[Trouw, 16-04-2011]
De pelgrim kwam ik tegen op mijn tocht door avondland
Ik vroeg hem: zeg waar is je reis naar toe
Je naam wordt oud, je schoenen zijn versleten onderhand
En ben je al dat zwerven nog niet moe
Zo begint De pelgrim van zanger Rikkert Zuiderveld, waarin hij het lot beklaagt van een 'stille vreemdeling' die langs 's Heeren wegen zwalkt zonder de weg naar het Vaderhuis te kennen. Ga toch met mij mee, dringt Rikkert aan. 'Je wilt toch vinden, naar 'k veronderstel. Het spreekwoord zegt: Wie zoekt, die vindt, ik kom er net vandaan. Daarom ken ik de weg hier wonderwel.'
Maar de pelgrim slaat Rikkerts aanbod af. 'Het vinden is maar schijn', zegt hij. 'Mijn wegen zijn bepaald door zon en maan. Voor mij is er geen waarheid dan onderweg te zijn. En 'k heb nog eeuwen lang alleen te gaan.' En zo trekt hij voort, 'tastend in de schemering', nagestaard door een bitter wenende Rikkert.
Het lied dateert van 1991, hetzelfde jaar waarin Pelgrim zonder god verscheen, het verslag van mijn 'omgekeerde' pelgrimstocht van Santiago de Compostela naar Amsterdam. Nu waren Rikkert en ik school- en studievrienden, die elkaar na Rikkerts toetreding tot het evangelisch christendom een beetje uit het oog waren verloren. Toen we elkaar weer eens tegenkwamen, vroeg ik hem: 'Zeg, die stille vreemdeling, was ík dat soms?'
Dat was niet zo, zei Rikkert. Maar het had goed gekund. Zijn lied is een aansprekende beschrijving van de veranderingen die zich de laatste tientallen jaren hebben voltrokken in de motieven van Santiagogangers. Zelf maakte ik die veranderingen van nabij mee. Het pelgrimswereldje waarin ik verzeild raakte toen ik mijn tocht voorbereidde, was al in de overgang. Kerkelijke motieven speelden nauwelijks nog een rol. Bijna niemand ging bijvoorbeeld meer naar Santiago om er een 'aflaat' te bemachtigen, de korting op het vagevuur die in de middeleeuwen het belangrijkste motief was om op bedevaart te gaan.
Maar onder het oppervlak deden traditioneel-christelijke ideeën zeker nog hun invloed gelden. In 1980 had Hans Annink de Santiago-revival in Nederland ingeluid met zijn boek Een late pelgrim op de Melkweg. De eerste nacht lag hij al met pijnlijke voeten - hij had geen goede schoenen - te kleumen in een lekkend tentje in Duitsland; later werd het er niet lolliger op. Ik herinner me ook een ex-marineofficier met een gepijnigde gelaatsuitdrukking die de tocht al in 1978 had gemaakt. Dat waren toen haast legendarische pioniers, die in pelgrimskringen konden rekenen op ademloze bewondering.
Waarom? Vanwege hun lijden... zij waren Jezus nagevolgd door zich vrijwillig te onderwerpen aan de ontberingen op de moeizame voettocht helemaal naar dat verre Spanjeland. De camino mocht niet over rozen lopen, maar moest over doornen gaan. Het moest een lijdensweg zijn. Daarmee werden waarden weerspiegeld die in feite nog diep-christelijk waren: lijden als voorwaarde om een beter mens te worden. 'Pijn speelt altijd een rol', schreef ook Cees Nooteboom, die het als doorgewinterd autopelgrim weten kon.
Twintig jaar later zijn Santiago-pelgrims het lijden voorbij. Nu beschrijven de meesten hun ervaringen juist in blije bewoordingen. 'De hele reis wind mee!' hoorde ik een fietspelgrim zelfs een keer uitroepen. Rikkerts stille vreemdeling heeft plaatsgemaakt voor een aanzwellend legioen van positivo's.
Katholieke instanties en pelgrimsclubs vragen zich af: waar moet dat heen? Dezelfde vraag die Rikkert stelde, maar nog weer een stap verder: is er bij al die toeloop nog wel ruimte voor een religieuze of spirituele motivatie? Of zakt de camino, de weg naar Santiago, af naar het niveau van prestatietochten, wellness-safari's en belevingstoerisme?
