[ Ons Amsterdam, januari 1999 ]
Een terugkerend ceremonieel uit mijn jeugd roept bij mij een herinnering op als aan Sinterklaas. Mijn vader had een abonnement op Ons Amsterdam en eens per paar jaar, als de jaargangen moesten worden ingebonden, moesten de omslagen eraf worden gehaald. De prachtige in rood gevatte zwart-witfoto's waren daarna voor ons, om in te plakken of om er werkstukken voor school mee te maken. Veertig jaar later hoor ik dat het hele ceremonieel eigenlijk niet nodig was geweest. 'Een jaargang is het meest compleet als hij met omslagen en al wordt ingebonden,' zegt Tom Blok in zijn binderij aan de Wagenaarstraat. Technisch levert dat geen bezwaren op.
Blok is de firma waar mijn vader zijn afgepelde jaargangen heen bracht. In de eerste decennia van Ons Amsterdam adverteerden er drie binders in het blad: Blok, Buddelmeyer en Mons. Blok was voor mijn vader een logische keuze: die zat aan de Tweede van Swindenstraat, vijf minuten fietsen van ons huis in de Watergraafsmeer. Nadat twee jaar geleden zijn vader is overleden, zet Tom Blok de zaak voort in een nieuwe vestiging op twee straten van de oude locatie.
Toen ik zo'n vijftien jaar geleden Ons Amsterdam van mijn vader overnam, woonde ik in het centrum. Zo kwam ik terecht bij de firma J. Mons op de Nieuwezijds Voorburgwal. Mons resideerde hoog boven het verkeer in een schitterende donkere binderij, volgestouwd met wonderlijke gietijzeren apparaten. Ook Mons zelf behoorde niet meer tot de jongsten. Geboren in 1920 als telg van de bekende brandstoffenhandelaarsfamilie Mons, groeide hij op in de Jordaan. Kort voor de oorlog ging hij werken bij een binderij in de Bloemstraat. Later begon hij een eigen zaak in de Huidenstraat, en daarna associeerde hij zich met een binderij op de Nieuwezijds Voorburgwal. Een paar jaar geleden ging Mons - 'Blok was nog ouder dan ik' - met pensioen. De zaak is overgegaan naar de firma Spaargaren Graphic. De machines zijn verkocht. Waarvoor? 'Ik denk niet dat ze nog worden gebruikt,' zegt de heer Mons, die niet veel meer buiten komt en me aan de telefoon te woord staat.
Over de Dritte im Bunde, Buddelmeyer, is mij minder bekend. 'Ik denk dat die in het begin de grootste van de drie was,' zegt Tom Blok. 'Die kwam met een paar broers uit een echt bindersnest. Later ging hij zich meer richten op oude boeken. Ook oude Amsterdammers, die hij dan compleet maakte en op beurzen ging verkopen.' De laatste advertenties van Buddelmeyer in Ons Amsterdam dateren uit de jaren tachtig.
In de jaren vijftig heeft verder nog een binderij Van der Werff geadverteerd, terwijl sinds enige jaren een nieuwe firma voorkomt in de advertentiekolommen, binderij Van Zoelen. Daarnaast fungeerde de Stadsdrukkerij zelf een tijdlang als binder. 'Aanvankelijk alleen voor de mensen die daar werkten,' zegt Blok, 'maar ze hebben ook een tijdlang geadverteerd met ingebonden jaargangen.' Begin jaren tachtig is de Stadsdrukkerij ermee gestopt, toen de binder die het altijd had gedaan met pensioen ging.
Blok, Mons en Buddelmeyer, de Grote Drie van de Ons Amsterdam-binders, kenden elkaar natuurlijk goed. 'Vader had altijd goed contact met Mons,' herinnert Tom Blok zich, 'met Buddelmeyer wat minder. Het ging overigens vooral om overleg per telefoon. Vroeger was dat nou eenmaal zo: je kwam niet bij elkaar over de vloer. In het begin was er wel meer overleg, dan heb je elkaar nodig: Hoe doe jij dit? Wat voor lijm gebruik je? Maar naderhand wil je niet meer dat de ander ziet wat je doet.'
De telefoon werd onder andere gebruikt om de prijsvorming te beheersen. 'We hadden een prijsafspraak voor de Amsterdammers,' zegt Blok (Amsterdammers zijn nummers van Ons Amsterdam). 'Mons belde dan en vroeg m'n vader: wat ga je dit jaar rekenen? Dan belden wij eerst de Grafische Bond, daar was m'n vader lid van, voor een soort conjunctuurschets van hoeveel alles dat jaar duurder werd.' Ook Buddelmeyer nam deel aan dit minikartel.
