[ NRC Handelsblad, 29 maart 1997 ]
13 november 1994. Het gereformeerde kerkje van Oostwold, een dorp van een huis of wat aan het eind van Oost-Groningen, was sinds lang niet zo vol geweest. Eigenlijk was Oostwold te arm en te klein om er een eigen dominee op na te houden; invallers uit genabuurde gemeenten hielden de zaak zo'n beetje op gang. Maar vandaag was het zo ver: na jaren werd eindelijk weer een predikant bevestigd.
Na het gebed, de onderwijzing, de handoplegging en de zegen maakte de dominee zich op om zijn eerste preek te beginnen. De aanwezigen gingen er eens goed voor zitten. Sinds jaar en dag draaide de kerkdienst in dit lage, wijde land vooral om de verkondiging van het Woord. Goed, je kon niet meteen met de preek beginnen, dat zagen de gemeenteleden ook wel in. Maar de franje diende tot het hoogstnoodzakelijke te worden beperkt. Ook het uiterlijk van het kerkgebouw liet geen twijfel bestaan omtrent deze gezindheid. Het was zo'n streng gereformeerd leerhuis, van buiten donker, van binnen voorzien van 'moderne' pasteltinten.
Gezegd moest worden dat de nieuwe dominee, een nog jonge man met een blozend gezicht, zich trouwhartig voegde naar deze ingetogen huisstijl. In de beige toga die hem zojuist was omgehangen, kleurde hij wonderwel bij de grijze kunststof van de preekstoel. Alleen zijn stola sprong eruit, die was rood naar het vuur van de Heilige Geest. Eerst groette hij de gemeente: 'De Heer zij met u.' De gemeente antwoordde: 'Ook met u zij de Heer.'
Sommige aanwezigen schrokken op bij het horen van deze woorden. De dominee van de hervormde kerk even verderop, waar ze bijna even fijn waren als de Gereformeerde Bond, fronste de wenbrauwen. Orthodoxe oudjes, gewend aan een rechttoe-rechtaan geloof zonder poespas, keken elkaar veelbetekenend aan. Wat was dat voor een paaps gemurmel? Het was toch altijd goed gegaan toen dominee die dingen in z'n eentje zei? Als iedereen maar door elkaar ging mompelen, werd het een rommeltje in Gods huis.
Eigenlijk hadden ze het al kunnen weten toen de dominee in die toga de kerk kwam binnenstappen. Gereformeerde predikanten dragen van oudsher geen toga. De nieuwe dominee had de zijne zelf laten maken. Door de zusters Trappistinnen van Berkel-Enschot, ook dat nog, maar dat wisten de stijf-gereformeerde oudjes gelukkig niet.
'Kom over en help ons!'
De eerste keer dat ik Anne van Voorst, toen nog geen dominee, tegenkwam, trof ik hem niet in een streng kerkgebouw maar op de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam. Hij liep daar arm in arm met zijn vrouw Maria op weg naar hun kleine woning schuin tegenover de Oude Kerk. Maria, die ook voor dominee studeerde, maar dan in de hervormde kerk, zag er prachtig uit: hoog gesloten, mooi opgemaakt, spijkerbroek met riem. Anne, degelijk en meer terughoudend, opgegroeid in een gereformeerd boerengezin, zou op de tractor niet misstaan.
Ze leken in geen enkel opzicht op de dominees van Jan Wolkers, maar tegelijkertijd straalden ze iets uit dat je in het Wallengebied niet alle dagen tegenkomt. Vroeger had je in Nederland 'jonge mensen', een uitdrukking die je nu niet vaak meer hoort. 'Jonge mensen' waren de toekomstige steunpilaren van de maatschappij. Wie wil tegenwoordig nog zo aardig, zo verantwoordelijk en positief overkomen? Deze twee wilden het.
