EEN BOT BOD

 

[MyWorld, december 2012 ]

 

'De kruidenier van de hoek werd op de boot een toean besar', zo omschreef mijn oude professor Wertheim de gedaanteverwisseling van Hollandse 'kolonialen' in Nederlands-Indië. Veel is daarin nog niet veranderd, merkte ik toen ik zelf een kijkje ging nemen in ons vroegere wingewest.

Wat is het onweerstaanbaar, dat gevoel dat je iets heel bijzonders bent! Waar je ook maar je witte bakkes vertoont, duiken voorkomend lachende en gedienstige gezichten op. In het begin speelden oud-koloniale schuldgevoelens op. Op mijn eerste ritje in een fietstaxi wist ik me letterlijk geen houding te geven. Achter me hoorde ik de betjakrijder, een tandeloze oude man, hijgen, en ik wilde me liefst zo klein mogelijk maken. Maar in zo'n betjak krijg je vanzelf iets wijdbeens over je. Onwillekeurig maak je je breed in een soort koloniale pose.

Maar binnen de kortste keren ga je ze normaal vinden, de uitnodigende gebaren, gemaakt met een archaïsche zwier: welkom in mijn nederige stulp, sahib. Wil de toean zich niet neervlijen op deze peluw en mijn dochter betasten? Wees toch zo goed mij de eer aan te doen op mijn gerafelde kussens plaats te nemen, o edele seigneur!

Willen dienstverleners in de Arabische wereld nogal eens agressief te werk gaan, waarbij het onderhandelingsproces kan uitlopen op een lelijke scheldpartij - in Indonesië word je als verloren zoon binnengehaald, met stroop ingesmeerd en door de suiker gerold. Lachen is de boodschap, konfrontasi uit den boze.

Eén keer heb ik de fout gemaakt die beleefdheidscode te doorbreken. In een toeristenwinkeltje betaalde ik 40.000 roepia voor een batikschilderij dat - naar ik de volgende dag te weten kwam - 5000 waard was. Verontwaardigd beende ik ik als wrekende gerechtigheid het zaakje binnen en legde een korte verklaring af: geld terug of een ander schilderij erbij voor een zacht prijsje.

Ook nu bleef de verkoper beleefd en stortte een vloed van sarcastisch overdreven hoffelijkheden over me uit. 'O, dank u, hartelijk, hártelijk voor uw visite.' Met veel buigingen en strijkages had hij me de winkel uit gewerkt voor ik 't wist. Allergalantst hield hij het gordijn voor me omhoog dat in de deuropening de warmte buitenhield. Wilde ik eruit, dan moest ik bukken. Onder het juk door. Ik deed het - en krimp nog steeds een beetje ineen als ik eraan terugdenk.

 

Terug naar overzicht met artikelen