[ De Jacobsstaf, 2003, pp. 153-159 ]
Herman Vuijsje wandelde van Spanje naar Nederland en beschreef zijn ervaringen in het boek ‘Pelgrim zonder god’. Op de voorjaarsvergadering van het Genootschap op 29 maart 2003 ging hij in op de vraag of er bij hem een blijvende verandering was opgetreden door de pelgrimage.
Veertien jaar geleden maakte ik mijn pelgrimstocht. En nu ben ik gevraagd om hier te komen praten. Niet zo gek: eens pelgrim, altijd een beetje pelgrim. Ik ben nog steeds lid van het Genootschap, niet heel actief maar toch. Er zit iets moois in om zo’n pelgrimsclub niet alleen als serviceorganisatie te gebruiken voor als je zelf je pelgrimage voorbereidt, maar ook later iets terug te doen voor aspirant-pelgrims. Zoals in de Middeleeuwen heel gebruikelijk was.
In de moslimwereld blijf je, na je tocht naar Mekka, je hele leven met trots de titel haji voeren. Dat geeft status - maar het geeft ook nog iets anders aan: door je pelgrimage ben je voorgoed een ander mens geworden. Je bent als het ware, zonder dat je contributie hoeft te betalen, toegetreden tot een zeer speciaal gezelschap.
Iets dergelijks geldt ook voor de christelijke bedevaart naar Compostela. De camino heeft zich door de eeuwen heen voortdurend opnieuw aangepast, aan de wensen van de tijd. Maar één ding bleef: ook het afleggen van de camino betekent een verandering. Een metamorfose. Een beslissende verandering - die je maar eenmaal in je leven kunt ondergaan.
Daarom heb ik me er tot nu toe - al is het nog zo verleidelijk - voor gehoed om de tocht te herhalen. Ik ben één keer terug geweest met de auto, om er een filmdocumentaire over te maken - maar dat telt niet. Ik ken mensen die de tocht al zo vaak hebben gemaakt, dat ze in islamitische termen als haji haji haji zouden moeten worden aangeduid - dat lijkt me niks.
'Werken aan je verandering'
De metamorfose die met de Santiago-pelgrimage binnen bereikt komt, is in de loop der eeuwen overigens wel sterk veranderd. Vroeger was het vooral een metafysische metamorfose: een verandering met het oog op het hiernamaals: loutering en aflaat aan gene zijde.
Tegenwoordig nog steeds een loutering, maar nu meer met het oog op het leven op aarde. In zekere zin zijn de verworvenheden van de pelgrimsstaat, als je het ernstig neemt, daarmee moeilijker binnen te halen dan in de Middeleeuwen. Metafysische loutering en aflaat waren simpel te verkrijgen: je hoefde alleen maar de verplichte route af te leggen en daarbij de voorgeschreven rituelen te verrichten. Sint-Jacob en Onze Lieve Heer zorgden voor de rest.
Intussen mocht de tocht zelf best een leuke wandeling zijn. De hoerenkasten in de etappeplaatsen getuigden daarvan, evenals de ernstige vermaningen tegen onkuisheid van Aimeri Picaud in zijn twaalfde-eeuwse pelgrimsgids. Tegenwoordig moet je het 'zelf doen'. Je moet 'werken aan je verandering'. De opbrengst is individueel geworden. Als het goed is, kom je als een 'ander mens' terug: harmonischer, nederiger, ontvankelijker voor anderen. In laatste instantie, ondanks alle secularisering waar we intussen doorheen zijn gegaan: meer zoals Jezus ons destijds voorleefde.
Zowel de pelgrimage zelf als de 'doorwerking' daarvan is daarmee een ernstige zaak geworden. Die tocht mag niet zomaar een leuk reisje zijn. Niet het brede maar het smalle pad. Of, andere metafoor: een evocatie van het vagevuur. En er moet een duidelijk waarneembare verandering te zien zijn als resultaat.
Toen ik zelf ter pelgrimage trok, in 1989, waren de voorbeelden overduidelijk. Je had toen Hans Annink, die de eerste nacht al met pijnlijke voeten - hij had geen goede schoenen - in een krakkemikkig tentje in Duitsland lag. In de regen. En je had Henk Romer uit Den Helder, ook geen lachebekje als ik me goed herinner. Dat waren toen de legendarische voorgangers - haast mythologische figuren, die konden rekenen op ademloze bewondering en empathie. Waarom? Vanwege hun lijden... zij waren Christus nagevolgd door zich vrijwillig te onderwerpen aan fysieke ontberingen, nog verhevigd door allerhande akelige gedachten en overpeinzingen. Een beetje zoals de Elfstedentocht van 1963: gruwelijk afzien, onberijdbaar ijs, achttien graden vorst, gierende oostenwind, bevroren ogen en tenen - die sfeer.
