[OpNieuw, december 2012]
Wonen aan het water is een voorrecht, zeker als je uitkijkt op de eeuwenoude grachten van de Lastagebuurt. Maar er komt ook een vaag gevoel van verantwoordelijkheid bij kijken. De grachtwanden in onze buurt zijn hoog, doordat ze werden aangelegd toen de Lastage nog buitendijks lag. Als iemand in het water valt, kom hij er niet zo gauw uit. Dus wat te doen als je 's nachts een zware plons hoort? Of als je een dronken Brit of tukker vervaarlijk zwaaiend aan de wallenkant ziet staan om daar een onzekere straal overheen te mikken?
Als doorgewinterd bewoner van de Recht Boomssloot voel ik me een beetje verwant met 'De Menschenredder', ooit door schrijver Godfried Bomans geportretteerd in zijn boekje Kopstukken. De menschenredder woonde ook aan zo'n grachtje, en op zijn borst rinkelden niet minder dan 95 medailles. 'Allemaal eerlijk verdiend met mensen redden,' verklaarde hij met een waakzaam oog op het raam gericht. 'Het gebeurt wel eens dat er 'n roeiboot met drie tegelijk omslaat, maar die buitenkansjes zijn toch zeldzaam.'
Mijn eigen prestaties als mensenredder zijn minder indrukwekkend. Eenmaal heb ik een dronken soldaat uit de gracht gevist, maar daarvoor hoefde ik alleen maar in een roeibootje af te dalen. Mijn buurman verderop daarentegen zou zonder meer het Iepenloof en de rupsen verdiend hebben. Hij sprong 's nachts een drenkeling na, dook een paar keer naar de bodem, maar tevergeefs. Het was een van de verdrinkingsgevallen die iedere grachtbewoner kent en die dat onbestemde gevoel van alertheid teweegbrengen.
O, wacht even, u kent het Iepenloof en de rupsen niet? Het was een onderscheiding die Parooljournalist Henri Knap in zijn 'Amsterdams Dagboek' uitreikte aan mensen die iets moedigs hadden gedaan. Vaak ging het om het redden van denkelingen. Kort na de oorlog, toen Knap zijn rubriek begon, hadden de iepen langs de Amsterdamse grachten last van een rupsenplaag die de gevreesde iepziekte veroorzaakte. Maar eigenlijk was het Iepenloof een sarcastische verwijzing naar een hoge nazi‑onderscheiding: het Eikenloof met zwaarden.
Eén keer heb ik de oorkonde van het Iepenloof in het echt gezien. Hij hangt aan de muur bij Jan Nico Wijnbergen, die ik kwam interviewen over Er stond iemand naast mij, het boek waarin hij zijn oorlogsherinneringen beschreef. Als jongen woonde hij op Recht Boomssloot 2, hoek Geldersekade, een strategisch punt als het op mensenredden aankomt. Zeker in de oorlog: de stad was verduisterd, zodat er regelmatig passanten te water raakten.
Toch was het niet Jan Nico die het Iepenloof verwierf. Zeker, hij was een mensenredder, en hoe! Drie jaar lang bracht hij, soms drie keer per week, joodse kinderen naar onderduikadressen in het hele land. Maar het Iepenloof ging naar zijn broer Karel Christiaan. Die zat, zo verklaarde hij in een interview dat aan de achterkant van de oorkonde geplakt zit, 'in een oude broek voor het raam om springklaar te zijn.' En hij vervolgde: 'Eén keer heb ik er een Duitser uit gehaald, dat zag ik pas toen hij weer op de kant stond. Daar had ik toen wel een beetje spijt van.'
De kennismaking met deze heldhaftige buurtgenoot was voor mij een nieuwe aanmoediging om de veiligheidssituatie van sloot en wallenkant een beetje in de gaten te houden. Bij de laatste vernieuwing van de walmuur zijn een reddingstouw en drenkelingentrappen aangebracht. Vandaag zou mijn eigen reddingsactie dus waarschijnlijk overbodig zijn geweest: die soldaat was er op eigen houtje wel uitgeklommen.
Zou je denken... maar wat ik uit mijn raam zie, is iets heel anders. De twee drenkelingentrappen in mijn blikveld zijn bijna altijd ontoegankelijk vanwege afgemeerde plezierbootjes. Een van de twee was dit jaar maandenlang geblokkeerd door een gezonken scheepje. 'Dat is verboden, meneer,' kreeg ik te horen toen ik er een telefoontje aan waagde naar Waternet. 'Afmeren bij een drenkelingentrap mag niet.'
'Ja, maar jullie doen er niks aan,' sputterde ik tegen. 'Slinger die lui op de bon of neem die bootjes in beslag. En hang bordjes op. Straks verdrinkt er iemand omdat ie niet bij die trap kan, doordat jullie te lamlendig zijn om te controleren.'
'Er wordt aan gewerkt, meneer. Dank u voor de melding. Wilt u trouwens de volgende keer liever een klachtenformulier invullen? Zo hoort het namelijk eigenlijk.'
'Dat heb ik al gedaan,' antwoordde ik naar waarheid. 'Een paar maanden geleden. Niks over gehoord, niemand gezien en niks gebeurd.' Nu was het stil aan de andere kant van de lijn. Even stil als bij die drenkelingentrappen. Tot de dag van vandaag is de toestand onveranderd. Voor ons mensenredders is dus nog een mooie toekomst weggelegd.