[de Volkskrant, 24-12-2010 ]
Afkomstig uit een halfjoodse familie heb ik bij Kerstmis weinig gevoelens van welbehagen. Voor mijn vader betekende alles wat te maken had met de geboorte en de dood van Jezus een herinnering aan de antisemitische traditie van de katholieke kerk. Daar komt bij dat ons kerstfeest grotendeels van Duitse makelij is. De kerstboom is een Duitse vinding en ook in de oorlog mochten Duitsers graag liedjes zingen onder de Tannenbaum.
Zo bestaat er een foto van Albert Gemmeker, commandant van doorgangskamp Westerbork, die de kaarsjes aansteekt in de kerstboom voor het grote Joelfeest dat hij in 1942 organiseerde voor de Nederlandse nazi-top, met joodse gevangenen als bedienend personeel. Het was een half jaar nadat de deportatietreinen waren gaan rijden.
Heiligabend... ja ja. Bij ons thuis geen kerstboom. Maar toch had het iets intrigerends, dat mystieke gedoe onder die boom, misschien juist omdat het verboden was. Af en toe glipte ik naar onze katholieke buren, die hadden er een. En december vorig jaar merkte ik dat die nieuwsgierigheid nog niet weg is, toen ik een artikel las over Rothenburg ob der Tauber, een Duits stadje waar het altíjd Kerstmis is! Ik besloot het kerstgat in mijn opvoeding te dichten en nam de trein naar Rothenburg.
Twee dagen later, op een namiddag, kwam ik terug van een wandeling door de besneeuwde valleien rond het stadje. Op het ritme van mijn voetstappen zag ik de torens van Rothenburg oprijzen boven het glooiende veld. De imposante Sint-Jacobskerk stak boven alles uit en even later zag ik ook de Klingenpoort en de snoeperige huisjes met hun pannendaken en spitse gevels.
Rothenburg is een kijkdoos, beschermd door een nog volledig intacte stadsmuur - een kleine wereld, alleen te betreden door zo'n imposante stadspoort. Eenmaal binnen word je opgenomen in een universum van engeltjes en kribbes, jezuskindjes, kerstboompjes en -beestjes, balletjes en slingers. Het is één lange etalage met rood schijnsel dat weerkaatst op de glimmende sneeuw. Je kunt ook kerstkoekhuisjes krijgen, en kerstlantaarns, sprookjesachtig beschilderd met taferelen van een nog weer kleinere wereld. Alles straalt hier knusheid en Gemütlichkeit uit. Geborgenheid, dat is het sleutelwoord.
De ultieme onderdompeling in dit kerstgevoel onderga je in Käthe Wohlfahrts Weihnachtswelt, een enorm kerstwarenhuis in de vorm van een Frankisch vakwerkdorp rond een knoesperig marktpleintje - het gehele jaar geopend. Even verderop, in het Deutsches Weihnachtsmuseum, kun je leren hoe Duits ons kerstfeest is. Begin negentiende eeuw ontwikkelde Duitsland zich tot Mutterland der Weihnachtsseeligkeit. Het familiefeest met kerstliedjes, cadeautjes, kerstmaaltijd en versierde kerstboom kreeg toen vorm en werd door Duitse emigranten meegenomen over de wereld.
Maar nog steeds zijn Duitse stadjes als Rothenburg dé magneet van het kersttoerisme. In december is de hele binnenstad een grote kerstmarkt, maar ook de rest van het jaar stromen de toeristen toe. Vooral Japanners, gewend aan Kerst zonder sneeuw, zijn al blij met een hap in een Rothenburger Schneeball, een geglazuurde bol van suikerkoek.
Rothenburg ligt aan de Romantische Strasse in Beieren en je hebt er het gevoel dat je in een Disneyfilm bent beland. Dat klopt ook, want het stadje is grotendeels nep. Het is zorgvuldig gereconstrueerd nadat de Amerikanen in maart '45 een bombardement uitvoerden waarbij de helft in vlammen opging.
Wat wonderwel gespaard bleef, is de Judengasse, de joodse buurt die grotendeels dateert uit de veertiende eeuw. Even verderop staat het Judentanzhaus, de feestzaal die het centrum was van een grote en bloeiende joodse gemeente met beroemde rabbijnen als Meir Ben Baruch (van 1246 tot 1286 in Rothenburg) en een in heel Europa bekende talmoedhogeschool.
