar zijn familie tot een 'nogal hoge kaste van handelaars' behoort. In Delhi studeerde hij bedrijfskunde en sociologie. Dat laatste vak koos hij om iets te kunnen bijdragen tot meer ontwikkeling in Zuid-Azie. Na een periode van enthousiasme voor de Chinese aanpak orienteerde hij zich meer op het 'westerse' ontwikkelingsmodel. Maar ook dat bleek niet zaligmakend, en uiteindelijk specialiseerde hij zich in de antropologie van symbolen en religie. In zijn geboortestad deed hij onderzoek naar gebruiken rond eten, opvoeding en het doorgeven van ambachtelijke kennis van ouders naar kinderen.
Nadat hij jarenlang had geprobeerd, een opdracht in een Europese samenleving te krijgen, kreeg hij via Nederlandse antropologen in India contact met een Nederlands-Indiaas uitwisselingsprogramma. Samen met enkele andere antropologen van de universiteit van Delhi doet hij nu onderzoek naar de omgang met ziekte, ouderdom en dood in de Nederlandse verzorgingsmaatschappij.
"Een van ons moest een dorpssamenleving onderzoeken," zegt Pradhan. "We zochten naar een heel orthodox dorp, als een soort ideaaltype tegenover de grote stad." De uit Schoonrewoerd afkomstige cultureel-antropoloog Jojada Verrips gaf de beslissende tip. Pradhan maakt van de gelegenheid gebruik om ook een algemeen cultureel-antropologisch onderzoek te doen.
In 1985 en 1987 bracht hij enkele maanden in Amsterdam door om zich te orienteren. Hij leerde er vlot Nederlands spreken, maar contacten met Amsterdammers kwamen moeilijk tot stand. De weinigen die hij leerde kennen hielden hem voor dat hij heel wat problemen zou krijgen met de zware, orthodox‑protestantse polderbewoners. Dat waren gesloten types, die neerkeken op vreemdelingen, vooral donkere. Daarom was hij in het begin bang. "Maar ik moet zeggen: ik was een beetje verrast. Niemand heeft me gezegd dat het hier makkelijker zou zijn dan in de stad. Hier vragen mensen naar je broers, zusters, ouders; in Amsterdam nooit."
In Amsterdam kijkt men niet zo raar op van een donkere vreemdeling, hier wel, maar als je je een beetje aanpast word je geaccepteerd. Tekenend was de benadering van een jongetje, dat hem voor het eerst tegenkwam, aan hem snuffelde en riep: "Mama, hij stinkt niet!"
Iedere zondag kleedt dr Pradhan zich in zijn beste pak en begeeft zich ter kerke. 's Ochtends naar de gereformeerde, 's avonds naar de hervormde kerk, die in Schoonrewoerd van de strenge Gereformeerde Bondsrichting is, en waar dames alleen met een kapje op het hoofd worden toegelaten.
Behalve de twee kerken kent Schoonrewoerd nauwelijks ontmoetingsplaatsen. Ook daarom zou het leggen van contacten moeilijk zijn, kreeg Pradhan in Amsterdam te horen. "Buiten de kerk is er inderdaad niks," zegt hij. "Maar door de kerk contact maken is heel makkelijk." Via mevrouw Verrips, de in het dorp woonachtige moeder van Pradhans vriend en collega Jojada Verrips, maakte hij al gauw kennis met de gereformeerde kerkeraad. Een buurman stelde hem voor aan de hervormde, en daarmee lag Schoonrewoerd voor hem open.
Mevrouw Verrips ontpopte zich tot een soort petemoei voor Rajendra Pradhan. Zij introduceerde hem bij het halve dorp, en vond een woning voor hem. "Ik weet nog hoe mijn zoon onderzoek deed, ook in zo'n klein dorp, dus ik weet precies hoe zo'n jongen zich voelt."
Begin dit jaar onderbrak Pradhan zijn verblijf in Schoonrewoerd om in Delhi te promoveren op zijn onderzoek naar Hindu‑rituelen in Kathmandu. Bij terugkeer in de Dorpsstraat kreeg de jonge doctor een bloemetje van de Gereformeerde Kerk. De buurvrouw van mevrouw Verrips is daar ouderling, zodoende.
