[SNP reismagazine, oktober 2013]
Voor PDF: zie finland
Een foto. Een pad tussen besneeuwde lage naaldbomen. Bijschrift: 'Eindeloos witte taiga'. Al een paar jaar verlekkerde ik me aan het plaatje op de SNP-website. Zoals je in verloren uurtjes staart naar de foto van een prachtige vrouw op wie je verliefd kunt worden. Maar is het ook verstandig de ontmoeting aan te gaan?
Er zijn nog wel meer redenen waarom ik een beetje zenuwachtig uit het vliegtuig stap in Kuusamo. Heb ik wel genoeg poolkleding bij me? Ben ik niet een onervaren sukkel in een team van langlaufcracks? Maar die middag bij het proefafdalinkje zie ik de een na de ander van mijn reisgenoten een tuimeling maken. Hè, gelukkig.
En 's avonds verdampen alle zorgen bij de aanblik van de sauna, die als een pannenkoekenhuisje aan het meer ligt. Een oranje verlicht venster piept op in de schemer. Een pad voert door de sneeuw naar de steiger, die zich verliest in de donkere witte vlakte.
Ha! Het wordt pas om een uur of acht licht. Half tien vertrek - echt iets voor mij. De groep wordt bijeengehouden door twee stoere jonge vrouwen. Voorop gaat Liisa, ooit soldaat in het Finse leger, de achterhoede wordt bewaakt door stageaire Carine, die voor 'wildernisgids' studeert. Tussen hen in vallen we al gauw uit elkaar en het duurt niet lang of ik ben alleen.
De route voert langs surrealistische sneeuwsculpturen en onder erebogen door: takken, gekromd onder hun witte last. Perfecte sneeuwbollen versterken het effect van een chique allee.
Veel reisverslagen in dit blad puilen uit van de spectaculaire indrukken en aanblikken. Het oh en ah van de ene belevenis is nog niet verstomd of de volgende dient zich al aan. Maar hier? Het landschap verandert van bos naar bevroren meer, van heuvel naar taiga, en weer terug. Er is geen ander geluid dan het kraken van mijn ski's en het tikken van mijn stokken.
Géén kleur. Hier en daar tilt een lichtgroen naaldboompje een enkele spruit boven de sneeuw uit, licht voorovergebogen alsof hij klaar staat om ook op pad te gaan. Dat is al. Hier heerst het tegendeel van onze gebruikelijke overkill aan prikkels en keuzemomenten. Een waarschuwingsbord dat je de grenszone met Rusland niet mag betreden, is al een traktatie van de zinnen.
Intussen heb je je aandacht hard nodig om de elementen de baas te blijven. Alles is hier elementair: water, weer, hout, vuur en voer, daar gaat het om. Glühwein? No way, zeg! Thee, thee en nog eens thee. Kvalja (gefermenteerde brooddrank) en bessensap. Pap en nog meer pap! Als het maar vult en warm is.
De derde dag is het stil aan de ontbijttafel. Buiten sneeuwt het en staat een harde wind. Temperatuur vijftien graden onder nul.
Als we een paar uur onderweg zijn, heeft Markko, die met de sneeuwploeg de loipes voor ons trekt, brood, koffie en warme soep klaar. Hij heeft een kampvuur opgestookt en rendiervachten neergelegd. Markko is een knoert van een vent. Als hij hout hakt - hevig uithalen en dan keihard toeslaan, met z'n andere hand er vlak naast - lopen ons nog meer kouwe rillingen over de rug.
Maar die middag keert alles zich ten goede. Het terrein wordt makkelijker: geen heuvels meer met een geniepige bocht aan het eind van de afdaling, waardoor je geheid op je gezicht valt. We trekken vooral door veen en moeras. Daar liggen mooie lange tracks te schitteren onder... de zon!
Kovavaara, een verlaten grenspost, is het primitiefste onderkomen van onze tocht. Niets is hier vanzelfsprekend. Markko, Liisa en Carine hebben de handen vol aan water halen en opwarmen, hout hakken, sjouwen en in de haard gooien. WC: een eind door de hoge sneeuw naar een tochtig hokje.
Maar ook: ijsbloemen op de ramen, wanneer zag ik die voor 't laatst? En een houtgestookte sauna met een bijt in het meer om in te springen. Twee durfals doen het zowaar.
Precies op tijd! We zijn gehard, kunnen alles aan - en deze dag is dat ook nodig. Het sneeuwt en blijft sneeuwen en vriest zeventien graden. Toch blijft ook vandaag bijna de hele pooluitrusting in m'n rugzak. Vier lagen hemd, fleece en jack, een lange onderbroek, handschoenen en een simpele ijsmuts volstaan in deze droge kou, als je maar in beweging blijft.
Toch is de verleiding groot om dat juist niet te doen. Stilstaan betekent hier: echt helemaal niks horen. Het is bijna een vorm van geluid op zich, een diep antigeluid. Ook bewegen doet er niets. Zelfs de bewegingen van dieren zijn bevroren: sporen van elanden, vossen, rendieren, otters en veelvraten (een soort grote bunzing).
