[d'Oude Binnenstad, december 2008]
Het is niet pluis in Amsterdams stegen en gangen. Alleen de namen al spreken boekdelen. Wie waagt zich nu 's nachts in de Spooksteeg, de Kreupelsteeg of het Rottenest? Welke gek begeeft zich na zonsondergang in de Zwartehandsteeg, 't Hol of - het engst van al - de Enge Kerksteeg?
En het is niet van vandaag of gisteren, het gevaar dat loert in de sloppen. 'Wij gaan door stegen waarvan gij den naam kent door berichten in de dagbladen, op beroovingen betrekking hebbende,' griezelden J. Sand en Piet Bakker begin vorige eeuw in hun standaardwerk Amsterdam zooals het leeft en werkt. 'Bij de Vredenburgerbrug,' vervolgden zij, 'is menig gevecht met de politie geleverd. Daar zijn charges uitgevoerd, daar werd de blanke sabel getoond en knalden menigmaal schoten.'
Maar tegenwoordig doet de Vredenburgerbrug zijn naam alle eer aan: het is pais en vree op deze eerste brug over de Achterburgwal vanaf de Oudezijds Kolk. Ook in de aangrenzende stegen wordt geen onvertogen woord meer gehoord, laat staan dat er messen zouden blikkeren. Waarom? Heel simpel: de zaak is op slot gegooid. De Vredenburgersteeg, de Spooksteeg en de Waterpoortsteeg horen bij de 36 stegen die in de jaren tachtig voor het publiek zijn afgesloten.
Het was de periode waarin de oude binnenstad aan verwaarlozing en verpaupering werd prijsgegeven. De openbare ruimte werd niet verdedigd, maar opgegeven en ingekrompen; de instanties trokken zich terug. Sindsdien heerst rond de Vredenburgerbrug absolute rust - de rust van het graf. De stegen zijn veilig, maar de stegen zijn ook weg.
Het afsluiten van stegen was een gevolg van de verloedering, maar droeg daar op zijn beurt ook aan bij. Goede looproutes zijn essentieel voor een kleinschalige binnenstad. Ze ontsluiten en doorsnijden moeilijk bereikbare gedeelten, brengen voorbijgangers de stad in en maken economische activiteit en sociale controle mogelijk. Door deze routes op te doeken hield de gemeente zelf een vicieuze cirkel in stand.
Gelukkig waait er op het ogenblik een nieuwe wind in Amsterdam. Stad en stadsdeel vatten nieuwe moed in de strijd tegen onveiligheid en verloedering. Afgesloten stegen worden daarmee iets uit een primitief verleden: ze vormen een pijnlijke herinnering aan de jarenlange straatverlating door de autoriteiten. Het stadsdeel wilde daarom vóór 2010 twintig stegen in de binnenstad weer openstellen. De eerste twee zouden nog dit jaar opengaan.
Maar ho, dat ging zo maar niet. Dit jaar kwam een woordvoerder van het stadsdeel pips vertellen dat de zaak toch ingewikkelder lag dan was gedacht. Juridisch is het bijvoorbeeld nog maar de vraag of stegen die al twintig jaar dicht zijn, weer aan het openbaar domein kunnen worden toegevoegd. Ook de politie is niet onverdeeld enthousiast. Sommige stegen kunnen wel open, vindt die, andere zijn daar nog te onveilig voor.
Van wie zouden juridische bezwaren en procedures kunnen worden verwacht? Drie keer raden: van steegbewoners die gehecht zijn geraakt aan hun privé-achtertuintje, patio, kinderspeelplaats of fietsenstalling. Hoe vanzelfsprekend sommige bewoners dat zijn gaan vinden, blijkt wel uit het feit dat ze de naambordjes van 'hun' stegen hebben weggehaald: een rituele bezegeling van de privatisering. 123 steegbewoners ondertekenden een petitie om de 'moeizaam bevochten vooruitgang' - daarmee werd het afsluiten van de stegen bedoeld - in stand te houden. Dat was volgens hen de enige manier om de stegen te vrijwaren van criminelen en wildplassers.
Bruno van Moerkerken, duo-deelraadslid voor D66, moet daar een beetje om grinniken. 'Als je ergens je fiets hebt neergezet, kun je niet meteen die grond claimen,' zegt hij. 'En als de gemeente grip verliest op bewoners die landje hebben gepikt, dan is dit het juiste moment om in actie te komen.' De houding van de politie overtuigt hem evenmin: 'Iedere steeg die je weer ontsluit, betekent uiteraard meer werk voor de politie dan wanneer hij gesloten blijft. Het is dus logisch dat ze geen voorstander zijn, maar moeten ze daarom tégenstander zijn?'