Mevrouw Verrips kijkt vaak op van alle nieuwtjes die ze van Rajendra hoort. "Mensen zijn verbaasd dat ik zoveel mensen ken," zegt deze. "Ik ga om met hervormden en gereformeerden. De dorpelingen doen dat niet, behalve als ze buren zijn." Uit de boeken weet hij van Nederlands verzuilde, 'plurale' samenleving. In Nederland heerst sociale vrede, maar dat gaat tegen de prijs van een back to back-relatie: mensen zijn heel bang om ruzie te maken. "In India heerst ook pluralisme tussen Hindus, Sikhs en Moslims, maar dat is eerder face tot face: je eet samen, of schiet elkaar neer, er is altijd contact!"
Dr Pradhan stapt graag op de fiets voor een tochtje naar het Lingebos of naar de Diefdijk en het Wiel van Basra. "Vooral 's zomers is het daar heel mooi. Maar de polders vind ik echt een mensen gemaakt landschap, alles zo geregeld, zo netjes. Nederlanders willen alles controleren en reguleren: het landschap, maar ook relaties en emoties."
Twee weken geleden woonde hij in het dorp een begrafenis bij. Alleen de familie was aanwezig bij het afscheid in de rouwkamer. "Verder is er bijna niemand geweest om naar de dode te kijken. De begrafenis werd alleen door familie en buren bijgewoond. Koffiedrinken, condoleren, een kwartier misschien. Daarbij praat niemand over de dode. Alles moet altijd onder control. Ook als bijvoorbeeld je vrouw is overleden, moet je gewoon doen alsof er niets gebeurd is. Ik vind dat jammer: waarom? In Nepal duurt het dodenritueel een jaar lang."
Alles wat zich aan controle door de mens onttrekt, stelt Nederlanders voor problemen, denkt dr Pradhan. Hiermee brengt hij de opmerkelijke Nederlandse gewoonte in verband om altijd maar over het weer te praten. Als mensen elkaar ontmoeten, informeren ze niet naar elkaars kinderen, maar praten over het weer. Pradhans hypothese ter verklaring van deze meteorologische obsessie: Misschien zijn al die weerpraatjes niets anders dan bezweringsformules.
Behalve het weer is de godsdienst een favoriet gespreksonderwerp op de koffievisites waar Pradhan vaak na de kerk wordt uitgenodigd. Dan vertelt hij dat zijn ouders het Hindu-ritueel in acht nemen, maar dat hij dat zelf niet meer doet, omdat het te veel tijd kost. Ja, maar wat gelóóf je dan, luidt het vervolgens steevast. Op zo'n exotische vraag had dr Pradhan niet meteen een antwoord.
"Het is hier altijd geloof, geloof, geloof," zegt hij hoofdschuddend. "Bij ons gaat het om het ritueel, en daar doen alleen de priester en het hoofd van de familie aan mee. De rest kijkt toe en offert wat. Hier móét de hele gemeente van alles. Hindus zullen nooit aan elkaar vragen: 'Geloof jij in God?' Je moet wel geloven, maar belangrijk is wat je doet." Bij kopjes geurige Douwe Egberts koffie realiseerde dr Pradhan zich, agnost te zijn.
De orthodox-protestantse denkbeelden omtrent de uitverkiezing vervullen hem met onbegrip. "Vooral de Gereformeerde Bonders krijgen nooit een duidelijk antwoord op de vraag of ze uitverkoren zijn. Altijd twijfel. Die uitverkiezing lijkt mij oneerlijk. Iemand kan eeuwig naar de hel gaan zonder fout. Door Gods wil! Waarom? Er sterft bijvoorbeeld een baby, die niets verkeerds heeft gedaan, en die kan dan verdoemd zijn. Ik kan dat niet begrijpen."
Pradhan switcht geroutineerd van de predestinatie‑opvatting der Bonders naar die van de Christelijk Gereformeerden, en koppelt nog even terug op de leer zoals de Gereformeerde Kerk die interpreteert. Daar geldt iedere rechtschapene die trouw ter kerke gaat als uitverkoren. Bij de kerkgang gaat het dan ook een stuk minder zwaar toe. Pradhan: "The more they smile, des te zekerder zijn ze van hun uitverkiezing."
