HET SCHANDBLOK KAN NIET, JOVIALITEIT MET HOLLEEDER OOK NIET

 

[NRC Handelsblad, 6-10-12 ]

 

In 1981 had ik als verslaggever van de Haagse Post een vraaggesprek met Joop Glimmerveen, leider van de Nederlandse Volks-Unie en propagandist van het nationaal-socialistisch gedachtegoed. Glimmerveen was 'in het nieuws' en daarom leek het ons een goed idee hem naar de achtergronden van zijn ideeën te vragen. Het bracht een kleine journalistieke rel teweeg. Ik kreeg een kwaaie column aan mijn broek van Renate Rubinstein en de Volkskrant weigerde die week de HP in zijn weekbladenrubriek te bespreken. 'Voor straf', zoals erbij werd vermeld, vanwege deze 'ernstige misgreep'.

Wat hield die misgreep precies in? Dat ik een foute man aan het woord had gelaten, maar ook de schijn dat de ontmoeting had plaatsgevonden in een amicale sfeer. Fotograaf Ronald Hoeben had namelijk een geintje uitgehaald en Glimmerveen en mij in tegenlicht gefotografeerd, de hoofden naar elkaar genegen, als in een intiem tête-à-tête.

Dertig jaar later is de gedachte dat ook 'foute' mensen journalistiek interessant kunnen zijn, niet meer omstreden. Maar de vraag hoe amicaal de omgangsvormen bij zulke gelegenheden kunnen zijn, heeft daardoor juist aan actualiteit gewonnen. Ik herinner mij een interview dat het kwartaalblad Dutch in 1995 had met Leni Riefenstahl, die voor en tijdens de oorlog propagandafilms maakte voor de nazi's en in concentratiekampen zigeuners selecteerde om als acteur te dienen. Op een foto bij het gesprek poseerde hoofdredacteur Sandor Lubbe vriendschappelijk met een arm om de schouder van de 'eigenzinnige kunstenares'.

Ook Willem Holleeder is zo'n fout iemand die desondanks op schouderklopjes mag rekenen. Is er een overeenkomst tussen hem en Leni Riefenstahl? Ja, één. Allebei zijn zij omstreden publieke figuren en daardoor voor journalisten interessant. Allebei roepen zij ook de vraag op hoe zulke figuren daarbij moeten worden bejegend. Voor Erik Noomen, hoofdredacteur van Nieuwe Revu, is dat geen probleem. Hij vertelt iedereen hoe 'aangenaam' het is om te luisteren naar de 'prachtige anekdotes' van zijn nieuwe columnist en hoe goed die past bij het 'tegendraadse' karakter van zijn blad.

Ook Ruud de Wild en de andere medewerkers van Radio 538, waar Holleeder op bezoek was om de ode 'Willem is terug' van rapper Lange Frans te promoten, overtroefden elkaar in een soort lacherige jovialiteit. Het is héél gewoon dat wij hier zitten te geinen met een topcrimineel, was de nadrukkelijk-onnadrukkelijke boodschap.

Maar dat geinen is natuurlijk helemaal niet gewoon. Veel meer zou het voor de hand liggen dat journalisten die in de context van hun beroep met schurken te maken krijgen, zich zakelijk opstellen, relevante vragen stellen en het daarbij laten. Hun beroepsmatige omgang met misdadigers is geen vrijbrief om net te doen alsof die, behalve journalistiek interessant, ook als mens dik in orde zijn.

Hetzelfde geldt voor anderen die beroepshalve met boeven te maken krijgen, zoals rechters en advocaten. Een rechter die vriendschappelijk zijn arm om de schouder van een verdachte legt, wordt gewraakt. Een advocaat die op intieme voet verkeert met zijn cliënt, heeft ook een probleem. Het bekendste voorbeeld is Bram Moskowicz, die Desi Bouterse verdedigt in het proces over de Surinaamse Decembermoorden. Moskowicz verscheen voor de tv met zijn arm om de schouder van de legerleider. Er bestaat ook een filmpje waarop hij een buitengewoon geanimeerd dansje maakt met zijn cliënt.

