PER LOVEBOAT ONDER DE WAAG DOOR

 

[ Ons Amsterdam, juli/augustus 2004 ]

 

Zwemvesten aan, we gaan de elementen het hoofd bieden. 'De stroming is hier onwijs hard,' zegt de man aan het roer. Dan gaan de trossen los en steken we van wal. Waarheen voert de barre tocht? Gaan we de oceaan trotseren, of de beruchte korte golfslag van het IJsselmeer? Nee, we bevinden ons aan de kop van de Geldersekade bij de Nieuwmarkt in hartje Amsterdam.

Onze roerganger is Jan Slot, uitvoerder van de firma Dekker uit Krabbendam, die het groot onderhoud aan de duiker onder het Nieuwmarktplein voor zijn rekening neemt. De andere passagiers zijn Frans Kerkhoff, projectleider namens stadsdeel Centrum, Ronald Glaudemans, bouwhistoricus van het bureau Monumenten & Archeologie, en fotografe Marian van de Veen.

Het vereist nogal wat moeite om ons hulkje voor de toegang van de duiker te manoeuvreren. De balk die de doorvaart normaal verspert, is weggehaald. 'De stroom gaat altijd richting IJ,' zegt Jan. 'Als ze spuien, op maandag en dinsdag, is het nog erger.'

Eenmaal onder het plein zien we een lange bochtige gang voor ons, feëriek verlicht door een soort lampions. Om de zoveel meter doemen borden met nummers op, zoals je die ook langs de Rijn ziet staan. Aan de hand daarvan weten de metselaars waar ze 'nieuw werk' moeten aanbrengen. De onderhoudsbeurt is bedoeld om het voegwerk te restaureren en slechte plekken aan te metselen. 'Het is een beperkt herstel,' zegt Ronald Glaudemans. 'De monumentensubsidie is niet toereikend om alles te restaureren.'

Na een tijd bereiken we de verdiepte drijvende werkbak waarin de metselaars hun werk doen. 'Die bak hebben we speciaal laten maken,' zegt Jan Slot, 'zodat de jongens het werk staande kunnen doen en niet op hun rug hoeven te liggen. Er zijn maar een paar metselaars die dit werk kunnen uitvoeren. Het is hier heel stil en je bent erg alleen. Daarom zijn ze vandaag niet aan het werk, ze hebben even vrij om hun motivatie weer op peil te brengen.'

 

* * *

 

Met onze eigen motivatie zit het intussen meer dan snor. We klimmen over de werkbak en stappen aan de andere kant in een ander bootje om de tocht voort te zetten. Met die romantische lampions zou het hier ideaal zijn om een loveboat te laten varen. Op sommige plekken is het zo laag dat we plat moeten liggen om ons hoofd niet te stoten. Wat wil je nog meer in een loveboat vlakbij de rosse buurt van Amsterdam?

Een paar weken geleden was dat liggen niet nodig, vertelt Jan. Toen waren beide toegangen afgesloten met een damwand, waarna het water tot veertig centimeter hoogte werd weggepompt om ook het voegwerk onder de waterlijn te kunnen herstellen. In de damwanden werd een schuif aangebracht, zodat het water toch kon doorstromen als er werd gespuid.

De afsluiting mocht van het waterschap niet langer dan zes weken duren en rond de Waag werden peilbuizen aangebracht om de grondwaterstand te meten. Het waterpeil onder de Waag mag namelijk absoluut niet worden verlaagd. Dan komt de fundering van het gebouw droog te staan en dat is een te groot risico.

Bij de vorige onderhoudsbeurt, in 1990, werd daar nog luchthartiger over gedacht. Toen werd de duiker simpelweg drooggelegd en kon je eronderdoor lopen. 'Voor het herstel hebben ze toen moderne machinale steen gebruikt,' zegt Frans Kerkhoff. Met enig misprijzen wijst hij de plekken aan, hoofdschuddend als een tandarts die de vullingen van zijn voorganger bekijkt. 'Constructief functioneert het, maar mooi is het niet.'

Mooi? Hoezo - hier komt toch nooit iemand? 'Ja, dat was toen ook het uitgangspunt,' zegt Frans. 'Daarom mocht 't ook niks kosten. Het besef van monumentaliteit was toen wat minder actueel dan nu, zeg maar. In 1990 was Monumentenzorg waarschijnlijk niet ingeschakeld, anders hadden ze 't nooit op deze manier achtergelaten.'

Dit keer bemoeide Monumentenzorg zich er wel mee. Op het nippertje - want het aanvankelijke plan was nog rücksichtsloser dan de aanpak van 1990. Frans Kerkhoff: 'Het was de bedoeling de duiker een soort corset van spuitbeton aan te trekken: een laag beton aan de binnenkant. Dan hoef je er verder nooit meer naar om te kijken.' Alleen het oudste gedeelte onder de Waag - een rijksmonument - zou voor die behandeling gespaard blijven.