Voor zich op de kerkbank heeft dr Pradhan een kleine bibliotheek uitgestald: de bijbel, het Liedboek voor de Kerken, de Orden van dienst voor de Gereformeerde Kerken in Nederland, en ook de Orde voor de openbare geloofsbelijdenis en de bediening van de heilige doop, omdat vandaag twee jongelui belijdenis zullen doen. Alles draait hier om het Woord. "Steeds maar praten, zingen, lezen," zegt Pradhan.
Geroutineerd bladert hij in het Liedboek naar de volgende psalm. Hij heeft er alvast een papiertje tussen gelegd, na een blik op het bord met de gezangen van vandaag. Als het op zingen aankomt is hij echter nauwelijks hoorbaar. Terwijl ik aardig meekom, omdat ritme en melodie nu eenmaal steevast verwant zijn aan 'Zie ginds komt de stoomboot', beperkt Pradhan zich tot lipbewegingen. "Wij hebben een andere toonladder," fluistert hij. Bij de Gereformeerde Bond gaat het hem makkelijker af: daar worden alleen hele noten gezongen. Hier bij de Gereformeerden zijn halve noten en frivole loopjes geen uitzondering.
De schriftlezing op deze paasdienst gaat over Johannes 20, verzen 1 tot 10. "Het geloof en de twijfel weer, hè," zegt Pradhan, die na de dienst tot een overtuigende samenvatting en exegese in staat blijkt. Toen Maria Magdalena, Petrus en een onbekende man op Pasen naar het graf van Jezus gingen, troffen zij alleen nog doeken aan. Maria Magdalena was verbijsterd, Petrus twijfelde of Jezus was opgestaan, alleen de onbekende man zei: 'Ik heb het niet gezien, maar ik geloof.'
Tijdens het gebed staat Pradhan in perfecte mimicry: de handen ootmoedig voor het lichaam gevouwen, het hoofd genegen, de ogen neergeslagen. Nooit zal hij om zich heen kijken om te zien hoe de anderen bidden. En wanneer de dominee zijn gebed besluit met een uitgebreide bespreking van het mooie paasweer, alsmede de zware regens die daaraan voorafgingen, kijkt hij nog steeds ernstig voor zich uit.
Ik kan me wel voorstellen wat mevrouw Verrips vertelde. Toen Rajendra Pradhan voor het eerst met haar naar de kerk wandelde, die toen tijdelijk zonder predikant zat, zeiden de mensen: 'Dat is vast de nieuwe dominee!'
Pradhan zal nooit dingen opschrijven tijdens een kerkdienst. In India ergerde hij zich vaak aan de neiging van westerse antropologen, de bevolking alleen als een object van studie te zien. Daarom heeft hij 'een beetje moreel probleem' met het observeren van mensen. "Ik weet niet wat ik moet doen. Het probleem is: doe ik het voor de wetenschap of ook uit persoonlijke ambitie?"
Voor zijn vertrek naar Schoonrewoerd kreeg Pradhan van sommige collega's de raad: "Je moet liegen. Als je bijvoorbeeld naar een bejaardenhuis gaat om daar de omgang met de dood te bestuderen, zeg dat je voor iets anders komt. Maar voor mij is het een morele kwestie: mensen moeten weten waarom ik hier ben."
Bij terugkomst uit de kerk treft dr Pradhan op de keukentafel een pan soep aan. Niets bijzonders, dat doet de buurvrouw wel vaker op zondag. Ze zet ook wel eens warm eten neer, en ze leerde hem ramen zemen. Buren speelden een belangrijke rol bij de inrichting van Pradhans woning. "De plantjes voor het raam zijn van de buurvrouw. Ze vraagt: Hebt u een tafeltje? Alstublieft, tafeltje. De andere buurvouw: Hebt u lampen? Alstublieft. 's Avonds kwam ik thuis en stonden er vier pannen bij de achterdeur. Het bleek later pas van wie."
Je buren kun je in Schoonrewoerd altijd om hulp vragen, maar ook deze gewoonte luistert nauw. Gaat het in India en Nepal om 'de buurt', hier heb je contact met je buren links en rechts, maar de mensen aan de overkant van de Dorpsstraat heeft Pradhan nog nooit ontmoet.'
Van het rijtje aan zijn kant van de Dorpsstraat kent hij inmiddels iedereen, behalve een jong echtpaar uit Utrecht. Met hen is het als met de bewoners van de nieuwe wijk: er is geen kader voor contacten. Van de stadse immigranten gaan er maar weinig naar de kerk.