De firma Blok bestond aanvankelijk uit de 'gebr. Blok': Toms vader Ger en zijn oom Guus. Tom was de enige zoon die in het bindersvak bleef. Eigenlijk had hij naar de academie voor lichamelijke opvoeding gewild, maar hij belandde in het kappersvak en kwam in 1970 in de binderij van zijn vader. Aanvankelijk werkte ook Toms broer in de zaak. Ze deden samen de administratie, terwijl vader 'werkte'.
Vader Blok was begonnen in de cartonnage en was in de oorlog ook boeken gaan repareren. Dat kwam goed van pas toen het onmogelijk bleek om de officiƫle voorgedrukte banden van Ons Amsterdam, die werden betrokken bij de Stadsdrukkerij, voor alle jaargangen in voorraad te houden. 'Dan bleef je zitten met allerlei onverkoopbaar spul,' zegt Tom Blok. 'Sindsdien schaffen we blanco banden aan en doen we het persvergulden zelf.' Hij trekt een paar jaargangen te voorschijn en laat zien dat je daardoor lichte kleurverschillen krijgt tussen de jaargangen en tussen de verschillende binders.
De oude Blok zorgde er goed voor dat iedere klant zijn eigen jaargangen weer terugkreeg. De mensen vinden dat belangrijk, heeft Tom van zijn vader geleerd. Collega-concurrent Mons kondigde zelfs in zijn advertenties aan: 'Door ons systeem staan wij er voor in dat een ieder z'n eigen jaargang weer terug ontvangt.' Sommige klanten gaan zover dat ze een merkje zetten in hun jaargang, heeft Blok gemerkt. Hij begrijpt het wel: 'Als ik zelf iets wegbreng, wil ik ook m'n eigen exemplaar terug.'
Wat voor mensen zijn het eigenlijk, die met hun jaargangen bij Blok verschijnen? 'In de jaren vijftig waren er nogal wat voorname mensen onder, van de Heemkenniskring en zo. Die wilden halen en brengen aan huis. Dat was nog een hele logistiek, want ze woonden in allemaal verschillende buurten. Mijn vader deed dat allemaal...op de fiets. Later hebben we nog een tijd per auto bezorgd maar op den duur ging het niet meer.' Tegenwoordig komen de klanten uit alle lagen van de bevolking. De meesten komen ieder jaar terug. 'Mijn vader heeft zich altijd verbaasd dat de mensen zo trouw terugkwamen. Sommigen ken ik al vanaf het begin, daar word ik samen mee oud.'
Naast de oude klanten ziet Blok de laatste jaren ook meer jonge mensen verschijnen. 'Opa of oma is overleden, ze vinden op zolder die stapels Amsterdammers, en ze denken: dat is leuk. Die beginnen dan weer, een beetje uit nostalgie.' Heel wat van deze tweede-generatie-Ons Amsterdam-lezers zijn uit Amsterdam vertrokken. Door het blad voelen ze zich toch nog een beetje met de stad verbonden, denkt Blok. Vaak zijn er een paar jaar verstreken na opa's laatste jaargang, en dat gat moet Blok dan opvullen. Hij wijst naar de schappen aan de muur, vol met oude nummers. Dat is zijn 'buffervoorraad', links en rechts overgenomen, bijvoorbeeld als twee abonnees gaan trouwen en dan jaargangen 'dubbel' hebben. Hij stelt er een eer in om incomplete jaargangen toch compleet te kunnen afleveren.
In de binderij was 'maatwerk' al een gegeven, lang voor het een modebegrip werd. 'Het is en blijft een ambachtelijke bedrijfstak,' zegt Tom Blok, 'je moet het werk altijd aandacht geven.' Het is ook een heel proces. Eerst de nummers loshalen, de nietjes eruit. Dan naaien. Daarna worden met een hamertje de ruggen 'afgeklopt', waardoor de nummers dichter tegen elkaar komen te liggen. Dan de schutbladen eromheen en lijmen. Na het lijmen nogmaals afkloppen, want de lijm geeft extra vocht en dikte.
Dan komt het snijden. 'Dat is nodig omdat ieder nummer weer wat anders van formaat is. Een probleem daarbij is dat je rekening moet houden met de bladspiegel. En die wordt bij Ons Amsterdam nogal eens veranderd. Ze hebben de neiging om steeds verder naar beneden te zakken, zodat ik er steeds minder af kan snijden. Ja, het kan wel, maar dan zit ik in het leven te snijden. In het juninummer van 1982 hadden ze het zo volgezet dat we hebben gebeld.' En daar is het sindsdien bij gebleven, want waarom zou je bij elkaar de vloer platlopen? Contact tussen zakenpartners is goed, maar de band moet niet te strak zijn.