[My World, maart 2012]
Rooskleurige ideeën over 'nobele wilden' en onbezoedelde samenlevingen in het verre regenwoud heb ik nooit gekoesterd. Toch was het even slikken toen ik vorig jaar voor 't eerst kennismaakte met zwart Afrika. Dat slikken was niet nodig als we met ons gezelschap van 'sociale toeristen' op bezoek gingen bij een schooltje of een dorp dat steun ontving van onze Nederlandse club. Overal vrolijke, lachende mensen - zij blij, wij trots.
Nee, het slikken gebeurde 's ochtends, na het ontbijt. Samen met onze Malawiaanse gids Simeon namen we dan de plaatselijke kranten door en mochten vragen stellen. Naarmate de week verstreek, werden die vragen prangender en de antwoorden verontrustender. Leef je als alleenstaande vrouw in zo'n arcadisch dorp? Dan ben je 's nachts weerloos tegenover iedere man die je hutje binnendringt. Loop je daarbij aids op? Dan zijn er twee opties: je mond houden of uitgestoten worden.
De meesten van ons groepje waren bij de gratie van leeftijd en achtergrond uit knoestig links hout gesneden. We schrokken, maar we slikten het... de omstandigheden waren verantwoordelijk, nietwaar? Onmenselijke omstandigheden baren onmenselijk gedrag. En wie hebben voor die onmenselijke omstandigheden gezorgd? Nou? Eigenlijk waren wij westerlingen dus verantwoordelijk.
Maar toen vertelde Simeon op een ochtend over de 'hyena'. Bij een van de plaatselijke stammen gaan meisjes vóór hun tiende jaar naar een kamp in de bush. Daar worden ze ontmaagd, in serie, door een jongen die is aangewezen door de traditionele chief. Die jongen is de hyena.
Wij keken elkaar sprakeloos aan, dit moest een broodje-aap verhaal zijn. Maar Simeon was bloedserieus.
'En die hyena,' vroeg iemand aarzelend, 'wordt die getest op aids?'
Simeons antwoord was kort. 'Nee.'
'Maar die ouders,' vroeg een ander, 'doen die daar dan niets tegen?'
'Nee,' zei Simeon weer. 'De sociale druk is te groot, je kunt je er niet aan onttrekken. Het enige wat je kan proberen, is zorgen dat je dochter ver van huis is tijdens die jaarlijkse initiatie.' Slik. Hier hielp geen westers zelfverwijt meer. En, naar ik vrees, ook geen westerse hulp. Simeon had ons een ongemakkelijke waarheid verklapt. En wat we ermee aan moesten, wisten we niet.