Ook op avondjes en bijeenkomsten zijn het je naaste 'buren' met wie je je onderhoudt. "Je zit vast op een plaats: je stoel. Rondlopen gebeurt niet, ook niet tijdens de pauze. Dus je groet elkaar uit de verte en je praat niet met elkaar."
De omgang met Hollandse codes bezorgt dr Pradhan heel wat hoofdbrekens. Wat betekent bijvoorbeeld een uitnodiging om eens een kopje koffie te komen drinken? Het zou toch opdringerig zijn, daar meteen gebruik van te maken, dacht hij. Toen begonnen mensen bij de buren te informeren of er iets was dat hij niet kwam, en een vrouw die hem had uitgenodigd vroeg: "Bent u bang voor ons?"
Het op bezoek gaan zelf verloopt volgens een vast stramien, merkte hij op. Eerst word je uitgenodigd voor het wat formele 'koffie, koekjes'. Na verloop van tijd mag je wat langer blijven, zodat je in de meer intieme 'borreltje, hapjes'-fase terechtkomt. Mannen mogen dan wat meer persoonlijke dingen zeggen, vrouwen mogen dat altijd. Het is meestal twéé, viel hem verder op: twee kopjes koffie, twee koekjes, twee borreltjes - geen een, maar ook geen drie. En om tien uur word je geacht, op te stappen. Voor elke sociale gelegenheid bestaan vaste tijden. In India is elke gelegenheid altijd sociaal.
Voor de warme maaltijd word je bijna nooit uitgenodigd, heel vreemd. Zelfs boeren die bij hun kinderen inwonen, eten afzonderlijk, iets dat in Nepal alleen gebeurt wanneer vader en zoon ruzie hebben."Ik heb gevraagd: Waarom niet een pot? Warm eten is hier, behalve op feesten, iets heel intiems, bijna zoiets als seks." Zo trof Pradhan, afkomstig uit een cultuur waar rijst eten aan strenge kasteregels gebonden is, ook in de Vijfherenlanden voedseltaboes aan.
De uitwisseling van sociale symbolen staat centraal in Pradhans belangstelling. Hij verbaast zich erover dat Nederlanders elkaar nooit groeten in de trein of de bus, maar wel altijd in de lift. En waarom zeggen ze bij het afscheid altijd 'Dank je'? In India roept nooit iemand dat het zo heerlijk was. Daar blijkt je waardering uit je manier van kijken, uit je hele gedrag.
"Levi-Strauss heeft veel geschreven over uitwisseling in primitieve maatschappijen," zegt hij, "maar men onderzoekt nooit hoe dat in het westen zit." Hij heeft de indruk dat het uitwisselen van cadeaus belangrijker wordt. Mensen hebben minder contacten met elkaar en helpen elkaar minder dan vroeger. "Minder bezoek, meer bellen. Een bezoek wordt iets speciaals, en daar hoort een cadeau bij."
Hij heeft gehoord dat Vaderdag en Moederdag oprukken, en dat dit aan de commercie wordt toegeschreven, maar denkt dat de verminderde 'vanzelfsprekendheid' van het contact tussen ouders en kinderen ook een rol speelt. "Nu relaties minder vastliggen, krijgt de uitwisseling van symbolen vaker materiële vorm. Vroeger had je misschien een meer immateriele uitwisseling."
De grote mate van privacy waarover je in Nederland kunt beschikken, vervult dr Pradhan met gemengde gevoelens. In Nepal en India is het bijna onmogelijk, je af te zonderen. "Er lopen altijd mensen binnen om thee te drinken en zo. Je moet ook alles vertellen. Doe je dat niet, dan ben je een rare man. Mijn vriendin en mijn ouders vinden mij ook heel raar, omdat ik soms alleen wil blijven en boeken lezen." De eerste maanden in Nederland waren in dat opzicht een verademing. "Heerlijk dat je gewoon kunt zeggen: 'Ik ben dan niet vrij', en dat mensen dan denken: 'O, hij is bezig'."
Aan de andere kant wordt het ook weer overdreven. "Als ik hier op het gemeentehuis vraag naar heel gewone gegevens over beroepenverdeling, gezinsgrootte of kerklidmaatschap ‑ nee, privacy, ga maar naar het CBS. En overal vitrages voor de ramen. Bij mij kijken de mensen heel nieuwsgierig naar binnen, waarom niet? Ik zeg: daaag! Leer je weer mensen kennen.
