[NRC Handelsblad, 11-10-2014]
Over de 'meer of minder Marokkanen' uitspraken van Geert Wilders valt één ding met zekerheid te zeggen: ze zijn verdacht. Dat is het goede woord: wat hij er precies mee bedoelde, valt te bezien, maar verdacht is het. Daarom is het opmerkelijk dat het Openbaar Ministerie een half jaar wachtte voor het Wilders als verdachte aanmerkte. Een half jaar waarin het, naar nu blijkt, zich eerst wilde verzekeren van de steun van een reeks deskundigen. Koudwatervrees? Maar waarvoor dan? Er zijn verschillende redeneringen te noemen die daarbij een rol kunnen hebben gespeeld. Redeneringen die neerkomen op evenzovele drogredenen.
De eerste is afkomstig van Wilders zelf. 'De boodschapper van het nieuws moet blijkbaar politiek worden onthoofd,' wist hij te melden zodra hij de beslissing van het OM had vernomen. Ook bij de eerste tegen hem gevoerde rechtszaak was dat zijn belangrijkste verdediging: dit is een politiek proces.
Valt deze pavlovreactie nog schouderophalend af te doen, anders ligt het met een veel gehoorde redenering die hiervan eigenlijk het omgekeerde is. Vrij breed wordt betoogd dat een rechtszaak Wilders alleen maar in de kaart zou spelen. Hij zou dan opnieuw kunnen poseren als slachtoffer en als kampioen van vrije meningsuiting en daardoor politieke winst kunnen boeken. Deze redenering komt dus neer op een politiek gemotiveerd pleidooi om van een proces af te zien. Een politiek niet-proces, dat voor de rechtsorde even schadelijk zou zijn als een politiek proces.
Een derde redenering om Wilders te laten lopen, ligt hierin dat hij niet heeft opgeroepen tot geweld. Dat is waar, maar het speelt in dit kader geen rol. De betrokken wetsartikelen gaan over belediging, discriminatie en haatzaaien, niet over geweld. De geweldsvraag is het debat binnengeglipt door toedoen van Pim Fortuijn. Discriminerende opmerkingen moeten kunnen, vond hij, zolang die niet aanzetten tot fysiek geweld. Voor de geldende wetspraktijk is die opvatting echter niet van belang.
Maar parlementariërs dan? Die moeten toch alles kunnen zeggen? Dat roepen de aanhangers van een vierde redenering om Wilders ongemoeid te laten. Zij vergissen zich: volksvertegenwoordigers zijn strafrechtelijk onschendbaar, maar dat geldt alleen voor hun uitspraken in het parlement. Wat zij daarbuiten in het openbaar zeggen, valt onder de wetten die voor iedereen gelden.
Ook op dit punt zijn voorstellen gedaan om de wet te veranderen. Politiek wordt in toenemende mate ook buiten het parlement bedreven. Femke Halsema stelde daarom in 2011 voor om de parlementaire onschendbaarheid uit te breiden tot iedere gelegenheid waarbij een Kamerlid uit hoofde van zijn functie het woord voert.
En ook op dit punt worden zulke voorstellen verward met de geldende wetsregels. Leon de Winter bepleitte donderdagavond bijvoorbeeld in Nieuwsuur van een proces af te zien omdat de vrijheid van parlementariërs daarmee teveel zou worden ingeperkt: 'Laten we dat in godsnaam niet definiëren. Het is vloeiend, het is open, het is dynamisch, het is in beweging.'
En het is waar, de aard van het politieke bedrijf is aan sterke verandering onderhevig. Net als alles om ons heen. Onze hele samenleving is verzeild geraakt in een proces van voortdurende dynamiek, waarbij grenzen vervagen en zekerheden wankelen. De wereld is 'vloeibaar' geworden, in de aansprekende metafoor van socioloog Zygmunt Bauman. De werkelijkheid wordt in toenemende mate 'analoog', zou je ook kunnen zeggen: het menselijk bedrijf laat zich steeds moeilijker in digitale hokjes vangen.
Het lijkt een fijn idee die hokjes dan ook maar af te schaffen en die vloeibare realiteit tot norm te verheffen, zoals De Winter doet. Het is ook een gevaarlijk idee. Juist waar alles vloeibaar en onbestemd lijkt, hebben we instanties nodig die eenduidige grenzen stellen: je bent óf in overtreding, óf niet.
Vroeger golden groepsnormen en -waarden, vaste burchten en voorschriften waaraan mensen houvast hadden, uit overtuiging of door groepsdwang. Nu leven we in een wereld waarin steeds minder duidelijk is waaraan we ons te houden hebben en waaraan wij anderen kunnen houden. In zo'n analoge wereld digitale lijnen trekken is een moeilijke en ondankbare taak, maar ook een taak van onschatbaar maatschappelijk belang. Als zulke begrenzingen steeds verder wijken of wegvallen, beland je in een staat van anarchie.
Ook in het Nederlandse debatklimaat zijn oude beperkingen verdwenen: het is opener, vrijer en veelzijdiger dan ooit. Een enorme vooruitgang, maar ook een vooruitgang die vraagt om begrenzingen en om instanties die niet bang zijn die grenzen te bewaken. Dat geldt evengoed voor de rechter als voor, ik noem maar eens wat, leraren die horen dat een donkergekleurde leerling voor zwarte piet worden uitgemaakt of dat er 'minder, minder!' wordt gesist tegen een Marokkaans kind. En voor wie het zeker zou moeten gelden, is, om nog eens iets anders te noemen, rapper Hozny. Een half jaar geleden maakte hij een videoclip waarin een Wilders-lookalike wordt vermoord. Wilders deed aangifte wegens haatzaaien en aanzetten tot geweld. Ook over deze aangifte hult het OM zich al een half jaar in stilzwijgen. Het loont de moeite na te gaan welke van de hierboven genoemde drogredenen daarbij een rol kunnen spelen. Hier lijkt het OM zijn koudwatervrees nog niet te hebben overwonnen.