Ja, Rothenburg heeft een imposante joodse geschiedenis. En nee, er wonen nu geen joden meer. Voor hen gold zij niet, die geborgenheid. Tot vier keer toe werden ze er verdreven en vermoord. Had ik het kunnen weten? Juist in dit romantische zwijmelstadje waar eeuwig de kerstklokken luiden, deden zich de gruwelijkste Duitse episoden voor.
In 1298 telde Rothenburg vijfhonderd joodse inwoners, tien procent van de bevolking, evenveel als Amsterdam in 1940. Ze werden vermoord tijdens een grote pogrom nadat het gerucht was verspreid dat de joden een hostie hadden ontheiligd. Vijftig jaar later herhaalde de geschiedenis zich - nu hadden de joden de bronnen vergiftigd en daarmee een pestepidemie veroorzaakt.
Weer keerden er joden terug naar Rothenburg. Tot 1520 dit keer. In dat jaar wist predikant Johannes Teuschlein de bevolking zo op te hitsen dat de raad de laatste zes joodse families de stad uit joeg. De synagoge werd omgedoopt tot Kapel van de Allerzuiverste Maria en Teuschlein wordt in Rothenburg nog steeds geëerd met een Teuschleinstrasse. Zijstraat van de Goethestraat.
Vanaf 1520 was Rothenburg verboden voor joden. Pas rond 1900 was er weer een joodse gemeenschap. En kort daarop was het weer zo ver. Bij de Duitse presidentsverkiezingen van 1932 stemde 87 procent van de Rothenburgers op Adolf Hitler en een jaar later riepen ze hem tot ereburger uit. Op gebouwen waar in het verleden joden waren vervolgd, verschenen geestdriftige herdenkingsplaquettes.
In 1933 begon het fysieke geweld tegen joodse inwoners en in 1937 werden grote panelen met antisemitische karikaturen aan de stadspoorten gehangen. Op 22 oktober 1938 werden de laatste zeventien joden de stad uit gejaagd. Vijf dagen later werd Rothenburg feestelijk judenrein verklaard.
Ook in vroeger tijd ontving Rothenburg al veel bezoek. In de middeleeuwen waren het geen toeristen die door de straten dromden, maar pelgrims. Rothenburg kan bogen op enkele door Jezus tijdens het Laatste Avondmaal gemorste druppels wijn, die bij deze oer-eucharistie in zijn bloed veranderden. Ze worden bewaard in een kruis van bergkristal uit 1270. Sinds het eind van de vijftiende eeuw is deze relikwie opgesteld in de heiligebloedkapel van de Sint-Jacobskerk.
Rothenburg is een van de oudste plekken waar het heilige bloed wordt vereerd en ik kan niet zeggen dat deze bloedband een geruststellende uitwerking op mij heeft. Kerst en bloed en heiligheid... op de een of andere sinistere manier horen ze bij elkaar. De joden slachtten christelijke jongetjes omdat ze hun bloed nodig hadden om matzes te bakken, aldus het middeleeuwse 'bloedsprookje'. Dat de joodse spijswetten het consumeren van bloed ten strengste verbieden, maakte niets uit. Samen met de verhalen over de hosties en de bronnen vormde het bloedsprookje de munitie om de joden tot zondebok te bombarderen.
Maar goed - ik ben in Rothenburg en ik kan het stadje niet verlaten zonder bezoek aan de heiligebloedkapel. Zo betreed ik op de laatste dag de Sint-Jacobskerk. Sinds de reformatie huist er een evangelisch-lutherse gemeente maar het katholieke interieur is nog grotendeels intact, met middeleeuwse ramen en altaarstukken. Op verschillende daarvan zijn joden afgebeeld. Een raam toont de spijziging van de Israëlieten met manna op hun tocht door de woestijn, op een ander raam is Jezus' vader Jozef afgebeeld en er is ook een reliëf waarop Jozef van Arimatea, een jood, Jezus ten grave legt.
