NAAMLOOS WONEN IN VINEXLAND

 

[ in: Heden Vinex Ypenburg, ArtEZ Press/Veenman Publishers, 2007 ]

 

Mijn hele leven ben ik al van mening dat je het beste op een afgelegen boerderij kunt opgroeien, om zo rond je veertiende naar het centrum van een grote stad te verhuizen, daar te blijven tot je zelf kinderen krijgt en dan terug te keren naar het platteland. Nóóit gaan wonen in het gebied dat tussen die uitersten in ligt! De gedachte aan de buitenwijk, aan suburbia, waar ik zelf mijn tienerjaren doorbracht, jaagt me levenslang de rillingen over de rug.

Maar vandaag, een mooie voorjaarszondag, ga ik naar Ypenburg om de Vinexwijk te zien. Niet omdat ik - vrijgezel en binnenstadsfanaat - iemand in zo'n wijk zou kennen, God behoede. Vinexwijken ken ik alleen van uitzicht. Vorig jaar maakte ik bijvoorbeeld een eindeloze bustocht langs de monotone, deprimerende deegsliertbouw van Getsewoud. Gétverderrie, wat is de naam van deze Vinexwijk in de Haarlemmermeer goed gekozen.

Een paar weken geleden kwam de beklemming nog dichterbij. Toen moest ik op bezoek in Almere-Buiten. Natuurlijk motregende het toen ik ten langen leste uit de bus stapte en oog in oog stond met de pijnigend rechte, door niets onderbroken bakstenen coulissen, in mijn verbeelding alleen verluchtigd door een bord 'Laat alle hoop varen, gij die hier binnengaat'.

Volgens een aan invloed winnende partij in het Vinexdebat is dit soort indrukken en overwegingen kenmerkend voor een elitaire minderheid die alles buiten de grachtengordel met misprijzen beziet. Vinex is alles wat de mensen willen: huisje tuintje, veiligheid, rust. 'Domweg gelukkig in de buitenwijk', schreef Elsevier onlangs.

Ben ik ook zo'n geborneerd grachtengordelventje? Vandaag wil ik me openstellen voor de Vinexgedachte, maar we hoeven elkaar ook geen mietje te noemen. Vinex is, zoals alle buitenwijken, vlees noch vis: een hybride landschap, pseudolandelijk. Zoals heel suburbia is Vinex niet organisch gegroeid, maar ontworpen en daarna bevolkt door een verzameling mensen die alleen hun keuze voor eenzelfde woonsituatie gemeen hebben. Volgens Vinexcritici is dat bovendien vaak een negatieve keuze - een herenhuis in de stad of een boerderijtje in het groen is te duur - en hebben de bewoners weinig emotionele binding met hun wijk.

Om mezelf nog eens goed te doordringen van wat Vinex níét is, neem ik op Amsterdam CS het boemeltje dat eenmaal per uur dwars door het Groene Hart naar Rotterdam rijdt. Een schitterende treinreis, die na de overstap in Gouda richting Den Haag spoedig ontaardt in halflandelijkheid, verrommeling en onherbergzaamheid. Het uitzicht vanaf het nieuwe station Den Haag Ypenburg is veelbetekenend: plukken nieuwbouw liggen verloren tussen bouwputten en highwaytracés, waarachter je nog de vertrouwde bakens in het vlakke land ontwaart: de kerktorens van Nootdorp en Delft, aangevuld met de modernistische kantoorpieken van de Haagse ministeries.

*

Tien minuten later wandel ik langs het 'grote gebaar' van Ypenburg: de Landingslaan, waar vroeger de jagers van het militaire vliegveld opstegen en landden. Het is een brede groene strook met vaart en dijk plus schelpenpad. Alles strak, ook de dubbele rij boompjes - elk boompje zorgzaam in het gareel gehouden door twee paaltjes met zwarte banden ertussen.

Rechts zie ik een al even strakke gevelrij. Maar dit is niet de gemakzuchtige rechttoe-rechtaan rechtlijnigheid die ik elders zag. Binnen de gevelrij wisselen laag- en hoogbouw elkaar af, kleuren en stijlen ook. Wel bijna alles in baksteen. Dit is de Vinexstijl zoals die onlangs werd geprezen door het Ruimtelijk Planbureau: soberheid met gebruik van traditionele materialen, een 'ingehouden vorm van functionalisme'.

