[ GroenLinks Magazine, oktober 2003 ]
Oudere Amsterdammers hebben in hun achterhoofd een vergeeld lijstje waarop de stedelijke middenstanders staan opgesomd die 'fout' waren in de oorlog. Vooral schoenenzaak Zwartjes heeft die reputatie behouden. Zou het misschien door die naam komen?
Een paar weken geleden viel die naam opeens in een heel ander verband. Of toch niet? Ik hield een taxichauffeur aan, die een beetje in de war was. Ik zat nog niet of hij begon te vertellen dat zijn vorige ritje voor de deur van Zwartjes was begonnen. Daar stond een vrouw, een duidelijke junk, met acht dozen nieuwe schoenen. Hoe ze dat allemaal kon betalen? Simpel: ze had zojuist een creditcard gejat. Bij het uitstappen betaalde ze met tweehonderd euro: 'Laat maar zitten.'
En hij had het aangepakt. De chauffeur vertelde het verhaal met afschuw - over die junk, maar ook over zichzelf. Had ie dat wel moeten doen? Aan de andere kant: 'Ze doen het allemaal!' Ik dacht aan de verkoopster bij Zwartjes die de junk had bediend. Zou zij ook een beetje in de war zijn? En zouden we haar 'fout' kunnen noemen, nu ze zich feitelijk aan heling schuldig maakte? Ik realiseerde me dat die oorlog in ieder geval één voordeel had, vergeleken bij onze tijd. De bokken en de schapen waren zo duidelijk gescheiden dat we ons het verschil zestig jaar later nog moeiteloos herinneren.
Leraren in de war
'Gehoorzaamheid als deugd is in diskrediet geraakt,' heeft de pedagoge Lea Dasberg eens in een rede gezegd. En ook zij verwees daarbij naar de oorlog - naar de 'collaborerende gehoorzaamheid aan de vijand door het merendeel van het volk'. Mede daardoor heeft de pedagogiek volgens Dasberg het thema gehoorzaamheid tientallen jaren geschuwd 'en daarmee tevens de hele morele opvoeding buiten discussie gehouden.' In plaats daarvan namen leraren hun toevlucht tot rationalisaties, zoals liefde voor het moreel 'pluralisme'.1
Niet alleen de oorlog speelde een rol bij deze morele afzijdigheid van leerkrachten, maar ook de ontzuiling. Vroeger deelden docent en leerlingen dezelfde levensbeschouwing, nu is die duidelijkheid verdwenen. De individualisering en de opkomst van het privacydenken droegen ook hun steentje bij. Plus de ver doorgevoerde decentralisatie: bijna tot in het klaslokaal moet iedereen zelf maar uitmaken wat hem goeddunkt. Daar kwam, met de instroom van allochtone leerlingen, nog de politieke correctheid overheen: je mocht eens iets verkeerds zeggen!
Juist die laatste factor heeft ervoor gezorgd dat veel allochtone leerlingen pedagogisch gesproken tussen de wal en het schip zijn gevallen. Turkse en Marokkaanse ouders leggen veel opvoedingsverantwoordelijkheid bij de school, vooral als het om jongens gaat. Maar de school geeft niet thuis.
Wat vinden leerlingen zelf van de passieve pedagogische houding van hun docenten? Volgens een onderzoek uit 1999 vinden veel leerlingen dat leerkrachten een moreel voorbeeld moeten zijn: ze moeten laten zien hoe zij zelf moreel oordelen en handelen. Ze moeten daarbij verschillende perspectieven laten zien, maar ook aangeven wat zij zelf als docent en als mens belangrijk vinden.2
De morele terughoudendheid van leerkrachten roept kwalificaties op die juist in strijd zijn met wat de oorlog ons heeft geleerd. Lafheid. Onverschilligheid. Conformisme. Speuren we naar achterliggende oorzaken, dan kunnen we vaststellen dat veel leerkrachten gebukt gaan onder rolverwarring. Ze weten niet wat er precies van hen wordt gevraagd. En ze zijn bang om op het terrein van ouders te komen, zonder rugdekking van een eenduidige regelgeving en praktijk.