Maar toen Frans met Ronald Glaudemans een eerste inspectietocht door de duiker maakte - liggend op een vlot - bleek al gauw dat de bakens moesten worden verzet. 'Al na zo'n twintig meter varen hoorde ik Ronald roepen: Waauw! Zeventiende-eeuws muurwerk! En even verderop: Zestiende eeuw! Ik dacht: Daar gáát het spuitbeton!'

Sinds Monumentenzorg zich ermee ging bemoeien, wordt er stilzwijgend van uitgegaan dat de Waag een geheel vormt met de duiker eronder. En bouwkundig gezien vormt het gedeelte onder de Waag weer een geheel met de rest van de duiker. 'Je kunt niet ergens een grens trekken: hier is het nog wel een monument en daar niet meer,' zegt Frans. Vanwege die monumentaliteit is er ook uitvoerig gezocht naar steensoorten die wat betreft uiterlijk, kleur en structuur bij de bestaande steen passen en die ook dezelfde eigenschappen hebben, bijvoorbeeld qua vochtopnemend vermogen. 'Anders krijg je scheurvorming.'

 

* * *

 

Na een kwartiertje varen zitten we recht onder de Waag. Het gebouw, weggesuft in goeiigheid, maakt geen angstaanjagende indruk. Maar dat is niet altijd zo geweest, realiseren we ons op deze plek. De Waag was ooit een imposante stadspoort en we zitten hier precies onder de brug die de verbinding vormde tussen de voorpoort en het hoofdgebouw van deze Sint Anthonispoort. Boven ons spant zich een 2,5 meter hoog gewelf.    In 1602, toen het poortgebouw zijn verdedigingsfunctie verloor, werd een deel van de Geldersekade/Kloveniersburgwal overkluisd: het begin van de Nieuwmarkt. Het gebouw werd daardoor een stuk lager; bovendien werd de ruimte tussen voor- en hoofdpoort volgebouwd. Daarmee kreeg het gebouw zijn huidige uiterlijk: breed, laag en een beetje plomp.

Aanvankelijk was de overkluizing beperkt van lengte: de schepen voeren eronderdoor. In een van de bochten is nog te zien dat de stenen zijn uitgesleten door de boten die erlangs schampten. Later in de zeventiende eeuw werd het marktplein steeds verder aangeplempt, waarbij ook de duiker steeds werd verlengd. Dat is waarschijnlijk een van de redenen voor het bochtige parcours.

Voorbij de Waag bereiken we de ondergrondse keersluis die de stad tegen hoogwater beschermde en het zoute water buiten de stad hield. Boven ons zien we een ingewikkeld raderwerk, gevat in een moderne betonconstructie die bij een vorige onderhoudsbeurt is aangebracht. De sluizen worden met de hand bediend vanaf het plein, via een ijzeren luik, ongeveer onder de bloemenstal. Hier kwam ook een oude waterloop naar de Achterburgwal uit, die tegenwoordig is dichtgemetseld maar op de kaart van Cornelis Anthonisz uit 1544 nog zichtbaar is als grachtje.

Als het water op het IJ echt hoog stijgt, kan de binnenstad ook worden beschermd met schotbalken. Daarvoor zijn aan de Geldersekade-kant sleuven aangebracht. 'De schotbalken liggen hier in de buurt opgeslagen in een kelder,' vertelt Frans. Waar? Dat zegt ie niet. Je weet het maar nooit met die terroristen tegenwoordig.

Het gewelf wordt nu steeds lager, er is nog maar veertig centimeter ruimte boven het water. Liggend zien we ten slotte licht gloren. Een laatste bocht en dan wordt het wateroppervlak van de Kloveniersburgwal zichtbaar. Knipperend tegen het licht kijken we omhoog, in stilte hopend op straatjongens of toeristen die ons verbijsterd aanstaren. 'We zijn veertig jaar geleden vertrokken,' zouden we dan kunnen zeggen. Maar er is niemand.


 

 

Vergelijk een eerdere tocht over het zelfde parcours, maar nu te voet, opgetekend in NRC Handelsblad, in april 1990:

 

De Jonge Ondernemers

IN DE CATACOMBEN VAN DE NIEUWMARKT

Voor het eerst en vermoedelijk voor het laatst van je leven kun je dezer dagen onder de Nieuwmarkt doorlopen. Het plein is in het kader van een totale renovatie geheel om‑ en opengewoeld. Temidden van dit ruige stadslandschap straalt de Waag, normaal weggesuft in goeiigheid, bepaald allure uit ‑ zij het anders dan de gemeente het had gedacht.

Ook aan de duiker die sinds eeuwen onder het plein de Kloveniersburgwal met de Geldersekade verbindt, wordt gewerkt. Aan de Kloveniersburgwal‑zijde is de overkluizing opengelegd. Slechts een paar slordig geplaatste hekken scheiden het publiek van de diepte, waarin de toegang naar een geheimzinnig gewelf zichtbaar is.

