[ NRC Handelsblad, 29 november 2001 ]
Ik ga een pitbull kopen om de directeur van de NS op te wachten bij zijn dienstauto. Of wacht, ik ga op Pim Fortuyn stemmen. Fantasieën van dit allooi spoken door mijn hoofd als ik temidden van andere gebogen figuren de kapotte roltrap afsjok, terug naar de stationshal. Geen treinen vandaag. Dan maar een andere dag naar mijn ouders. Gelukkig zijn ze niet ziek of zo.
De afgelopen week ben ik als treinreiziger een nieuwe fase ingegaan, zowel op organisatorisch en economisch als op psychologisch gebied. Ruim een jaar geleden heb ik alarmfase 1 afgekondigd. Dit behelsde een uitgebreid maatregelenpakket, waaronder:
* standaard een trein eerder nemen.
* zorgen dat ik nooit in de trein naar de wc hoef.
* in een dubbeldekker nooit het afvalbakje proberen open te trekken.
Alarmfase 2, die nu ingaat, betekent de overgang naar een meer flexibele planning, met een serie beslismomenten waarop zo nodig kan worden geswitcht. Een treinreis wordt hiermee een kwestie van aftellen, net als de lancering van een raket naar de maan. Het draaiboek ziet er als volgt uit:
* een paar uur voor het geplande moment van vertrek: naar de radio luisteren of de treinen wel rijden.
* bij lange reizen en belangrijke afspraken: niet één maar twee treinen eerder nemen.
* check: heb ik m'n mobiele telefoon bij me, die ik uitsluitend om vertragingen te melden heb aangeschaft?.
* 's winters, check: heb ik me stevig ingepakt tegen de kou?
Ook de economische gevolgen zijn ingrijpend. Vroeger van huis gaan en vertragingen hebben me het afgelopen jaar tientallen uren gekost. Volgens een conservatieve berekening ben ik het afgelopen jaar door tijddiefstal van de NS zo'n tienduizend gulden armer geworden. De inkomensderving voor het komende jaar zal nog een stuk hoger liggen.
Twee treinreizen deze week hebben me tot de nieuwe alarmfase gebracht. De eerste was een reis naar Noord-Brabant. In een oud boemeltreintje zonder verwarming vertrokken we met een kwartier vertraging. Voorbij Utrecht stonden we stil. Af en toe probeerde een stem iets te roepen door een piepende en sissende intercom. Uiteindelijk begrepen we dat er een 'spoorverzakking' was en dat ze probeerden 'communicatie met de collega's' te krijgen. In Den Bosch werd de trein 'wegens de inmiddels opgelopen vertraging opgeheven.' Verkleumd kwamen we naar buiten en zochten warmte in een wachthok op het perron. Nee dus. Alle hokken zaten stevig op slot.
De tweede treinreis, afgelopen zaterdag, ging dus niet door. De luidsprekers op het CS produceerden alleen de mededeling dat er geen treinen reden richting Utrecht en Amersfoort. Een Duitse vrouw klampte me aan: van dit perron zou toch de trein naar Berlijn vertrekken? Ik kon alleen m'n schouders ophalen, met de berustende mimiek die zo kenmerkend is voor bewoners van de Derde Wereld.
Informatie was in het hele station niet te krijgen. Nergens in het CS bevindt zich een inlichtingenloket. Logisch toch. Waarom zou je je handelswaar inspraak verlenen? Laten ze blij zijn dat ze niet in veewagons worden vervoerd, en als het ze niet bevalt, dan moven ze maar. Zo moeten de NS-bonzen redeneren, terwijl ze zich zorgvuldig voor ons verborgen houden.
Hier is het dat de psychologische aspecten van de nieuwe alarmfase zich aandienen. Het beeld van die bonzen, die zich champagne drinkend achter dik glas verlustigen aan de aanblik van verslagen reizigers op een kapotte roltrap, roept een ongekende woede op. Voor ik het weet sta ik met een stel medereizigers te schreeuwen tegen de enige NS-beambte die zich buiten de kogelvrije veste heeft gewaagd, een machinist. De arme man krijgt het werkelijk benauwd en put zich uit in wanhoopsbetuigingen en verwensingen aan het adres van zijn werkgever.
Beschaving is maar een dun vernis. In tijden van dreiging en oorlog steekt al gauw het beest in ons de kop op. En bij de NS hebben we nu met een oorlogssituatie te maken. Het regulier gezag heeft er plaatsgemaakt voor een verzameling warlords, die stuk voor stuk op hun deel van de poet uit zijn. Wij, de gewone burgers, zijn gegijzeld. Zolang niemand de eenheid herstelt, zullen we moeten bidden om zelfbeheersing.