Deze rolverwarring laat zich goed kenschetsen aan de hand van het door de sociologen Durkheim en Merton ontwikkelde begrip 'anomie: een kortsluiting tussen doeleinden en beschikbare gedragsmogelijkheden. Als doelen en middelen langs elkaar heen schampen, wenden mensen uiteenlopende strategieën aan om hun verwarring en onzekerheid zo klein mogelijk te houden. Grootste gemene deler van die strategieën is: ontwijkingsgedrag.3
Leerkrachten zijn niet de enigen die te maken krijgen met dit soort verwarring en daarop reageren met ontwijking. Ook politici en bestuurders vinden het moeilijk een standpunt te bepalen over de vraag wat van burgers mag worden gevraagd - of wat hen moet worden opgelegd - in hun gedrag tegenover anderen.
De 'cultus van de vermijding', zoals Jos de Beus het heeft genoemd, heeft het Nederlandse integratiebeleid ten opzichte van etnische immigranten sterk gekleurd - zowel in positieve als in negatieve zin. Enerzijds zijn we erin geslaagd ernstige etnische spanningen en de vorming van echte getto's te vermijden door ernst te maken met gelijke rechten voor alle ingezetenen. Bij de eerste generatie immigranten werkte die aanpak wonderwel. Welvaart, gezondheid, huisvesting, onderwijs en zorg waren voor hen nieuwe verworvenheden.
Pas de volgende generaties confronteren ons met de andere kant van ons integratiebeleid. Op het gebied van de plichten hebben we de gelijke behandeling vaak aan onze laars gelapt, om dezelfde reden: problemen vermijden. Alsjeblieft geen ruzie! Daardoor dorsten we aan etnische spijbelaars en criminelen geen eisen te stellen. De uitgestelde rekening wordt nu gepresenteerd, in de vorm van onevenredig hoge werkloosheid, onmaatschappelijkheid en criminaliteit.
Assertieve rotjochies
Waarden als 'mondigheid' en assertiviteit wortelden in het bevrijdingsdenken van de rijke jaren zestig. Weerbaarheid van vrouwen, kinderen en werknemers werd toen gerechtvaardigd op grond van emancipatie- en democratiseringsideeën. Maar in de jaren tachtig, bij teruglopende conjunctuur, bleek het opzetten van een grote bek ook wonderwel geschikt voor het najagen van ordinair eigenbelang. In de jaren negentig kwam een corrigerende beweging op gang. De laatste tijd staan ook steeds meer jonge immigranten op om ons te herinneren aan de waarde van onze waarden en ons op te roepen die zo nodig met harde hand te verdedigen.
Tegenwoordig is heel Nederland voorstander van een meer repressieve aanpak. Heel Nederland? Nee! Eén partij, bevolkt door onverzettelijke diehards, bleef weerstand bieden. Ook toen de maatschappelijk ongewenste gevolgen niet meer te loochenen vielen, bleef GroenLinks voorstellen tot een minder vrijblijvende opstelling afdoen als uitingen van 'neoconservatisme' en 'morele paniek'. Dat is verbazend, omdat die maatschappelijk ongewenste gevolgen het hardst aankomen bij die groepen die links ter harte gaan. Marokkaanse rotjochies bijvoorbeeld zijn reuze 'assertief' als ze in de trein vrouwen lastigvallen, op 4 mei de orde verstoren of spijbelen - maar ze hebben uiteindelijk zichzelf daarmee.
Spijbelen leidt vaak tot voortijdige schoolverlating, die weer een duidelijke samenhang vertoont met delinquentie en agressiviteit. Marokkaanse jongens verlaten naar verhouding veel vaker voortijdig het onderwijs dan autochtone jongens. Intussen is al lang aangetoond dat een effectief anti-spijbelbeleid mogelijk is. Bij een experiment op LBO/IBO-scholen in de jaren tachtig liep door uniforme en onmiddellijke controle het percentage spijbelaars met eenderde terug. De aanvankelijk grote verschillen in spijbelgedrag tussen allochtone en autochtone leerlingen verdwenen.4
De knoet erover, zou je dus zeggen. Laten we overgaan tot Amerikaanse toestanden! Hoe de Amerikanen spijbelaars bejegenen is bekend uit Donald Duck: als de neefjes spijbelen krijgen ze Oom Donald achter zich aan, uitgerust met een groot vangnet. Eenmaal gegrepen worden ze in een busje gezet en bij school afgeleverd. Wat dat betreft hebben we in Nederland nog een lange weg te gaan. Een paar jaar geleden deed de onderwijsinspectie onderzoek onder voortijdig schoolverlaters. Driekwart van hen meldde dat zij voor ze de school verlieten al regelmatig spijbelden, zonder dat de school het merkte of ingreep.5
Er valt dus, als we doorgeschoten assertiviteit aan de bron willen bestrijden, een wereld te winnen als leerkrachten en scholen simpelweg hun werk doen. Hetzelfde geldt op andere beleidsgebieden. De mogelijkheden van de overheid om direct invloed uit te oefenen op de overdracht van normen en waarden zijn gering. Veel groter is de bijdrage die zij langs indirecte weg kan leveren, door te doen wat zij zegt. Goed je werk doen is óók een 'waarde'. Scholen en leerkrachten die hun werk goed doen, dragen meer bij tot waardenoverdracht dan alle socio-morele onderwijspakketten bij elkaar. Een overheid die consequent uitvoert wat zij zich voorneemt, draagt meer bij tot waardenoverdracht dan alle campagnes van postbus 51.