"In India praat je altijd met anderen, ook op straat. Hier gebeurt alles binnen. Alleenstaande oude mensen zijn daardoor vaak eenzaam, vooral mannen. Weduwen hebben meestal een of twee vaste vriendinnen met wie ze koffie drinken of de hele dag zitten te babbelen.
"Oude mensen verwachten niet dat hun kinderen voor ze zorgen. 'Dat willen we niet,' zeggen ze. Ik heb zo vaak gevraagd: 'Waarom niet?', ook aan de kinderen. Die zeggen dan: 'Onze eigen kinderen willen niet met opa en oma wonen, dat zijn vreemde mensen. En onze vrienden zouden niet meer komen als opa en oma altijd in de woonkamer zitten. Ze horen niet bij onze leeftijd.
"Of ze zeggen: 'Geen ruimte.' Heel interessant, want als ik dan om me heen kijk, zie ik een heel leeg huis met alleen twee mensen! Kinderen moeten na hun achttiende ook ergens anders gaan wonen." Noch de extended family, noch het nucleaire gezin lijkt in Nederland de norm, maar het paar. Twee koekjes, twee borreltjes, twee mensen.
Het Nederlandse verwantschapssysteem valt volgens Pradhan het best te omschrijven als een ego centered kinship system. De vertrouwde antropologische terminologie biedt weinig houvast. De vererving van de achternaam vindt plaats langs 'patrilineaire' lijn, maar er zijn ook 'matrilineaire' elementen. Van de nalatenschap krijgen dochters bijvoorbeeld evenveel als zoons. Bejaarde ouders vind je, als ze inwonen, meestal bij hun dochters. "Bij ons moet de zoon voor zijn ouders zorgen," zegt Pradhan, "in feite dus de schoondochter."
In de contacten met meer 'verre' familieleden wordt nauwelijks gedifferentieerd tussen de familie van de man en die van de vrouw. Dit geldt bijvoorbeeld voor het onder boeren wel gemaakte onderscheid tussen 'warme' en 'koude' zwagers. Als 'warme zwager' wordt net zo goed de man van de zuster van je vrouw aangeduid als de man van de zuster van je man. Een 'koude zwager' kan de broer van de vrouw van je broer zijn, maar ook de broer van de man van je zuster.
Voor Rajendra Pradhan houdt het leven onder exotische omstandigheden ‑ zoals voor menig antropoloog te velde - ook een confrontatie met zichzelf in. "Bij ons is de WC en alles wat daarmee te maken heeft polluted. De eerste paar maanden vond ik het heel moeilijk om de WC schoon te maken. Bij ons is dat werk voor een lagere kaste. In het studentenhuis in Delhi kwam ook iemand om te koken en schoon te maken. Van Indiase mannen wordt vaak gezegd: ze blijven altijd mama's boy. Ze kunnen niks zonder mama, zusters, vrouwen.
"De eerste maand in Amsterdam at ik alleen soep en brood, en verder alles rauw. Schoonmaken, koken, afwassen heb ik hier allemaal moeten leren. Stofzuiger, wasmachine, wall‑eten, zo moeilijk! Ik heb ook heel wat angst voor die toestellen. Mijn meisje zegt dat ze blij is dat ik naar Nederland ben gegaan, dat ik kan koken en wassen en zelfstandiger ben."
Net als westerse antropologisch onderzoekers blijft dr Pradhan niet ongevoelig voor bepaalde verworvenheden van de onderzochte cultuur. Als zeer exotisch kwam aanvankelijk het verschijnsel 'Verlanglijst' op hem over. In Nepal is het geven van geschenken in de eerste plaats van sociale betekenis. Aan een bruidspaar schenkt men bijvoorbeeld een waterkruik. De komst van de waterleiding heeft daar niets aan veranderd: nog steeds worden jonggehuwden met tientallen kruiken verblijd. De Verlanglijst maakte op Pradhan aanvankelijk nogal een kille en hebberige indruk. Maar nu ziet hij ook de praktische kanten. Binnenkort gaat hij zelf trouwen met zijn Indiase meisje, en hij overweegt, bij die gelegenheid te zeggen: 'Mag ik misschien een toestel krijgen?'