Anne en Maria waren toen net terug van hun stage in het San Francisco General Hospital, het belangrijkste ziekenhuis ter wereld op het gebied van aids. Ook in het Wallenkwartier bleken ze zich bezig te houden met aidspatiënten, dit keer aangevuld met zwervers, hoeren en junks. Haring Arie, Henkie Bierfles, Mummelbek - Anne en Maria kenden ze allemaal. Maria vertelde haast lyrisch over de vieringen voor drugsverslaafden in de crypte van het Bethaniënklooster, om de hoek van hun woning. Een katholieke pastor in spijkerbroek leidde daar temidden van een dikke blauwe walm, en onder nog meer gekuch dan in een gewone kerk, een drukbezochte bijeenkomst voor junks.
Twintig jaar geleden zou de combinatie Anne-Maria ondenkbaar zijn geweest. Een hervormd en een gereformeerd predikant op een kussen? 'Daar kwam de duivel tussen.' Anne en Maria, allebei van 1966, belichaamden als geen ander paar het 'Samen op weg'-proces, de toenaderende beweging tussen de hervormde en de gereformeerde kerk. 'In principe zou ik zó hervormd kunnen worden,' zei Anne. 'Theologische verschillen zijn er niet, hooguit gevoelsmatige. Het sluit wat beter aan bij je roots.'
Van alle merkwaardige figuren die het Amsterdamse Wallenkwartier bevolken, vond ik Anne van Voorst en Maria Baan misschien wel de meest intrigerende, en ik besloot het tweetal in de gaten te houden. Op een avond in 1994 vertelden ze dat ze allebei waren afgestudeerd en zich 'beroepbaar' hadden gesteld. Het was tijd om de Wallen te verlaten. Waarheen? Niet naar een standplaats in de Randstad, daar willen alle dominees wel zitten. Maar op het platteland zitten ze te springen om predikanten. Anne en Maria werden overstroomd met telefoontjes uit Friesland en Zeeland, echte wanhoopskreten. Zelfs eenmaal een brief: Kom over en help ons!
Maar als Anne dan in zo'n dorp ging proefpreken, en vertelde dat Maria ook aan het werk wilde, zei de preekvoorziener nogal eens: 'Is zij ook predikant? Dan kan ze wel invallen, of iets doen in het bejaardenhuis.' Totdat zich aan de Oudezijds een delegatie vervoegde van de gereformeerde kerkeraad te Oostwold/Finsterwolde. Dat was de eerste gemeente waar ze meteen zeiden: 'Ja, dat snappen we.' De beroepingscommissie kwam zelf met het idee dat Maria zou solliciteren bij de hervormde gemeente in het naburige Midwolda, die al zes jaar vacant was.
Ze gingen op dezelfde dag, hetzelfde uur, proefpreken. Zij op een Louis XIV-preekstoel in een monumentaal achttiende-eeuws kerkgebouw, hij op die strakke, grijze kansel. Ze preekten allebei over de genade. 'Dat is een onderwerp waarover oudere mensen graag horen, maar voor de middelbare generatie nogal omstreden,' legde Anne uit. 'Genade en verzoening maken een mens ook wel eens machteloos. Dat de mensen nu eenmaal schuldig zijn. Onder leiding van de Maarten 't Hart-generatie heeft de kerk zich daarvan losgeschud in de jaren zestig en zeventig. Toen vonden ze het erg mooi om vooral veel te praten over "onvoorwaardelijke solidariteit" en zo. Als je het woord God maar niet noemde! Nu zijn wij weer van een generatie die daar onbevangener over durft te praten.'
'Maar dan wel op een nieuwe manier,' vulde Maria aan. 'Ik probeer nieuwe woorden te vinden voor die bijbelse kernbegrippen. Je gaat terug naar de grondtekst, je kijkt naar de kern van die woorden. Genade. Lichaam en ziel. Barmhartigheid. Die woorden zijn heel stoffig, maar als je ze uitpelt kom je heel diep in de bijbelse betekenis.' Toch waren er ook woorden die zij niet vaak in de mond zou nemen, zoals 'het verzoenend lijden van Jezus Christus' of 'gereinigd door Zijn bloed'. Ze vond het 'soms wel verleidelijk om je toevlucht te nemen tot die tale Kanaäns. Omdat het makkelijk is. Vooral bij oudere mensen klikt het meteen aan. Maar het is ook een masker, je kunt 't opzetten, het kan hol worden.'