Het talud van de dijk is bespikkeld met madelieven en paardebloemen, in de vaart zijn eendjes en zwanen neergestreken. Maar waar zijn hier de mensen? Ze zijn allemaal thuis op deze zondagmiddag, dat zie ik aan de auto's die voor de deur staan te blikkeren in de voorjaarszon. Houden ze zich schuil in hun binnenhuizen? De tram komt tinkelend voorbij, ik hoor het happende geluid van een heggenschaar. Een enkel moedertje passeert op de dijk achter de kinderwagen met parasolletje - that's all wat beweging, actie en dynamiek betreft.

Ik sla maar eens rechtsaf de vogelbuurt in. Straten met meer gemoedelijke laagbouw, schoon en verzorgd. Op veel hoeken zijn mooie ornamenten aangebracht van kleurig keramiek. Her en der turen zwarte betonnen zwanen van de daklijst naar beneden of daar misschien iets te zien is. Vergeefse moeite: ook hier is geen mens op straat. Er wónen hier toch wel mensen? Ik speur langs deuren en gevels op zoek naar naambordjes, maar zelfs die zijn dun gezaaid. Verreweg de meeste Ypenburgbewoners hebben er geen behoefte aan te laten weten wie zij zijn. Klopt het dan toch, dat beeld van de Vinexbewoner als naar binnen gekeerde woonconsument die weinig boodschap heeft aan de buurt?

Ik sla ik nogmaals rechtaf, nu tussen de huizenrij door naar de binnenstraat. Ieder huis heeft hier een garage die toegang geeft tot de tuin. Voor de ingang staat een groot ijzeren hek en ál die hekken zijn afgeschermd met een mat van riet. Overal ongeveer dezelfde mat - niet in dezelfde winkel gekocht, dat is te zien, soms ook zelf gemaakt, maar vanuit één gedachte: geen inkijk! Dát hebben die Vinexluitjes dan toch met elkaar gemeen.

Hier en daar zitten spleten tussen het riet en is me een kijkje achter de schermen vergund. En dan zie ik ze! Met de krant, de buren of opa en oma zitten ze te zitten in hun zitje aan de achterkant van het huis. Ze genieten van de zon, de rust en hun privacy. En hebben verder niemand nodig.

Aan de Scholekstersingel is blijkbaar een poëzieproject aan de gang. Voor een raam hangt het gedicht Stilstaan van Gil van der Heyden:

Vanmorgen horloge gepakt:

staat stil. Kapot.

Niks meer aan te doen.

Op het balkon gezeten.

Broodje klaas gegeten.

Poes gestreeld.

Geraniums water gegeven.

Radio aangezet. Gewenst

dat niet alleen mijn horloge

maar ook deze dag

stil zou blijven staan.

Wie zou degene zijn, de liefhebber van stilstand, die dit gedicht zo trefzeker uitzocht? Eén ding is zeker: niet de zoon of dochter des huizes. Voor hem of haar kan deze doodse niksigheid niet anders dan een marteling zijn.

*

Het is in Nederland in de mode om bij het omtoveren van platteland tot woonwijk de herinnering aan historische landschapselementen te handhaven. De pech van Ypenburg is dat er van alles gebeurd is - eens liep hier de kust, er woonden mensen in de steentijd, het was vruchtbaar boerenland en vliegveld, er landden parachutisten in de oorlog - maar zonder veel sporen na te laten. De ontwerpers roeiden met de riemen die ze hadden: ze maakten de startbaan tot Startlaan en bedachten straatnamen als Steentijdsingel en Speerpunt ('Werktuig uit de steentijd').

Daarnaast pasten ze 'stilistische diversificatie' toe: ze maakten clusters van woningen met een eigen thema en karakter. Zo beland ik in een buurtje waar die strakke Vinexstijl plompverloren is vervangen door bochtige lanen met heuse villa's erlangs. Zonder enige scrupule zijn hier, aan straten met namen als 'Boswinde', replica's neergezet van de twee-onder-een-kapper met salon en serre, tuinman & sherry.