Vorig jaar was Moskowicz te gast bij het tv-programma College Tour. Presentator Twan Huys wilde het filmpje laten zien maar Moskowicz dreigde te vetrekken als dat zou gebeuren. Huys capituleerde en zond de beelden niet uit. Hopelijk stelt hij zich manmoediger op als hij volgende week Holleeder ontvangt.

* * *

Hoe zijn zij te verklaren, deze vriendschappelijke uitingen jegens topcriminelen als Holleeder en Bouterse? Het antwoord wordt vaak gezocht in een primitief soort fascinatie voor slechteriken. Angst voor represailles kan ook een rol spelen. Maar het betonen van jovialiteit waar zakelijkheid en afstand zouden passen, kan ook nog een andere oorzaak hebben.

Dat bleek bijvoorbeeld toen de kwestie-Holleeder afgelopen woensdag aan de orde kwam bij De Wereld Draait Door. Onder anderen advocaat Inez Weski en dichter Nico Dijkshoorn werd naar hun mening gevraagd en hun ongemak om een antwoord te vinden, was bijna aangrijpend. Allebei wilden ze wel van de daken schreeuwen dat de rotzak zich de rest van zijn leven in een donker hoekje moest gaan schamen, maar ze kregen het niet voor elkaar dat hardop te zeggen. Weski vond de kwestie 'antropologisch interessant' en Dijkshoorn trok een vergelijking met Bassie & Adriaan.

Angst? Nee, eerder onzekerheid en ongemak. Het uiten van morele oordelen over andermans gedrag is in Nederland niet meer zo populair, om niet te zeggen beladen. Het Spaans kent het woordje sinverguenza, wat zoveel betekent als: schaamteloos persoon. In de traditionele Spaanse cultuur, waarin eer en respect belangrijke waarden waren, was het een huishoudwoord. Eres un sinverguenza, vrij vertaald: Schaam je!

Een echte Nederlandse vertaling bestaat niet. Wij associëren beschaming en te schande maken met primitieve eerculturen en met ons eigen primitieve verleden. We griezelen als we op de foto gaan met kop en handen in een middeleeuws schandblok. En we denken zonder plezier terug aan de 'volksgerichten' die een halve eeuw geleden nog voorkwamen in Staphorst. Overspelige echtelieden werden daarbij publiekelijk te schande gezet en tot outcast gemaakt door ze rond te rijden op een mestkar.

We verafschuwen zulke praktijken omdat ze neerkomen op eigenrichting. Ook minder vérgaande vormen van beschaming, zoals voor iemands voeten op de grond spugen, vinden we primitief. We zijn eraan gewend geraakt dat instanties ons het bestraffen van ongewenst gedrag uit handen nemen. Daardoor voelen we ons ongemakkelijk over de manier waarop we slechte mensen moeten bejegenen als we zelf met ze te maken krijgen.

'Slechte mensen'? Ho ho, bestaan die wel? De opkomst van de sociale wetenschappen en de humanisering van het strafrecht hebben onze onzekerheid nog vergroot. Evenals een serie andere lange-termijntrends in de westerse wereld. De individualisering leverde een mentaliteit op van: bemoei je met je eigen zaken. Het primaat van het economisch denken voegde daaraan toe: succes is oké, ongeacht de manier waarop je het hebt bereikt. En de globalisering heeft eenzelfde uitwerking: noties van schaamte en schande gedijen in kleinschalige samenlevingen waar mensen alles van elkaar weten, maar verliezen aan betekenis in het werelddorp.

Ook deze ontwikkelingen kunnen inzichtelijk maken waarom mensen die abjecte dingen deden, toch een vriendschappelijke bejegening ten deel kan vallen. Je zou kunnen zeggen dat we ons een beetje zijn gaan schamen voor het toebrengen van schaamtegevoelens bij anderen. Met deze moderne vormen van onzekerheid en ongemak zijn we doorgeschoten naar een maatschappelijk extreem - het tegendeel van het schandblok en het volksgericht. Eigenrichting is verkeerd, maar instanties kunnen ons niet alles uit handen nemen. Journalisten zijn ook mensen, burgers, vaders en moeders. Dat stelt eisen aan hun omgang met schurken. Net als andere burgers en ouders moeten zij noties van goed en kwaad durven vertolken en overbrengen. 'Eigen verantwoordelijkheid nemen' heet dat tegenwoordig in de politiek.

Terug naar overzicht met artikelen