En daar kwam ik dan achteraan. Ik had voornamelijk een heel leuke tocht. En chic! Ik crepeerde niet in een akelig tentje maar ging vaak in een hotelletje - ik had ervoor gespaard en vond dat ik dat wel verdiend had na een dag ingespannen lopen. Het zal daar wel mee samenhangen dat ik na afloop ook geen echt grote verandering kon noteren - hoe wanhopig ik ook rondspeurde in mijn hersenpan. Een happy go lucky reisje, met als voornaamste resultaat dat ik er een goed verkopend boek over schreef... deugde dat eigenlijk wel?
Was ik wel een echte pelgrim? Het was al een beetje raar dat ik niet in God geloofde, de verkeerde kant op liep, en het niet alleen als een persoonlijke maar ook als een journalistieke onderneming opvatte - en nu ook dit nog! Het leek me maar het beste om dat niet te veel aan de grote klok te hangen.
Een how-to lijstje
Maar nu ik hier ben uitgenodigd na bijna vijftien jaar - waar zou ik anders over kunnen spreken? - moet de waarheid maar voor de dag. Ik beken: ik ben niet erg veranderd. Wat ik te melden heb, is geen grootse omwenteling in mijn bestaan, die van beslissende invloed zal zijn als ik straks voor de rechterstoel sta. Wel zijn er wat kleine dingetjes, inzichten uit oma's kruidenkeuken, die het leven wat simpeler en aangenamer maken. Ik noem er een paar:
* Doorlopen. Bekommer je niet om wat je allemaal nog aan moeilijkheden wacht op je pad. Het gaat altijd om de eerste stap. Als je die maar zet gaat verder alles vanzelf. First things first.
* Serendipiteit. De vreugde van de ongezochte vondst. Verdwaald? Andere route dan gepland? Niks aan de hand. Maak je weer iets mee dat je anders nooit zou zijn overkomen.
* Leren ontvangen. Je komt onderweg altijd mensen tegen die je helpen of die je iets geven. Met gratie ontvangen zonder meteen iets terug te willen doen is een kunst. Waarom zou je meteen de rekening willen vereffenen? Doe een andere keer iets aardigs voor een ander.
* Na regen komt zonneschijn. Rustig doorlopen en je merkt: achter de wolken schijnt altijd de zon.
* OSM bestaat niet. Iedereen heeft een beeld in zijn hoofd van ‘Ons Soort Mensen’. Dat zijn de mensen waar jij bij hoort – de goeie, vertrouwde mensen. Onderweg blijft er niets van dit soort vooroordelen over. Je komt in contact met allerlei mensen die normaal ver buiten je gezichtskring zouden blijven. Vaak aardige mensen, die iets voor je over hebben. Of met wie je dingen gemeen blijkt te hebben. Belangrijke les van de camino.
Een simpel lijstje, eerder geschikt voor een Amerikaans How to.. boekje dan als laissez-passer voor de hemelpoort. Ik vind het ook wel een beetje eng om op te biechten dat dit het resultaat is van mijn pelgrimage, want die onuitgesproken verplichting om als een 'ander mens' terug te komen, is volgens mij nog steeds van kracht. Zo ken ik een pelgrim, onlangs teruggekeerd, die er sindsdien niet alleen heel anders uitziet maar ook getuigt ook van een grote innerlijke verandering. Van hoogmoed – hij was een succesvol zakenman - naar bescheidenheid. Ik vond het imposant, maar zijn vrouw vertrouwde me op een onbewaakt ogenblik toe: 'Eigenlijk vind ik 'm helemaal niet zo veranderd.’
Dat vond haar man niet leuk, toen ze hem dat vertelde. Logisch - daar werd even de hele opbrengst van zijn onderneming van tafel geveegd. Zijn hele investering naar de maan! Ja, investering. Want zo'n pelgrimstocht staat after all natuurlijk niet los van een druk en economisch bestaan. Zo’n reis moet je uitgebreid organiseren en op je agenda veroveren. Het is super-quality time, mega-leisure. Het is ook een investering: in gezondheid, innerlijke rust en zelfinzicht.
Ik heb daarbij vaak het idee dat zo'n pelgrimage bedoeld is om datgene te veroveren dat je in het dagelijks leven het meest ontbeert. Ik heb dat in de inleiding van de recente heruitgave van mijn boek uitgewerkt voor de verschillende historische perioden die de Compostela-pelgrimage overbrugt - maar ik denk dat het ook op individueel niveau geldt.