Een teken aan de wand is de wildgroei van nieuwe pelgrimspaden. In de middeleeuwen waren er vier wegen die naar Compostela leidden. Geen daarvan deed Nederland aan, maar die omissie is nu ruimschoots goedgemaakt. Vanuit Amsterdam voert het Pelgrimspad LAW 7 naar Maastricht, waar het aansluit op de Duitse Niederstrasse richting Reims, waar je dan kunt kiezen: linksaf naar Rome of rechtsaf naar Compostela. In 2000 werd het Jabikspaad ingewijd, dat vanuit Sint-Jacobiparochie aansluiting geeft op dezelfde route. En wat de Friezen konden, konden de Groningers ook: een paar jaar later was het Jacobspad een feit, met startpunt Uithuizen.
En daar zal het niet bij blijven: Compostela is een 'merk' geworden, en een 'niche' in de markt. Het merk is niet beschermd, dus iedereen kan het zich toe‑eigenen. Katholieke en pelgrimsinstanties staan niet alleen in hun bezorgdheid over deze ontwikkelingen. Ook uit wetenschappelijke hoek klinken verontruste geluiden. Paul Post, hoogleraar liturgische en rituele studies in Tilburg, deed onderzoek naar 'nieuwe sacrale plekken' en concludeerde dat de meeste nieuwe Jacobsroutes en -halteplaatsen 'ronduit fake' zijn. Hij spreekt van invented tradition, neptradities, en van 'topolatrie', het verafgoden van plekken die eigenlijk niet vererenswaard zijn.
* * *
Van verschillende kanten klinkt dus ongerustheid over de teloorgang van vertrouwde pelgrimsvormen en -gedachten. Maar is die verontrusting gerechtvaardigd? En getuigt ze wel van inzicht in de ontwikkeling van de Santiagobedevaart? Geen andere pelgrimsbestemming is zozeer met zijn tijd meegegaan en is zo vaak van gedaante veranderd. Door de eeuwen heen wist de camino zich steeds aan te passen aan de nieuwe geloofs- en gemoedsstemmingen die samenhingen met het grote individualiseringsproces in de westerse wereld.
Ooit was de gang naar Santiago een 'doelgerichte' onderneming. Je strompelde naar het apostolisch graf aan 's werelds eind, beleed je zonden, kreeg die aflaat en toog gelouterd en voldaan huiswaarts. Bij andere pelgrimsoorden, zoals Lourdes, Kevelaer en Medjugorje, vind je die doelgerichtheid nog steeds. Lourdesgangers hopen bij de heilige Bernadette concreet resultaat te boeken, meestal in de vorm van een betere gezondheid. In dat opzicht verschilt hun bedevaart niet zo erg van hun normale bestaan: ze hebben zich een doel gesteld en willen dat door effectief handelen realiseren.
Santiago heeft zich weten te bevrijden uit dat middeleeuwse keurslijf van boetedoening en gesmeek. De afgelopen decennia paste de camino zich moeiteloos aan bij het postkerkelijk geloofsklimaat in West-Europa - of liep daarop vooruit. Wie nu naar Compostela trekt, maakt zich juist los van waarden als effectiviteit en efficiëntie. Vaak weet hij zelfs niet wat hij wil en gaat hij op pad om daar achter te komen. Terwijl we in ons dagelijks leven steeds doelgerichter zijn geworden, is op de camino een tegengestelde ontwikkeling te zien.
Nu het kerkelijk christendom voor de meeste Santiago-pelgrims geen leidraad meer is, gaat de tocht niet meer over lijden, ook niet meer over voleinding of beloning. Meer dan ooit is het onderweg zijn zelf van belang. Dat brengt met zich mee dat ieder na afloop zelf maar moet uitmaken wat de weg hem heeft gebracht. De camino kaatst de vraag terug, net als een psychiater: 'Wat vind je er zélf van?'
