[ d'Oude Binnenstad, maart 2003 ]
Is het gewoon of is het bijzonder? Van buiten oogt het pand Oudezijds Voorburgwal 14, het Goodwill Centrum van het Leger des Heils, schitterend. Maar als we dieper doordingen in het statige grachtenhuis, wordt het steeds gewoner. Op de bovenverdieping is het kantoortje waar vroeger majoor Bosshardt haar plek had. Eeuwenoude balken en een verzameling originele Anton Piecks, door de tekenaar geschonken uit waardering voor het werk van het Leger. Maar tegelijk ook weer supergewoon. De majoor werkte niet alleen op dit kamertje van een paar vierkante meter, ze wóónde er ook. Waar nu het bureau staat, stond haar bed. Met een onderschuifbed voor als er extra slapers kwamen.
Dat wordt ons verteld door Henny Tinga, die nu projectmanager is van het Goodwill Centrum en vorig jaar december haar veertigjarig jubileum bij het Leger vierde. Ook Henny is niet iemand aan wie je zomaar voorbijgaat. Ze is pront en tot in de puntjes verzorgd, maar zonder de onbuigzame uitstraling van vroegere heilssoldaten. Haar uniformblouse is altijd smetteloos wit en hoog gesloten, toch is ze niet benepen maar levendig en geestig. In De Gastenburgh, het opvangcentrum van het Leger verderop op de wal, kon je haar bij de bar zien staan, lichtjes leunend tegen een pilaar: haar domein.
Tegelijk is ze zo gewoon als maar kan. Net als de majoor met haar onderschuifbed, heeft ze bijvoorbeeld altijd mensen in huis gehad. Henk bijvoorbeeld. 'Die wilde vlak voor zijn dood nog één keer gras zien. Hij heeft bij ons gegeten. Toen we hem wilden begraven, kon dat eerst niet, want hij "bestond niet", hij heeft nooit een legitimatiebewijs gehad. We kenden hem als "Henk van Veen" en onder die naam hebben we hem op Sint Barbara begraven.'
Op het ogenblik bivakkeert Moerad, een oudgediende van de Amsterdamse straat, vaak in de weekends bij Henny en haar man Koos. 'Dan ligt hij vorstelijk in dat grote bed, zó'n klein mannetje, als hij al die beschermende kledinglagen heeft afgepeld. Komt ie in de kamerjas van Koos naar beneden. En hij pakt altijd Koos z'n pantoffels.
Een pagina in de krant is veel te kort voor Henny's verhalen. Zo had je Diamanten Jopie. Die had diamanten op haar schoenen. 'Ten slotte was ze helemaal uitgerangeerd en kwam ze bij ons voor onderdak. Bleek achteraf dat ze ook d'r lijf nog verkocht had. Aan de wetenschap! Ze had 'r lijk verkocht - en opgezopen!'. En je had meneer Wieling, die had foto's van vakanties met de koninklijke familie. Had een kast van een huis in Spanje, maar toen hij oud werd en dementeerde, werd hij helemaal kaal geplukt door zijn familie. Een Spaanse tandarts, die het niet kon aanzien, zette hem op de bus naar Nederland. De politie bij het Olympisch Stadion belde het Leger.
Het Leger des Heils: vaste prik voor zulke onmogelijke gevallen. Altijd geweest. Ook twintig jaar geleden - toen het in de mode was om af te geven op godsdienst en kerken - waren religieuze organisaties voor velen een laatste strohalm. Opvang bij het Leger, uiteindelijk de katholieke begraafplaats Sint Barbara. Zo ook meneer Wieling. Hij bleef een jaar in De Gastenburgh. Liep rond in onderbroek en inviteerde: 'U kunt uw whisky savoureren in de living room!' Vlak voor zijn dood werd er 240.000 gulden overgemaakt uit Spanje. Maar dat is naar de staat gegaan. Er was al geregeld dat hij van de Sociale Dienst werd begraven op Sint Barbara.