Ben ik een rasechte Amsterdammer of niet? Met geoefende hand druk ik de hekken opzij en laat me zakken op het plankier dat over de ondergrondse stroom is gelegd. Het is zes uur en de bouwvakkers zijn naar huis. Voor me zie ik een lange donkere gang, die zich in de verte verliest in een bocht. Maar wat is dat? Stemmen drijven me tegemoet. Ze komen naderbij.

'Meneer!' klinkt het hol, 'Even wachten, we maken licht!' Inderdaad floepen her en der in het gewelf lampen aan. Nu kan ik ook zien dat vlak voor mij de plankieren over een lengte van drie meter zijn weggetrokken. Het ziet er naar uit dat ik de catacomben van de Nieuwmarkt baggerend door de rioolsmurrie zal moeten betreden.

Twee jongetjes doemen op uit het duister. 'De rondleiding kost een gulden meneer. Vooruit betalen,' zegt de grootste, met een eenvoudig gebaar naar het gat tussen ons in. Na enig onderhandelen wordt bepaald dat vijftig procent van de toegangsprijs vooraf zal worden voldaan; de plankieren worden aangeschoven.

Gezegd moet worden dat de catacombebeheerders in ruil voor hun honorarium een kwalitatief hoogwaardig produkt afleveren. 'Meneer! Pas op, hier wordt het lager. Dat is omdat het breder is.' We passeren sluisdeuren en sleuven waar vroeger sluisdeuren gezeten hebben. De reis onder de Nieuwmarkt verloopt via een lang en bochtig tracé en neemt lange tijd in beslag.

Mijn andere gids, die een kikker in een met water gevulde plastic zak bij zich heeft, vertelt dat hier vroeger wijn werd opgeslagen. 'Hier stond een heel groot vat, daar verderop ook. Maar er zat niks in hoor.' Ook waren er waterkelders van bierbrouwerijen, weten ze. Ik ken dat nepverhaal: het stond onlangs in de krant en werd later gerectificeerd.

'Van wie hebben jullie dat allemaal geleerd?' roep ik, inmiddels diep voorovergebogen.

'Van de bouwvakkers. Die moesten wij ook betalen. Daarom moet u ons betalen.'

We bereiken een van de highlights van de rondleiding: een gezellig zitje met makkelijke stoelen en wat Colaflessen. Er hangt een lamp, waarmee ze een gat boven in het gewelf bijlichten: 'Hier zijn mensen in de oorlog ontsnapt uit het kasteel.'

'Welk kasteel?' 'Dat kasteel hierboven op het plein.' 'Die kerk,' licht de ander toe. 'En hier is een zijgang, maar daar mogen we niet in. Allemaal ratten en vleermuizen. Die gaat helemaal naar het Nieuwe Kerkplein.' Hij heeft zijn kikker te danken aan de verlaging van de waterstand die nodig is om de klanten naar behoren rond te leiden. 'We hebben de pomp even aangezet,' zegt de hoofdbeheerder, 'gewoon op dat blauwe en dat rooie dingetje drukken.'

We ronden een laatste bocht, en dan: thalassa!, in de verte wordt het wateroppervlak van de Geldersekade zichtbaar. Hiermee is de rondleiding voltooid; op de terugweg laten mijn begeleiders de professionele teugels wat vieren. Ze hebben dus ervaringen gehad met klanten vóór mij; die zeiden wel dat ze zouden betalen, maar die deden het niet. Vandaar hun plank‑aanpak.

Op weg naar de uitgang lopen ze voor me uit, maar aan het eind haal ik ze weer in. Ze staan stil en nemen zwijgend het zwarte gat in ogenschouw dat zich voor hun voeten uitstrekt. Aan de overkant tekent zich in het schelle buitenlicht een drietal gestalten af, met de weggetrokken plankieren tussen zich in.

Bij de onderhandelingen stel ik me dit keer passief op. Het driemanschap blijkt tijdens onze excursie de ingang te hebben bewaakt tegen binnendringend gespuis. Niet voor niets, vanzelfsprekend. Als ze ten slotte de plankieren op hun plaats schuiven, hebben ze een democratisch aandeel in de winst bedongen. Hoeveel moest ik betalen? Vijftig cent? Dan zijn drie dubbeltjes voor hun.

   Terwijl ik hem uit het zicht van zijn beschermers de tweede tranche uitbetaal, grinnikt de hoofdbeheerder me steels toe. Dat de helft vooruit betalen, dat gaat hij vaker doen. Het is april 1990 in Amsterdam. De socialisten hebben de aftocht geblazen; gezond ondernemerschap bloeit op onder de jeugd.

 

Terug naar overzicht met artikelen