Is het 'rechts' en 'neoconservatief' om te pleiten voor een terugkeer naar verloren gegane duidelijkheid en gestrengheid? In Nederland moet alles altijd vernieuwd worden. 'Verouderwetsing'? Laat je effe nakijken zeg. Maar waarom zouden we niet overwegen weer rapportcijfers te geven voor vlijt, netheid en gedrag? Of het schooluniform in te voeren, dat in verschillende andere West-Europese landen nooit is afgeschaft? Linkse issue: het schooluniform benadrukt de gelijkheid van leerlingen, vormt een barrière tegen op hol geslagen consumentisme, en heeft een duidelijke symboolwaarde in de strijd tegen doorgeschoten assertiviteit. Voor de wederinvoering van de dienstplicht, maar nu als sociale dienstplicht, kan een soortgelijk pleidooi worden gehouden.
Naar een ant-aso wet?
Het Britse Labourparlementslid Frank Field pleit voor het invoeren van een 'gedragsbeleid'. In gezinnen waar het aan opvoedingsdiscipline schort, moet de politie als 'surrogaat-ouders' kunnen fungeren. Veel ouders die hij heeft ontmoet zouden zo'n regeling verwelkomen, zegt Field, omdat ze met die stok achter de deur krachtiger zouden kunnen optreden. Hij bedoelt dat ze dan een 'zucht van verplichting' zouden slaken. Het Britse parlement buigt zich nu over een Anti-Social Behaviour Bill.6
Moeten we in Nederland ook naar zo'n wet toe? Misschien, maar dan toch niet voordat de bestaande mogelijkheden zijn uitgeput. Tien jaar lang hebben we ons onledig gehouden met 'waarden'discussies. Genoeg! Als ik het woord 'waarden' hoor trek ik mijn pistool. Aan waarden heb ik niks, normen moeten we hebben. En kijk eens aan - die hebben we! De meeste normen die ertoe doen vind je in alle waardensystemen terug: respect voor anderen, wat gij niet wilt, niet stelen, geen geweld. En de meeste van die normen zijn duidelijk verankerd in de wet.
Al dat gepraat over waarden is weggegooide moeite. Hetzelfde geldt voor een debat over de vraag of de assertiviteit niet is doorgeschoten. Natuurlijk is die assertiviteit doorgeschoten. Niet alleen bij Marokkaanse rotjochies maar ook bij notarissen die als consigliere fungeren voor grootcriminelen, bouwbedrijven die erop los frauderen, captains of industry die rupsje nooitgenoeg spelen, wildplassers en ga zo maar door.
GroenLinks senator Jos van der Lans heeft het acht jaar geleden al mooi uitgedrukt: waar het ons aan ontbreekt is niet 'burgerzin' maar 'overheidszin'.7 Doorgeschoten assertiviteit bij de burger en doorgeschoten passiviteit bij de overheid zijn twee kanten van dezelfde medaille. Maak niet alleen plannen en wetten, maar zorg dat die in eenduidige regels worden vertaald. Organiseer een streng toezicht op de naleving, en wel zo dat individuen daarop kunnen worden aangesproken. Zorg dat in laatste instantie altijd instanties verantwoordelijk zijn die geen particuliere belangen hebben - overheidsinstanties dus. Dat is links. En effectief.8