Pelgrimeren wordt een persoonlijk getinte spirituele ervaring met een neiging tot zelfonderzoek. Voor gevestigde instanties is dat misschien een reden tot ongerustheid. Voor zo'n verinnerlijkte bedevaart heb je immers geen kerken, geen relikwieën en heilige plekken meer nodig. Als het 'doel' ligt in het onderweg zijn zelf, is het verschil tussen plekken die wel of niet binnen de erkende liturgische setting vallen, niet meer zo van belang.
Het is dan maar een kleine stap naar de vraag of er nog wel zo'n groot verschil is tussen een pelgrimstocht en een 'gewone' lange‑afstandswandeling. Heb je een eeuwenoude kerkelijke traditie nodig om spirituele ervaringen op te doen? In het wandelen zelf zit iets dat uitnodigt boven jezelf uit te stijgen. Op iedere lange-afstandswandeling wordt een neiging tot inkeer en reflectie opgeroepen door de onzekerheid en eenzaamheid waarin je je tijdelijk begeeft.
Misschien staat Santiago's unique selling point dus op de tocht, maar is dat een reden tot pessimisme? Voor hetzelfde geld kun je de recente ontwikkelingen omschrijven als een vorm van vooruitgang - of van terugkeer naar de oorspronkelijke joods-christelijke gedachte. In die traditie heeft de idee van de 'heilige plaats' altijd afkeuring opgeroepen. De alomtegenwoordige God vereren op een vaste plek waar hij meer 'aanwezig' zou zijn dan elders, is eigenlijk iets voor de simpelen van geest. Vanuit die gedachte is er ook altijd afgegeven op bedevaarten als een vorm van volksreligiositeit die grenst aan bijgeloof. Onze eigen Erasmus was een van de felste criticasters.
Als je het zo bekijkt, is een begrip als 'topolatrie' eerder van toepassing op de beweegredenen van middeleeuwse pelgrims dan op die van hun hedendaagse navolgers. De opkomst van nieuwe pelgrimspaden is dan een welkome aanvulling van het aantal plekken waaraan mensen zelf een sacrale betekenis kunnen hechten. Die sacrale waarde wordt steeds minder een vast, door officiële instanties gesanctioneerd, attribuut en steeds meer een persoonlijke kwestie.
Santiago-pelgrims laten de laatste tijd metterdaad zien dat ze het belang van officiële routes en plekken relativeren. Veel van hen lappen de officiële bestemming aan hun laars en ontlopen Santiago om hun tocht te beëindigen op Kaap Finisterre, waar hun voortgang door de oceaan wordt gestuit. Ze eindigen niet op een vast, door conventies bepaald punt maar op een plek die symbool staat voor dynamiek en eindeloze beweging.
Begin vorige eeuw vertolkte de Spaanse dichter Antonio Machado die gedachte al in zijn beroemde regels: Caminante no hay camino Se hace camino al andar. (...) Caminante no hay camino. Sino estelas en el mar.' 'Wandelaar, er is geen pad. Je baant je pad al lopend. Wandelaar, er is geen pad. Slechts een schuimspoor in de zee.'
De laatste tien jaar gaat het snel: Fisterra, zoals het in het Galicisch heet, is hard op weg Santiago in te halen als eindbestemming. Steeds meer pelgrims maken de balans van hun tocht niet meer op bij een pontificale hoogmis met pelgrimszegen, maar bij een zonsondergang aan een onherbergzame kaap, met als parafernalia de wolken, de zee, de stilte en de horizon.
Daarmee is het tegendeel bereikt van de beslotenheid die traditionele liturgische plekken kenmerkte. De grens tussen de sacrale plek en de wijde ruimte is verdwenen; wie dat wil, kan aan de ervaring van ruimtelijkheid zelf het attribuut van sacraliteit verbinden. En juist de onbegrensdheid van die ruimte is daarbij doorslaggevend.
* * *
'Je wilt toch vinden', veronderstelde Rikkert in zijn lied. Logisch, vanuit orthodox christelijk oogpunt. Met zijn 'Zoekt en gij zult vinden' sprak Jezus zowel een opdracht als een geruststelling uit. Dat religiositeit een kwestie is van zoeken, is hecht verankerd in het joods-christelijk geloofsgoed. God laat zich niet op een koopje kennen - je moet wérken aan die relatie.
