De LoopBaan van Herman Vuijsje:
WANDELEN - BAH!

 

[Te Voet, mei 2008 ]

 

In de hemel, dat is bekend, bestaat meer vreugde over één bekeerde zondaar dan over honderd vrome lieden. Die bekeerde zondaars, reborn christians bij de protestanten, 'late roepingen' bij de katholieken, zijn ook 't fanatiekst. Die willen je bekeren waar je bij staat.

Zelf ben ik ook zo'n verloren zoon die pas op latere leeftijd de weg naar het vaderhuis gevonden heeft. Op wandelgebied, dan. Lange tijd was ik een zondaar in de wandelkerk. Zeker, ik ging 's zondags braaf met mijn ouders mee en nam deel aan de voorgeschreven rituelen. Maar inwendig vloekte ik. Ik beken dat ik gezondigd heb in gedachte, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld.

Nou ja, ook een beetje door de schuld van mijn ouders. Konden ze nou echt nooit wat anders bedenken dan iedere keer hetzelfde rondje? De Ceintuurbaan af, onder het tunneltje van de rijksweg door, de Oud-Bussumerweg op en dan via de Eksterlaan en de Museumlaan weer terug naar huis. Alleen die namen al!

Het zal wel door dit jeugdtrauma komen dat ik nog steeds liever mijn kompas inslik dan op mijn schreden terug te keren of in een rondje te lopen. Verder, altijd verder! Heel af en toe gebeurde het dat de zondagse wandeling inderdaad van A naar B voerde. We liepen dan helemaal van Bussum naar halte Groeneveld in Baarn. Dat was het verste punt van het lijnennet van de NBM, de Nederlandsche Buurtvervoer Maatschappij, waar we de bus naar huis konden nemen. Die zeldzame gelegenheden staan als exotisch en opwindend in mijn herinnering gegraveerd.

Maar de echte openbaring kwam een paar jaar later, toen een vriendje me vertelde dat zijn vader 'wandeltochten in de Ardennen maakte.' Wandeltochten - hoezo? Hoe kwam ie dan 's avonds weer thuis? Niet - zei mijn vriendje, hij liep de volgende dag gewoon verder. Maar waar sliep hij dan? In een hotel.

De gedachte was mind boggling, het kraakte in mijn hoofd. Kón dat dan zomaar? Was dat dan iets voor ons soort mensen? Een hotel, daar was ik nog nooit geweest. Zelfs niet in een café - mijn ouders waren sobere socialisten en geheelonthouders. In dat soort gelegenheden was het brassen, hoeren en snoeren geblazen door dikke mannen met hoge hoeden en geldbuidels, gevuld op kosten van het gewone volk. Het duurde daarna nog jaren voor ik de stap dorst te zetten en daarmee voor mezelf de weg effende naar de grazige weiden van het wandelparadijs. Een paradijs dat geen bestemming is, maar een eeuwig wijkende horizon.

Terug naar overzicht met artikelen