De Gastenburgh heeft ook al zo'n tien jaar lang een speciale afdeling voor terminale aidspatiënten. Het is niet zozeer de financiële investering die bewondering afdwingt: negentig procent van de kosten van De Gastenburgh wordt betaald door de gemeente en de zorginstanties. Bijzonder is vooral de persoonlijke inzet voor mensen die in het donker zijn, die niemand ziet - een inzet die niet tot kantooruren beperkt blijft.
Neem het huwelijk van Natasja Overdijk. Achter Henny's bureau hangt haar portret. 'Zij wilde nog zo graag trouwen, maar ze had zwaar hiv. Hij zat in de gevangenis. We hebben haar toen in een prachtige trouwjurk gehesen en naar de gevangenis in Arnhem gereden. Maar na de plechtigheid werden de medegevangenen steeds teuter. Bleek dat Natasja allemaal flesjes drank onder haar trouwjurk had gebonden.' Ook zij ligt nu op Sint Barbara.
Wel heeft Henny in die veertig jaar geleerd om nee te zeggen als ze wordt gemanipuleerd. 'Als het moet zeg ik: hier is het nummer van de alarmijn, bel die maar. Alleen door zo direct te zijn, kun je contact blijven houden, bijvoorbeeld met mensen die steeds dreigen zelfmoord te plegen. Als het dan echt een keer zou gebeuren... heeft het zo moeten zijn.
'Misschien is het mijn overleven geweest dat ik ook in staat ben om me los te maken van de mensen met wie ik optrek. Leven is niet alleen lijden - ik vind dat je er ook van mag genieten. We hebben een goed inkomen en gaan ook fijn op vakantie. Het Leger is altijd een blijmoedig gebeuren geweest. Ook de majoor is een echte levensgenieter.'
* * *
Het was december 1962 toen de zeventienjarige Henny bij het Goodwill Centrum begon als hulpje van de majoor. Later werd Bosshardt bevorderd tot brigadier en zelfs kolonel, maar ze bleef altijd 'de majoor'. Zelf is Henny geen officier maar envoy: 'door God gezondene'. Drugsproblemen bestonden toen nog niet. 'Je had alcoholisten en mensen met een grote bek, dat was het. Wel ging ik met de majoor naar de Binnen Bantammer, waar de Chinezen opium lagen te snuiven. Dat was een heel aparte, eigen wereld.'
Wat gingen de majoor en Henny in die opiumkits doen? De Strijdkreet verkopen natuurlijk! Ja, die kochten die benevelde Chinezen. Net als de aangeschoten stamgasten in de kroegen durfden zij geen nee te zeggen tegen de heilssoldaat in vol ornaat die met het blad kwam colporteren. Tot in de jaren tachtig ging ze zo de kroegen af, maar de laatste tijd gebeurt het niet zo vaak meer. Tot opluchting van Henny, die liever met de soepbus rondgaat.
Ook een ander vertrouwd Leger des Heils-ritueel begint te vervagen: de straat op om te zingen en te evangeliseren. 'Als we dat deden, liep mijn schoonvader altijd mee met zijn accordeon en begeleidde ons. Hij is een echte ouwe knoppenkaster. Tachtig is hij nu, en hij speelt nog steeds. Hij woonde met zijn gezin op de Geldersekade, daar is Koos ook geboren. Dat was Amsterdamse gezelligheid. "Op zondag gaan we effe lekker op de Nieuwmarkt een ijssie halen." Mijn ouders en ik keken daar vreemd tegenaan. Ik kom uit een traditioneel Leger des Heils-gezin uit Amsterdam-Noord.