Maar ook stelt de bijbel de premie van het vinden uitdrukkelijk in het vooruitzicht. Ergens wacht het antwoord. Je ziet hem nog niet, maar hij bestaat gegarandeerd - de graal, de voleinding van de queeste, de veilige haven. In traditionele pelgrimsliederen wacht aan het eind van de reis altijd 'Gods huis in 't Vaderland'. Als je maar lang genoeg zocht in het bos en in de heide, dan vond je uiteindelijk de verstopte paaseieren - zoiets.
Maar in onze tijd is die bijbelse vind- en aankomstgarantie vervallen - in feite is zij in haar tegendeel verkeerd. Daarmee komt ook de zoekopdracht op losse schroeven te staan. Heeft het nog zin om van een zoektocht te spreken als van te voren vaststaat dat de uitkomst ongewis is en dat definitieve antwoorden zullen uitblijven? Wie in zulke omstandigheden blijft zoeken, loopt het risico dat te blijven doen tot aan sint-juttemis. Hij dreigt te eindigen als een dwalende, ja, dolende ziel - nu eens dit, dan weer dat omarmend zonder ergens meer iets van onthechting en aanvaarding te vinden. De tallozen die zich levenslang een ongeluk blijven shoppen in de wereldwijde relisupermarkt kunnen daarvan meepraten.
Voor de deelnemers aan die rusteloze en vruchteloze zoektocht vormen de laatste ontwikkelingen op de camino geen bron van zorg maar bieden ze uitzicht op verlossing. Kalmpjes voortscharrelend op weg naar Santiago ben je het zoeken voorbij. Vrijgesteld van besognes als zoeken, aankomen, vinden, scoren en afhandelen. De camino is simpelweg: doen. Ervaren en ondergaan. Opgaan in je omgeving.
Solvitur ambulando - een uitspraak van Kierkegaard. Dingen lossen zich vanzelf op als je uit wandelen gaat. Is er een god? Wat wil ie met me? Kom ik ooit aan in zijn huis? Geen idee, en wat zou het ook. Zulke vragen en gedachten horen bij de tijd dat de camino een lijdenssafari voor piekerende pelgrims was. Tegenwoordig gaat het om onderzoeken en exploreren. Gewoon door stad en land lopen en kijken wat zich aandient aan gedachten en on-gedachten.
Een pelgrimage is geen zoektocht meer, maar een Werdegang - een verkenningsreis waarop je misschien iets wordt, gewordt of gewaarwordt. En als het een Nederlands begrip moet zijn, dan grijp ik terug op die mooie protestantse term 'bevinding'. Datgene wat je ondervindt in je verhouding met God, met de mensen om je heen en met jezelf - in die volgorde van opkomst sinds de aanvang van de Santiago-pelgrimage.
Het oude ritueel met zijn vaste vormen en gebruiken wordt in toenemende mate naar individuele voorkeuren gekneed. Het afleggen van de tocht naar Compostela heeft zich - de laatste decennia in sneltreinvaart - geëmancipeerd van een primitief trucje voor de simpelen van geest tot een manier om je persoonlijk rekenschap te geven van je levenswandel. De camino nodigt uit tot doorlopende spiritualiteit en voortschrijdend inzicht.
Daarom lijkt de vrees dat leeghoofdig toeristenvolk de route zal 'overnemen' me ongegrond. Een paar maanden voortstappen door de wereld, het landschap, het weer en de natuur, onderweg in aanraking komen met allerlei mensen in allerlei situaties, op jezelf teruggeworpen worden, vriendschap en hulp ondervinden van en betonen aan onbekenden - ik geloof niet dat iemand daar onberoerd onder kan blijven. Hoe je dat dan verder noemt, en of je er God en religie bij haalt, wordt steeds meer een kwestie van smaak.
Dit artikel is gebaseerd op een voordracht die Herman Vuijsje vorige week vrijdag hield bij de opening van een pelgrimsinformatiecentrum in de Groate Kerk van Sint-Jacobiparochie. Een uitgebreide versie wordt opgenomen in de heruitgave van 'Pelgrim zonder god' die in juni verschijnt als Pandorapocket.