[d'Oude Binnenstad, december 2009]
AFBLIJVEN vermeldt een bordje op het podium waarover Elvis heen en weer paradeert. Overbodig, want hij is ongenaakbaar en onbereikbaar in zijn smetteloos witte outfit, zijn kuif geraffineerd uitgelicht door een flashlight boven in de zaal.
Elvis ziet ons niet eens, hij kijkt straal langs ons heen - naar perron 2b, naar de rails. Is hij als die kleine Italiener? Heeft hij heimwee naar huis? Maar da's dan wel een eind met de trein.. Elvis komt uit Australië.
Elvis' podium is de balie van Grand Café-Restaurant 1e klas op het Centraal Station. Zeven jaar oud is hij, waarvan hij er vijf doorbracht hier in de monumentale ruimte die vroeger als eerste klasse wachtkamer dienst deed. Hij kan wel negentig jaar oud worden, deze kuifkakatoe... zal het CS dan nog bestaan?
Elvis is maar één van de ornamenten in dit uitbundig gedecoreerde restaurant. Hij wordt omringd door heuse palmen en door blad- en bloemmotieven op de wanden - de originele schilderingen van eind negentiende eeuw. En door twee imposante borstbeelden, die elkaar aankijken - hoe lang al?
Eh... een paar jaar. 'We hebben ze aangeschaft op de horecava,' vertelt de eigenaar van het restaurant, die net langskomt om Elvis een beetje bij te knippen - niet zijn kuif, maar zijn veren en zijn nagels. 'Ze zijn van plastic en gips.' Onderzoek door een professor die toevallig kwam eten, heeft uitgewezen dat het gaat om Jean-Baptiste Colbert, minister van financiën van Lodewijk XIV. Het origineel staat in het Louvre. De andere buste is van de Zonnekoning zelf. Of van Richelieu, op de horecava waren ze daar niet zo duidelijk over.
Intussen komt Elvis op zijn grote blote poten aangestapt en neemt plaats op een koeler, gevuld met flessen wijn. Hij maakt zachte klakgeluidjes, heel subtiel. Hij gaat pas vocaal uit zijn bol als zijn baas hem stevig bij de poten pakt en flink heen en weer zwiept door de lucht. Als hij Elvis daarna omhoog houdt, is die zo in zijn sas dat z'n kuif zich omhoog plooit als de kraag van een zeventiende-eeuwse Amsterdamse patriciër. Met zijn ene poot strijkt hij er aanvallig doorheen en kijkt omfloerst in de camera.
Ondanks dat bordje AFBLIJVEN vindt Elvis het best als je hem aanhaalt. Hij heeft ook een hele serie bewonderaars en fans. De baas, de bedrijfsleider en een van de obers, maar ook een oude dame die af en toe een stukje met hem gaat wandelen op het perron. Wegvliegen, de stad in, zum Städtele hinaus - dat doet Elvis niet. Hij zou zijn vrienden Colbert en Lodewijk nooit in de steek laten, hij heeft geen wooden heart... en is bovendien gekortwiekt.
Hoe kwam Elvis hier terecht, in zijn hoekje op deze toonbank? 'Ik zag een paar jaar geleden een papagaai in een restaurant in Rusland,' legt de baas uit. 'Die vloog vrij heen en weer, dat kan hier niet. Maar ik ben toen wel naar Dennis Papagaaien in Landsmeer gegaan en heb Elvis gekocht.'
De vogel draagt beslist bij tot de voorname sfeer van het etablissement. Hij knabbelt bedachtzaam op zijn linkerpoot - een beetje à la Le Penseur. Kijkt koket uit z'n ooghoeken omhoog naar het rijk versierde plafond. 'Kijk,' wijst de baas. 'Het is een beetje blauw rond zijn ogen. Daar kun je aan zien dat het een mannetje is. Bij vrouwtjes is het daar roze. Eerlijk waar!' Praten doet Elvis niet - dat vindt hij ordinair, napraten past niet bij de statuur van een eersteklas gelegenheid. Zingen doet hij alleen 's nachts, als het restaurant verlaten is, op Lodewijk en Colbert na. Licht aangeschoten nachttreinpassagiers hebben duidelijk gehoord hoe hij die twee dan toezingt: Now the stage is bare and I'm standing there... tell me, dear, are you lonesome tonight?