'Koos was een pupil van de majoor. Die was bezeten van de gedachte dat kinderen uit de buurt een opleiding moesten volgen. Ze had hier beneden een huiswerkklas en Koos was een van die kinderen. Als het kon moesten ze door naar de HBS - Koos ook. Nou, daar hadden zij bij hem thuis nog nooit van gehoord. In het begin van ons trouwen woonden we boven het publieke huis van Opoe Jet, de oma van Wim Wagenaar. Ze was de grootste geldschieter van de buurt. Een piek lenen en binnen een maand 1,25 terugbetalen. Begin jaren zeventig zijn we hier op het Goodwill Centrum komen wonen, met twee kinderen, op de verdieping boven de majoor.'
In de afgelopen veertig jaar zag Henny de daklozenproblematiek in de buurt volledig veranderen. En het Leger veranderde mee. Vroeger was de regel dat je in De Gastenburgh hoogstens vier nachten mocht blijven, en dat er alleen opvang werd geboden. Met de opkomst van hopeloze drugsverslaafden, heroïnehoeren en aidspatiënten was dat niet langer houdbaar. 'In samenwerking met andere instanties hebben we steeds nieuwe manieren beproefd om met het drugsprobleem om te gaan: gebruikersruimten, extra opvang, juist geen opvang, voorzieningen de buurt uit. Maar het heeft allemaal niet geleid tot het verplaatsen van de overlast. Ze moeten toch ergens die dope kunnen halen.'
Degenen die bij het Leger verblijven, krijgen vervangende middelen onder toezicht. Het zijn grotendeels oudere, zieke mensen. Doe er niet te moeilijk over om heroïne te geven, vindt Henny. Het gaat om mensen die aan het eind van hun latijn zijn. Als je twintig jaar lang op straat hebt moeten vechten om te overleven, hoef je niet zo veel meer. Dan zit je liever thuis met een soort verslaafdenpensioen.'
Er komen niet veel jonge hard-drugsverslaafden bij, denkt ze. Waar ze wel grote zorg over heeft, is de grote groep jongeren die de hele dag softdrugs zit te roken. 'Oudere jongens van zestien, zeventien jaar gaan het voor ze kopen. Het zijn jongens die totaal onaangepast zijn en vinden dat ze overal recht op hebben. Dat wordt later een groot probleem.'
* * *
Als we Henny Tinga spreken staat ze aan de vooravond van haar uitje naar de Veluwe. Ieder jaar trekt ze met een groep 'klanten', zoals ze het steevast noemt, een paar dagen naar het hotel van het Leger des Heils in Lunteren. Ook haar dochter - haar kinderen zijn alle drie heilssoldaat geworden - gaat mee. Vorig jaar waren het vooral heroïneprostituées, dit jaar gaan ook manlijke junks mee.
'Deze mensen dragen vaak een groot verdriet mee. Een onvermogen om te doen wat ze eigenlijk willen: horen bij de mensen waar je bij wilt horen. Dat is de lijn die er voor mij al die jaren doorheen loopt: mensen ontmoeten. Dat heeft me ook ontzettend veel gegeven. Vorige week is John overleden, de laatste drie jaar zat hij in een van onze opvangpensions, met hiv. Zijn moeder, een goede kennis van mij, ging zijn spullen halen: prachtige tekeningen en een heel verhaal dat hij erbij had geschreven. Niemand wist dat. Er waren engelen op bezoek geweest, die hem rust en warmte hadden gegeven. Als je nou vraagt: Henny, wat krijg je ervoor terug? Dit soort dingen krijg ik.
'Ik heb stukjes van de hemel gezien in mijn eigen persoonlijk beleven. Bijvoorbeeld in de ogen van onze jongste, toen hij werd geboren, hierboven in ons huiskamertje. Maar ook bij Marcel, de grootste junk van Amsterdam. Ik zat bij hem toen hij overleed. Ik keek in zijn ogen en ik zag exact hetzelfde. Ik zag een stukje van de hemel, zó puur... dat kan niemand me afnemen. En dat heeft me een vrolijk mens gemaakt.'