Van Moerkerken presenteerde deze zomer een Stegennotitie, waarin hij voorstelt om nu in ieder geval ernst en haast te maken met twee pilots. De eerste is de Vredenburgerbrug met de aangrenzende Vredenburgersteeg, Spooksteeg en Waterpoortsteeg. Samen vormen ze, met de Oudezijds Armsteeg, een unieke wandelroute van de Geldersekade naar de Warmoesstraat, door het oudste deel van het Wallengebied.
Ook in historisch opzicht is deze dwarsverbinding van grote waarde. De Waterpoortsteeg tussen de Geldersekade en de Zeedijk herinnert aan de Waterpoort, rond 1600 de minst bekende doorgang in de stadsmuur, waar verder niets van over is. De omgeving van de Vredenburgerbrug is misschien wel het meest schilderachtige stadsgezicht van oud Amsterdam. Het is een van de weinige plekken waar de huizen direct in het water staan. Ook dit was de schrijvers van Amsterdam zooals het leeft en werkt niet ontgaan: 'Ziet hoe stil de achtergevels van de huizen van de Zeedijk als stramme schildwachten boven het water van den Achterburgwal staan.'
Ziet..? Nee, nu even niet, want de brug zit op slot en daarmee het prachtige uitzicht langs Amsterdams Venetië naar gebouw Vredenburg, als een dogenpaleis door water omringd, en de Oudezijds Kolk. Door de afsluiting is juist deze plek midden in het stadshart tot een dode hoek geworden. Ook de kop van de Achterburgwal loopt dood op een hek en is daarmee afgeschreven voor voetgangersverkeer. De kade is in feite geprivatiseerd door een caféterras.
'Het opengooien van deze stegen is een fluitje van een cent,' zegt Van Moerkerken. 'Ze zijn recht, relatief breed en kort. Gewoon een kwestie van de bezem erdoor en de hekken weghalen. Dit is stegen-openstellen voor beginners.'
Iets meer fantasie is nodig voor zijn tweede pilot: het Wijngaardsstraatje tussen de Oudezijds Voorburgwal en de Warmoesstraat. Behalve recht en vrij breed is deze steeg ook lang, waardoor onveiligheid een probleem kan zijn. Van Moerkerken stelt voor hier de kunst af te kijken van Venetië, dat ook veel stegen heeft. Restaurants, hotels en winkels hebben in die stegen hun (zij)ingang, plus ramen, etalages en verlichting, waardoor er veel voetgangersverkeer is. Dat kan in Amsterdam ook. Een aan het Wijngaardsstraatje grenzend hotel wil bijvoorbeeld wel meewerken.
Van Moerkerken ontkent dus niet dat veiligheidskwesties een rol kunnen spelen bij de heropening van sommige stegen. 'Bij een klein, nauw steegje met een hoek erin, krijg je pissen, dealen en afwerken en zo. Daar heb je wel degelijk een punt wat die onveiligheid betreft.' Sommige stegen zou je alleen overdag kunnen openen, oppert hij. 'Een soort Begijnhof-model. Dat zou een redelijke tussenoplossing voor een aantal stegen kunnen zijn.'
Zo'n finetuning aanpak lijkt de aangewezen weg om snel tot heropening van stegen te komen. Het zou mooi zijn als steegbewoners daarbij creatief zouden meedenken, in plaats van krampachtig vast te houden aan 'verworven rechten'. Het goede voorbeeld is al in de jaren negentig gegeven in de Waalsteeg, een lange rechte steeg tussen de Geldersekade en de Kromme Waal die geteisterd werd door junks en criminaliteit. De bewoners gingen niet zeuren om afsluiting, maar stelden samen met de gemeente een plan op. De gemeente verwijderde een aantal hinderlijke obstakels, zorgde voor betere verlichting en liet de stadsreiniging vaker opdraven. Ook kocht de gemeente verf, waarmee de bewoners zelf de muren wit sausden. Zo werd de Waalsteeg een lichtend voorbeeld, tot op de dag van vandaag. De bewoners volgden niet de weg van de minste weerstand, maar lieten zien: waar een wil is, is een weg. Ook door Amsterdams oude binnenstad.