[De Groene Amsterdammer, 19-3-2015 ]
[Tweede lemma van de Kleine Encyclopedie van Nederland]
Lang, lang geleden, in een land niet ver van hier, was er een stad waar de tramconducteurs bekendstonden als tof en jofel, maar ook bars en onverschrokken dorsten te zijn. 'Wilt u een beetje doorlopen? Er willen nog meer mensen mee.' Wie geen gehoor gaf aan dat consigne kon rekenen op afkeurende blikken van medepassagiers. Zeker als de conducteur eraan toevoegde: 'We blijven hier net zo lang staan tot iedereen binnen is!'
No way dat je die variant op het ouderwetse schoolmeestersdreigement ('We blijven hier zitten tot ik weet wie het gedaan heeft') tegenwoordig nog zult horen. Als een tramconductrice zich al aan zo'n verzoek waagt, klinkt het als een smeekbede. En als ik dan gewillig zo ver mogelijk doorloop, passeer ik menige dunbevolkte plek waar passagiers in alle gemoedsrust blijven staan waar ze staan en zich niet verroeren.
Aan het toewerpen van afkeurende blikken doe ik niet - geen beginnen aan. Het is nu eerder andersom: ík ben het doelwit van blikken als ik mijn honkvaste medereizigers passeer. Geen nijdige blikken, eerder meewarige. Ik ben de brave hendrik, het watje, de uitslover die bij de meester in het gevlei wil komen.
Dat is in een notendop de verschuiving van sociale controle naar asociale controle. Als de uitoefening van het groepsbelang verzwakt en individuele belangenafwegingen de overhand krijgen, kan de groepsdruk een omgekeerd effect krijgen. De optelsom van al die individuele calculaties geeft dan een asociale uitkomst: het gemeenschappelijk belang wordt erdoor geschaad. Wat te doen in een treincoupé vol luidruchtig telefonerende reisgenoten? De verleiding is groot om uiteindelijk maar gewoon mee te doen aan de kakofonie. Hoe te reageren als een conducteur door een agressieve zwartrijder wordt bedreigd of aangevallen? Met z’n allen wegduiken achter krant of telefoon? Weer een succesje van de asociale controle.
Het is de treinconducteurs nu teveel geworden, zij eisen terugkeer van ouderwetse politiecontrole. Maar de afbladdering van de sociale controle is niks nieuws. Ze werd al gecodificeerd in die Postbank-tophit uit 1996: Vijftien miljoen mensen/op dat hele kleine stukje aarde/die schrijf je niet de wetten voor/die laat je in hun waarde. Een echo van de verlossing van de jaren zestig: eindelijk bevrijd van het benauwende toezicht door buren, ouders en kerkelijke functionarissen .
Tegenwoordig vind je zulke vérgaande vormen van sociale controle alleen nog in zwartekousen-dorpsgemeenschappen en islamitische stadswijken. Een sterke groepsdruk houdt daar de schaamte- en roddelcultuur in stand. Overal elders bevrijdde het individu zich van 'betutteling' en verklaarde: 'Ik doe wat ik doe.'
Aanvankelijk gebeurde dat spontaan, maar al gauw werd het begunstigd door beleid. Steeds meer sociale‑controletaken werden uit handen genomen van de burgers en overgeheveld naar professionals. Ook als die er niet waren, of onvoldoende professioneel te werk gingen. In het braakliggende gebied dat daardoor ontstond, schoot het onkruid van de asociale controle hoog op.
Geen betere plek om zulke verschuivingen te bestuderen dan het openbaar vervoer. Maar voor de hogeschool van de aso controle moet je het hogerop zoeken. Op al die plekken waar je 'een dief van je eigen portemonnee' bent als je je braaf aan de regels houdt. De makelaar doet het, de advocaat doet het, ja, de corporatiedirecteur doet het - let's do it, let's fuck the law. Ook als zorgmanagager of hogeschoolchef ben je geen knip voor je neus waard als je die nuffig ophaalt voor de nieuwe graaimogelijkheden waarvan collega's zich zo gretig bedienen.
Bedienen? Of bedienden? Iedereen is er intussen wel achter dat sociale controle in een geïndividualiseerde en anonieme samenleving alleen werkt als ze wordt ondersteund door effectief formeel toezicht. Overal worden dus nieuwe toezichtstructuren ingesteld of oude van stal gehaald. Van harte gaat het niet, het is een en al hink-stap-sprong en Echternachprocessie wat de klok slaat. Recordhouders zijn de accountants - de controleurs zelf. De opeenvolging van steeds weer tekortschietende initiatieven om het toezicht op deze beroepsgroep op orde te krijgen, is grotesk.
Of kunnen we ook op een andere manier de weg inslaan naar een samenleving waar sociale controle soepel en met mate wordt uitgeoefend, en waar de aso variant geen kans krijgt? In het debat over de 'participatiemaatschappij' komt dit aspect niet vaak aan de orde. Modieuze kreten als 'burgerinitiatief' en 'eigen kracht' staan vooral voor leuke dingen voor en door de mensen; de gedachte aan het beïnvloeden van elkaars gedrag wordt nog steeds een beetje eng gevonden.
Het is de moeite waard deze gedragscomponent van een meer op kleinschaligheid en zelfvoorziening gerichte maatschappelijke ordening verder te doordenken. Bij de 'onderlinge' verzekeringsmaatschappijtjes die aan de wieg stonden van de huidige zorggiganten was sociale controle ook van doorslaggevend belang. Wie een onverantwoord gebruik maakte van zo'n regeling, kon er op rekenen dat hij daarop door zijn dorpsgenoten of collega's werd 'afgerekend'. Zij voelden zich als premiebetalers immers direct benadeeld.
Is het denkbaar dat de leden van de nieuwe 'broodfondsen', stadstuinen en aanverwante kleinschalige arrangementen opnieuw deze onvervaardheid zullen opbrengen? Dat ze dat Postbankliedje zullen omdraaien en elkaar op dat hele kleine stukje aarde van een stadstuin de wetten durven voorschrijven?