Aan de overkant van de Startlaan is het weer anders gedacht: daar staat het water centraal, met overwegend kleinere, simpele woningen in een soort botenloods-architectuur. Vanaf de veranda staan buurvrouwen te vissen en te praten. Het is een beetje stadsgrachtachtig, volks. Ik zie stukken uitbundig groene oever en rietkragen. Wild? Waarschijnlijk tot op de decimeter getekend en aangelegd.

Dat geldt ongetwijfeld ook voor de plas waarop de straatjes doodlopen en het eilandje verderop waarop mannen zitten te vissen. Ze hebben zo'n klein groen tentje achter zich staan. Dat is natuurlijk om te overnachten in de barre poolnacht en om in te kruipen als de beren ze te na komen. Is ze kinderachtig, irritant, deze voor het volk ontworpen nep-wildheid? Aan de ene kant wel. Aan de andere kant had ik als jongen best zoiets in de buurt willen hebben, in plaats van de eindeloze woekering van doorzonwoningen in Bussum-Zuid.

Hetzelfde geldt voor die hele gedachte van thematische afwisseling. Ook daarop is veel kritiek geleverd, met verwijten van 'gewilde pluriformiteit', nepperig traditionalisme en kunstmatige identiteit. Maar mij lijkt: beter voorgebakken afwisseling dan helemaal geen afwisseling.

*

Op Speerpunt is zowaar een terrasje open, van snackbar Verhage. Niet dat er iemand zit - alleen wat hangjongelui. Aan dit plein, het centrum van de wijk, is werkelijk alles recht. Het is omringd door strakke straten met een zuigend perspectief in bruine en donkerrode baksteen. De gevels zijn recht en lang, met een vierkante verhoging op de hoeken. Of hoog aan de straat en naar achteren schuin aflopend. Niks bijzonders, dit is de buitenwijkbouwstijl die nu overal in Nederland de norm is.

Wat wel bijzonder is: Ypenburg-centrum heeft een stel echte winkelstraatjes. Er hangt een stadse sfeer, intiem bijna, een beetje mediterraan. Toch is ook dit centrum groots gedacht, zie ik als ik weer op de Startlaan sta om de tram te pakken, en er van buiten tegenaan kijk. Het is imposant, maar ook een beetje stalinistisch, die strakke hoogbouw met hier en daar een vierkante hoge volkstoren, bekroond door een of ander functioneel uitsteeksel. Met de voorzieningen voor het volk dan aan de voet daarvan. En met buurtjes voor de diverse maatschappelijke categorieën, luisterend naar namen als 'Boswijk' en 'Waterwijk'.

Bij de tramhalte hangen twee meisjes op het met hout beklede muurtje om over hun laatste vriendjes te praten. Precies zoals de ontwerper het bedoeld heeft. Ze hebben het vast naar hun zin, maar ik word er een beetje bedroefd van. Ypenburg herinnert me aan Het trieste der tropen, een beroemd boek van antropoloog Lévi-Strauss. Het trieste der tropen zit 'm volgens hem in de aandoenlijke manier waarop bewoners van tropische landen de westerse levensstijl proberen te imiteren zonder daarvoor de middelen te hebben. Daardoor leven ze temidden van droevig stemmende afdankertjes en aftreksels van het echte spul.

Vinexlocatie Ypenburg is voor mij even ver weg als de tropen. Ik voel me er beklemd door het gemis van authenticiteit. Geen prikkels, geen dynamiek, niet op iedere hoek een andere geur en een ander geluid, zoals in de stad. Evenmin de diepte en doorleefdheid van het platteland. Er is hier een beetje gepikt van dit en van dat - het een en ander bij elkaar gescharreld om er toch wat van te maken, ook al wonen mensen hier niet uit eerste voorkeur.

Maar het is ook waar dat er iets elitairs in zit om daar aanmerkingen op te maken. Buitenwijken zijn nodig - het enige punt is dat het liefst goeie buitenwijken moeten zijn. En zo beschouwd is Ypenburg een compliment waard. Over alles is hier nagedacht, maar góéd nagedacht. Ypenburg heeft kwaliteit en biedt zijn bewoners een Hollands, ingetogen comfort. Door de grote schaal van de wijk is het bovendien geen sociale woestenij geworden maar een nieuw stadje met een eigen hart. De mensen wonen er naar tevredenheid, ze leven nog lang en gelukkig. Daarover valt verder weinig te vertellen - maar is dat erg?

 

Terug naar overzicht met artikelen