'Dominee weet 't'
Op een vroege zondagochtend in februari '97, twee jaar nadat ze naar Oost-Groningen vertrokken waren, ging ik Anne en Maria opnieuw opzoeken. Vanuit de hervormde pastorie in Midwolda keken we uit over grijs, winters land tot aan Winschoten toe. 'De zondagen zijn hier lang,' zei Anne, die, reeds in kerkpak gestoken, de afwas deed. 'Je bent erg op jezelf aangewezen, vooral in de herfst en de winter. 's Winters worden de mensen eerder depressief, er zijn minder kansen om elkaar te ontlopen. Veel relatieproblemen. Mensen die elkaar niet meer willen spreken, vaders die hun zoons niet meer willen zien. Hoeveel kinderen niet meer bij hun ouders komen, dat is gewoon schrikbarend.'
Maria, in een kort schotsgeruit rokje, stiftte intussen haar lippen en vulde haar kerk-koffertje met toga, stola, bijbel en preek. 'Weet je wat die gekost heeft?' vroeg ze, terwijl ze haar zwart kerkgewaad ophield. 'Twee mille.' Hervormde toga's worden gemaakt volgens nauwkeurige voorschriften. Het aantal plooien in de mouw ligt bijvoorbeeld precies vast, ter onderscheiding van de toga in de rechterlijke macht. Je moet ervoor naar een togamaker en je moet hem zelf betalen. 'Hij was duurder dan mijn trouwjurk, zei ze, 'maar ik heb hem ook vaker aan.' Ze koos bewust voor zwart. 'Ik vond 't prettig, die distantie. Want het roept natuurlijk distantie op, dat zwart.'
'Afstand' en 'distantie' zijn woorden die vaak opduiken in Anne en Maria's verhalen over twee jaar zielzorg in het Oldambt. Te weinig afstand tussen dominee en gemeentelid is niet goed. Maar te veel afstand is een doodzonde in deze vlakke contreien. De oudere generatie herinnert zich nog de hoog verheven herenboeren, die maar al te vaak twee handen op één buik vormden met de dominee. Maar het moeilijke is dat de gemeenteleden op een bepaalde manier juist weer willen dat dominee 'hoger staat'.
'Ik herken dat ook wel bij mezelf,' zegt Maria, 'van toen ik zelf jonger was. De dominee had een speciale telefoonlijn met God. Ik vind het heel moeilijk om die distantie in het oog te houden, maar een zekere afstand is ook de kracht van het ambt. Door afstand geef je mensen de ruimte om dingen uit te spreken die je wel tegen de predikant zou zeggen maar niet tegen Maria Baan. Oudere mensen zeggen wel eens: "Nou, ik noem u geen Maria hoor, ik noem u gewoon dominee." Of domi. "Dat is ons domi."
Anne wordt door veel gemeenteleden bij de voornaam aangesproken maar zal daar nooit zelf om vragen. 'Een jongen zei eens tegen me: je bent niet meer de dominee, je bent een vriend geworden. Maar dat is niet zo, want met vrienden praat hij niet over die dingen.'
Vijftien jaar praten
Niet alleen tussen predikant en gemeente, en tussen herenboeren en arbeiders, bestond in Oost-Groningen traditioneel een grote afstand. Ook hervormden en gereformeerden hadden, hoe klein deze dorpen ook waren, weinig contact. De komst van een 'gemengd' dominees-echtpaar sloeg dan ook in als een bom, vertelt Maria. 'Ze zijn er nu aan gewend, maar nog steeds vinden ze dat heel erg vreemd.' Toch krijgt het 'Samen op weg'-proces stapje voor stapje vorm. In Midwolda houden gereformeerden en hervormden nu zo'n twaalf keer per jaar een gezamenlijke dienst.
