[Te Voet, juni 2008]
Ik heb een oud schoolschrift waarin ik als jongetje mijn eerste - naar later bleek ook mijn laatste - gedichten publiceerde. Oplage: vijf exemplaren, want zo ver strekte de kracht van het carbonpapier als ik er flink op los ramde op mijn vaders schrijfmachine.
Het nadeel van vakantie heet een van die gedichten, en ik citeer hier de laatste strofe:
Jammer, het is afgelopen, zo roep je op de laatste dag.
't Is afgelopen met het spelen. Weg daar gaat je vrije tijd.
Niet meer luieren als je zin hebt. Alles foetsie, alles kwijt!
Dat is 't nadeel van vakantie, dat is 't nadeel van die jool.
Als het afgelopen is, dan moet je altijd weer naar school.
Pas veel later raakte de gedachte in zwang dat elk nadeel zijn voordeel heeft. De feitelijke vakantie mag dan afgeperkt zijn in de tijd - de 'gevoelsvakantie' strekt zich uit tot ver daarna en vooral ver daarvóór. Iedere vakantieganger weet dat de pret hem voor minstens de helft zit in de verkneukelingsfase die aan de reis voorafgaat. Reisgidsen doorneuzen, kaarten raadplegen, dromerig al die heerlijkheden aan je voorbij laten glijden.
Zo verging het me ook op mijn eerste wandelvakanties. Ik kocht kaarten, gidsjes van de uitverkoren Grand Randonnée en zette alvast de route uit. Heerlijk! Later merkte ik dat je die gidsjes en kaarten helemaal niet nodig hebt. Gewoon de trein nemen naar een mooie plek en kijken waar je uitkomt.
Werd de verkneukeling daar minder om? Helemaal niet! Wel veranderde zij van karakter: het werd eerder een ongerichte dromerij, een verlangen dat niet vooruitwijst naar specifieke indrukken of ervaringen, maar terugverwijst naar een gevoel dat je overal kan oproepen als je je ervoor openstelt. Een gevoel van bevrijding, van je helemaal 'laten gaan', van niks hoeven en toch heel intensief beleven wat je overkomt. Een gevoel dat een gewone vakantieganger - gebonden aan plannen en dingen die moeten gebeuren - nooit zal kennen.
Ook als je terugbent verkeer je nog een tijd in die gelukzalige roes, die energie geeft, en kracht en moed. Totdat ook hier het nadeel van vakantie zich openbaart en ook de gevoelsreis ten einde is.
Er is maar één manier om dit einde van de verkneukeling af te wenden. Het is een mogelijkheid die in principe binnen mijn bereik ligt en waar ik vaak van droom. Op een ochtend stap ik de deur uit, met in mijn rugzak een tandenborstel en een creditcard. Op de hoek van de gracht aangekomen houd ik peinzend in. Zal ik eens linksaf gaan of is rechtsaf toch leuker? Geen plan. Ook geen beperking in de tijd. Een jaar, drie jaar later ben ik in Wolvega of Wladiwostok - wie zal het zeggen? Onderweg word ik steeds ouder en vast steeds merkwaardiger - wat zou het? Misschien kom ik wel nooit terug en eindigt mijn tocht ergens in een greppel langs een bospad - kan het mooier? Voor een gewone vakantieganger is zo'n visioen niet weggelegd - altijd op vakantie blijven kan niet. Altijd doorlopen wel. Ik wacht er nog even mee, ik moet eerst nog een hoop andere dingen doen. Maar het besef dat ik misschien ooit die wandeltocht zal aanvaarden, staat garant voor een eindeloze verkneukeling en het definitief opheffen van het nadeel van vakantie.