Zelf voel ik me trouwens ook een soort veelvraat. Wat een ongehoorde bergen voedsel sla je hier achterover, om inspanning en kou de baas te blijven. En toch kom je nog magerder terug dan je vertrok. Ik merk het aan mijn broek, die steeds verder begint af te zakken, wat in dit sneeuwparadijs een merkwaardig gangsta-effect oplevert.
Deze avond, in de boerderij van Arola, is het helemaal een eetfestijn. Gastvrouw Helena heeft bij een buurman een zware snoek gekocht die hij net uit een bijt in het ijs heeft opgevist. Verder: cranberries, aardappels, paddenstoelen, alles zelf verbouwd of geplukt.
Helena laat zich ontvallen dat ze daarnet iets van Noorderlicht heeft gezien. Wat? En ze heeft ons niet gewaarschuwd? Onder protestgeloei vervolgt ze gauw: 'Het stelde weinig voor.'
De volgende dag maken mijn reisgenoten een rondje Arola en neem ik een dagje vrij om bij te komen van de inspanningen. Met enig wenkbrauwgefrons wordt het aanvaard. Ik ben de oudste en kom meestal als laatste aan... vooruit dan maar.
Helena neemt me mee naar het dorp Juntusranta, waar ze een winkel hebben. Onderweg vertelt ze over haar beren. Arola ligt aan de rand van het Martinselkonen natuurreservaat, waar wolven, lynxen, bevers en beren huizen. Nu houden de beren hun winterslaap aan de Russische kant van de grens, waar in een brede zone geen mens mag komen.
Maar 's zomers komen ze hierheen om eten te halen. Helena en haar man organiseren dan bear watching tours en leggen iedere avond honderd kilo zalm en elandenvlees voor ze neer. Het moet wel vers zijn, want anders halen ze hun neus ervoor op en laten het liggen. 'Net of ze willen zeggen: zonder zalm geen beren, zonder beren geen toeristen, dan bekijk je het maar.'
Naar onze laatste etappeplaats, het wilderniscentrum van Martinselkonen, gaat het door sprookjesbos. Hier in het natuurreservaat wordt niks gesnoeid of weggehaald. Overhangende takken vormen geen erebogen meer, maar obstakels.
Die avond brommen mijn reisgenoten. 'De sneeuw gleed niet, vandaag. Afzien was het.' Ach gossie toch. Zelf volbreng ik de twintig kilometer met m'n vingers in de neus en geniet van voluit zon en uitzicht op berken met glinsterend sneeuwfiligrein.
'Hadden jullie ook maar een spijbeldagje moeten nemen,' pest ik. Of is het het voordeel van het nadeel? Door mijn gebrek aan techniek modder ik maar wat aan. Ik weet niet beter, zodat ik nu het verschil niet opmerk.
Of ben ik een geoefend woudloper geworden? Deze middag, op weg naar de Teerilampi-hut, waar Markko de lunch voor ons klaarmaakte, rook ik al op een kwartier afstand het kampvuur. Nog even en ik ben zo'n ouwe bosindiaan die ruikt wie er gisteren langs is gekomen.
Het gaat vanzelf in zo'n week waarin alles basic is. Aankomen op je plek van bestemming, ook zoiets. Als je een dak ziet opdoemen tussen de bomen, weet je dat je er bent. Andere huizen zijn er niet, en andere manieren waarop menselijke bewoning zich aankondigt evenmin.
Yes! We saw the light! Iilse slaat alarm, iedereen schiet alles aan wat ie kan vinden en we stormen de deur uit. Niks te zien - wat vage vegen aan de hemel, maar dan zien we een lichte streep boven de horizon opdoemen, waartegen dennensilhouetten zich aftekenen.
Het licht is neutraal van kleur, maar kruipt langzaam omhoog, wordt feller en neemt lichtblauwgrijze tinten aan. Even later schieten brede gordijnen van licht de hemel in, alsof ergens enorme beamers staan opgesteld.
Het is niet het kleurenfestijn van de plaatjes uit de folders, maar zeker zo indrukwekkend. Opeens zie je bij wijze van spreken hoe hoog de hemel is. De zuilen en draperieën van licht zijn soms diffuus, soms geleed als dicht opeenstaande baleinen. Heel goed kan ik me voorstellen dat mensen hieraan een religieuze betekenis toekenden.
'Daar stond er ene!' De laatste dag, als we nog half slapend terugrijden naar Kuusamo, wordt de stilte in het busje verscheurd door een rauwe kreet van Miet, een van de vier Belgische deelnemers: 'Daar stónd er ene! Ik zag 'nen eland.' Diepe verbazing in haar stem - voldoening bij ons, ook al hebben we zelf niks gezien.
Goed, het Licht was niet felrood en oranje, maar wel hóóg. En okee, de eland struinde niet door de wildernis, maar hij wás er voor ons. De Grote Twee waar je als bereizer van de Karelische wildernis toch recht op hebt - uiteindelijk gewerden ze ons allebei. Maar hoe spectaculair ook, ze konden niet tippen aan die ene grootse ervaring: een week lang ondergedompeld te zijn in het koude, stille en kleurloze niks.