De pelgrimage naar Compostela zoals die nu geworden is, is daarin volgens mij uniek: de tocht is minder ritueel en formeel geworden, wat de verhoopte 'opbrengst' niet alleen moeilijker, maar ook persoonlijker maakt. Datgene worden dat je 't minst was en het liefst zou willen zijn. Een succesvol zakenman wil graag deemoedig zijn pensioen in. En ik? Wat zou ik graag willen zijn? Een bloemetjesgordijn. Ja! Niet altijd maar werken en nadenken en schrijven. Liever een beetje rondhangen en wapperen in de wind.
Ik geloof niet dat ik dat van te voren had bedacht - die dingen gaan denk ik hoogstens onbewust - maar het is wel wat Compostela mij gebracht heeft als een blijvend geschenk. Lopen. Ploeteren. Een beetje versterven. Natregenen en zien dat daarna de zon weer te voorschijn komt. Steeds één stap zetten en weten dat je op die manier uiteindelijk naar het eind van de wereld kunt lopen. Nergens aan denken. Geen keuzen hoeven maken. De dingen een beetje nemen zoals ze komen. Een ontspannen omgang met het onvoorziene. Intuïtie een belangrijker plaats geven. Dat soort dingen. Heel licht eigenlijk.
Dat heb ik allemaal beoefend en geleerd tijdens mijn pelgrimstocht veertien jaar geleden, en heel langzaam is me duidelijk geworden dat ik deze instelling sindsdien ook in mijn gewone leven meer ben gaan praktiseren. Solvitur ambulando las ik laatst ergens, een uitspraak van Kierkegaard. Dingen lossen zich op als je loopt. En dan niet doordat je tijdens het wandelen nadenkt en besluiten neemt, maar doordat je juist nergens aan denkt, zodat je na terugkeer min of meer onwillekeurig de juiste dingen doet.
Sint-Jacob of boeddha?
Hiermee is mijn de bekentenis er dan uit. En nu vraag ik me af: zou ik de enige zijn die aan zijn pelgrimstocht geen grootse nieuwe inzichten ontleent, geen metamorfose, maar eerder een serie kleine, minder verheven gewoonten die me helpen om wat meer te leven zoals ik eigenlijk zou willen? Of zijn er meer als ik? Of, nog sterker: ben ik onderdeel van een nieuwe verandering in de aard van het pelgrimeren, zoals de camino er door de eeuwen heen al zo vele heeft gekend?
Uit het blad van het Genootschap en de verslagen van bijeenkomsten maak ik op dat de religieuze, stichtelijke, spirituele component van het pelgrimeren een punt van aandacht is, misschien zelfs van zorg. Dreigt het gevaar dat de camino ontaardt in een vakantiereisje, een culturele verkenningstocht of een sportieve prestatietocht?
Dat zijn allemaal dingen die je zou kunnen vrezen als de camino verder losgezongen zou raken van zijn christelijke achtergrond. Als er meer pelgrims zijn die net als ik moeten erkennen dat hun camino niet in het teken stond van lijden, van metamorfose, van dat diepchristelijke beginsel dat een mens moet groeien, beter moet worden, een doel moet bereiken. Volgens het christendom maakt de mens - en de mensheid - een lineaire ontwikkeling door naar het goede, naar het nieuwe Jeruzalem. Per aspera ad astra - over ruwe paden naar de sterren. Dat was bij de Compostela-pelgrimage extra toepasselijk. Het afgaan van de moeilijke weg naar Campus Stellae - het Sterreveld - bood een uitgezochte kans om aan die ontwikkeling die ieder mens moest doormaken, eens even een extra slinger te geven.
Zelf heb ik terugziend wel het idee dat ik iets van mijn camino heb 'meegekregen', maar dan eerder op een soort oosterse manier. Ik ben sinds mijn pelgrimstocht wat meer op zo'n vrolijk lachend boeddhabeeld gaan lijken. Hans Annink, Henk Romer en de andere pioniers van de meest recente opleving van de Compostela-pelgrimage, stonden voor waarden en ervaringen die in feite nog diepchristelijk waren: lijden als voorwaarde voor metamorfose, innerlijke groei, doelgerichte, lineaire verbetering.
Misschien gelden voor hedendaagse pelgrims eerder dingen als: opgaan in je omgeving, je 'ik' daarin een beetje kwijtraken, een meer cyclisch levensgevoel, proberen aan te sluiten bij wat het leven met je voor heeft in plaats van het leven naar je hand te willen zetten.
Dat ik daarbij in eerste instantie associaties noem met boeddhabeelden en oosterse godsdiensten, wil overigens niet zeggen dat volgens mij de rol van het christendom hiermee is uitgespeeld. Ook in het christendom buiten de camino zie je dat het lijden een minder prominente plaats heeft gekregen. Ook daar gaat het veel meer om de ervaring, om harmonie met je omgeving. Ook daar zijn de strenge eisen van vroeger verzacht, en mag het ook leuk zijn.