Al deze taferelen dateren van rond 1400 en al deze joden zijn afgebeeld met een Jodenhoed. Dat was een onderscheidingsteken dat joden moesten dragen. In 1511 werd de Jodenhoed voor de joden van Rothenburg verplicht, maar de Kerk vond het dus al een eeuw eerder nodig. De enige jood zonder hoed in het schip van de Sint-Jacobskerk is het kindeke Jezus, dat besneden wordt op een altaarschildering uit 1466.
In dezelfde periode kreeg Tilman Riemenschneider, een van de belangrijkste Duitse houtsnijders van die tijd, opdracht een altaar te maken voor de heiligebloedkapel. In 1502 werd het ingewijd - een drieluik met bovenin het relikwie met de bloeddruppels. Het staat nog steeds op dezelfde plaats.
Het is stervenskoud als ik de kapel betreed en plaatsneem op een van de stoeltjes tegenover het reusachtige retabel. Het middenpaneel toont het Laatste Avondmaal, en wel het moment waarop Jezus een stuk brood heeft gepakt en aankondigt dat de ontvanger daarvan hem zal verraden. De discipelen kijken elkaar aan: 'Ben ik het?' Hun gezichten tonen verbijstering en vertwijfeling.
De dramatische kracht van het tafereel is enorm. Wie is de mol? In de gebruikelijke middeleeuwse verbeeldingen van het Avondmaal is die vraag al beantwoord: Judas. Vaak werd hij afgebeeld met een schaduw over zich heen en met zijn rug naar de toeschouwer, terwijl alle andere discipelen naast Jezus zitten en ons aankijken. Ook Judas was vaak voorzien van een Jodenhoed. En van andere symbolen waarmee toen de joden werden geïsoleerd, zoals een gele mantel. Judas was de jood, de jood was de verrader, de joden hadden Jezus vermoord.
Maar Riemenschneider gaf Judas geen Jodenhoed. Sterker, Judas is op dit retabel de centrale figuur. Hij is de enige die rechtopstaat en hij lijkt op Jezus in gestalte en gelaatsuitdrukking. Riemenschneider leefde van 1460 tot 1531 en was tijdgenoot van pogroms. Wat wilde hij hiermee zeggen?
Dan komt de gids binnen, Hartmut Köhn, gepensioneerd predikant. Riemenschneider was bijzonder in zijn tijd, vertelt hij. Kritisch tegenover het katholieke establishment. Meesterlijk in het weergeven van gemoedsstemmingen. Eigenlijk al een protestant, hoewel de reformatie Rothenburg pas in 1544 bereikte.
In zijn 'boodschap' was Riemenschneider zijn tijd nog verder vooruit: hij gaf blijk van theologische inzichten die pas eeuwen later doorbraken. Was Judas wel die schurk? Of was hij juist de grootste vertrouweling van Jezus, door hem uitverkoren voor de verradersrol 'opdat de Schrift vervuld worde'? Zo staat het in Johannes 13, Riemenschneiders leidraad. 'Kijk, hun blikken ontmoeten elkaar,' zegt onze gids. 'Ze kijken treurig. Hebben ze een geheime afspraak, een soort overeenstemming?'
Iemand moest het doen, dat lijkt Riemenschneiders boodschap, en dat had net zo goed jij of ik kunnen zijn. De hele plaats van Judas is erop gericht dat de toeschouwer aan het denken wordt gezet over zijn eigen standvastigheid. Over Judas heen kijkt Jezus de binnenkomende pelgrim recht aan en lijkt hém het brood toe te steken. 'Judas is hier niet afgebeeld als zondebok waarop we alles kunnen afschuiven,' zegt Köhn. 'En ook niet als jood.'
Hoorde dat ook bij Riemenschneiders boodschap? Wilde hij protesteren tegen de jodenhaat van de katholieke belevingswereld? Na afloop, als iedereen afdruipt naar Glühwein en warme chocola, stel ik onze gids die vraag.
'Hitler kon zich beroepen op de verhalen die leefden in de kerk,' zegt hij. 'Na de oorlog zijn wij in Rothenburg deze thema's lang uit de weg gegaan. Mijn vader was ook predikant en begon voorzichtig ze aan te roeren.' Probeerde Tilman Riemenschneider dat al vijfhonderd jaar eerder? Het heeft er alle schijn van. Op dit altaar is Judas geen karikaturale jood maar een Mensch. Wonderlijk: een mooie kerstgedachte opgedaan onder het kruis en het heilige bloed.