'Stilstaan' bij verandering
Maar toch deel ik ook wel iets van de ongerustheid over het lot van de spirituele component van de pelgrimage. Over dat lijden en die voorgeschreven metamorfose kun je achteraf wel een beetje snerend doen - maar het schiep ook duidelijkheid. Nu we te maken hebben met een soort convergentie van religieuze spiritualiteit en wat tegenwoordig Wellness heet, moeten we ook waakzaam zijn tegen al te grote onzin, lege neppraatjes en commerciële luchtfietserij.
Onlangs viel mijn oog bijvoorbeeld op een nieuwe loot aan de tot in de hemel reikende bonenstaak van counselingbureaus en persoonlijke-groeicursussen. Een personal coach biedt begeleide 'wandel- en reflectietochten' aan, waarbij wordt 'stilgestaan' bij vragen als 'wat wil ik echt met mijn leven' en 'maak ik maximaal gebruik van mijn talenten'.
Iedereen die ervaring heeft met lange-afstandswandelen weet dat dit gevaarlijke lariekoek is. Het inhuren van een personal coach is het domste dat je daarbij kan doen. Niet alleen omdat je jezelf vermoedelijk met een zemelende slijmbal opscheept. Het is veel erger: de aanwezigheid van zo'n begeleider zal je plan doen mislukken.
Het heeft mij onderweg al moeite genoeg gekost om de personal coach die ik in mijn eigen hoofd had zitten, het zwijgen op te leggen. Dat was een vervelend ventje dat iedere avond voor het slapen gaan begon te zeuren over die metamorfose - of daar nog wat van kwam. Wat zou straks de oogst zijn van mijn tocht? Hoe zou ik daarna als een heel ander mens verder leven?
In het begin van mijn pelgrimstocht, dat zich in mijn geval dus in Noord-Spanje afspeelde, had ik nog niet veel last van zulke gedachten. Daar was eenvoudigweg geen tijd voor: de Spaanse camino is bezaaid met monumenten, verhalen en allerhande parafernalia die voor de pelgrim van betekenis zijn. Ook loop je er voortdurend andere pelgrims tegen het lijf. Eigenlijk heb je het op dat traject gewoon druk: je staat bloot aan een bombardement van prikkels, die allemaal vereisen dat je iets doet of denkt.
Pas in Frankrijk zag dat mannetje in mijn hoofd zijn kans schoon. Vooral in Noord-Frankrijk, het Ile de France, met zijn traag dalende en stijgende asfaltlinten door het niks. Het was intussen augustus geworden en de velden lagen er verlaten bij. 's Ochtends waren ze overdekt met een ijle grondmist, later trok die op, en dat was het enige dat er zo'n dag gebeurde. Verder was alles bewegingloos, uitgestrekt en kaal.
Ik weet nog precies wanneer ik erin slaagde mijn ingebouwde personal coach het zwijgen op te leggen. Op een avond in zo'n dorpje dat niet door een kerk maar door een silo wordt gedomineerd, legde ik me te slapen in het plaatselijke hotel. Maar eerst even mijn dagboek bijwerken. Eens even kijken, wat had ik vandaag allemaal bedacht?
Met moeite zetten mijn hersens zich in beweging. Mijn ogen gleden langs het eenpersoonsbed, bleven even haken aan de wastafel met aparte kraan voor warm en koud water, maar dat was het enige dat er gebeurde. Ik had die dag simpelweg aan niets gedacht! Toen vond ik dat een beetje merkwaardig, maar later wende ik eraan en uiteindelijk ben ik eraan verknocht geraakt. Een tijdlang aan niks denken is het meest verfrissende dat een mens tegenwoordig kan doen. Bevrijding van gedachten, en gratis voor niets.
Ook dat hadden ze in het oosten al lang bedacht, onder het motto 'mediteren' - maar wij nu in het westen hebben het meer nodig dan wie ook. De hele dag moeten wij nadenken, ons netwerk en onze agenda bijhouden, keuzen maken uit talloze mogelijkheden op talloze gebieden. Maar op een pelgrimstocht valt er niks te denken en niks te kiezen. Doorstappen moet je. 'Stilstaan' bij levensvragen schiet niet op. Veel eerder ben ik geneigd onze hersenpan te beschouwen als een akker die periodiek een tijdje braak moet liggen, of met lupine moet worden ingezaaid, om uitputting te voorkomen en lucht en vruchtbaarheid te herwinnen. Dat geldt meer dan ooit nu wij onze hoofdakker zo ongelofelijk intensief gebruiken.
Op pad gaan met een coach betekent dat je jezelf de gelukzaligheid ontzegt van dit dolce pensare niente. Moet je tóch weer iets. Terwijl het toch maar om één ding gaat - of je het nu christendom, boeddhisme, onthaasting of Sporthuis Centrum noemt: (zucht) nu even niet!