'Samen op weg' betekent voor Anne en Maria ook dat ze niet bang zijn om liturgische tradities over te nemen die in andere kerken voortleven. Zo wordt in Anne's gereformeerde kerk tegenwoordig een buxustak rondgedeeld in de week waarin katholieken Aswoensdag vieren. 'Dit jaar hebben we die ook verbrand. In de katholieke kerk doen ze dat ook, om as voor askruisjes te maken. We hebben nu ook kanselkleden in verschillende kleuren, al naar gelang het moment in het kerkelijk jaar. Die cyclus hebben we ontleend aan de katholieken en de orthodoxen.'
Het zijn kleine stapjes voor de mensheid, maar grote voor Oostwold. Veranderingen laten zich hier niet overhaasten, dat hebben ze intussen al lang gemerkt. Zo erfde Anne een heet hangijzer dat gereformeerd Oostwold al vijftien jaar lang bezighoudt. Eens per paar maanden wordt in protestantse kerken het Avondmaal gevierd, een plechtige bevestiging van de gemeenschap der gelovigen met Christus. Traditioneel mochten daarbij die gemeenteleden aanwezig zijn die belijdenis hadden gedaan of in ieder geval gedoopt waren. Steeds meer jongeren stellen hun kerkelijke belijdenis echter uit, of zelfs af, en veel ouders laten hun kinderen niet meer dopen, omdat die daar later zelf over moeten beslissen. Wie moeten er nu wel en wie niet tot het Avondmaal worden toegelaten? De gereformeerde gemeente nodigde op speciale avonden voor- en tegenstanders van een 'open Avondmaal' uit, ouderlingen gingen op huisbezoek bij ieder gemeentelid dat bezwaren had tegen een nieuwe regeling, maar een besluit is er nog niet van gekomen.
'In de gereformeerde kerk denkt men heel erg vanuit het belijden,' zegt Maria. 'Je hoort er pas bij als je belijdenis hebt gedaan. Bij de hervormden is het meer: God roept ieder mens, de verbondsgedachte. Vanuit de bijbel kun je ook pleiten voor een open Avondmaal: het is Jezus die je uitnodigt, en die maakt helemáál geen onderscheid. Die eet zelfs met Judas! Bij ons is die discussie over het Avondmaal dan ook heel soepel verlopen. We hebben een gemeente-avond gehouden, waar ik wat schriftplaatsen heb genoemd. Hoe Paulus het in mijn ogen bedoeld heeft. Daarna is er een kerkeraadsvergadering gehouden en toen hebben we besloten om 't voortaan zo te doen.'
'Bij ons zou de hele gemeente te hoop lopen als niet iedereen erin gekend was,' zegt Anne, 'zeker hier in Oost-Groningen. De gewone bevolking had niks te vertellen binnen de hervormde kerk. Die zijn eruit gelopen naar de gereformeerden. De hervormde kerk is over het algemeen meer een domineeskerk, de ouderlingen en diakenen knikken precies bij wat de dominee zegt. De gereformeerde kerk was voor de kleine luiden, daar hebben de lidmaten het veel meer voor het zeggen. Die gaan gewoon door, ook als er geen dominee is. Daarom is de preek ook zo belangrijk, omdat ze er thuis over moeten kunnen praten, analyseren. Ik word bijvoorbeeld veel vaker dan Maria gebeld, ook op zondagmorgen naar aanleiding van de preek.'
'Van mij zouden ze wel wat vaker mogen bellen,' zegt zij. 'Ik krijg bijna nooit vragen. Bij ons is het belangrijk dat er goed gezongen wordt. En dat je een lekkere kanseltijger op de preekstoel hebt.'
'Het gekke is,' zegt Anne, 'dat ik zelf ben opgegroeid in een gemeente met een open Avondmaal. Van een heleboel dingen die hier heel modern worden gevonden, denk ik: zo ben ik 't gewend. In dat opzicht is het hier een stap terug, vergeleken met de kerk zoals ik hem in mijn jeugd kende.'
Eenmaal per maand op woensdagavond gaat Maria naar Finsterwolde. Ze heeft haar kerk-koffertje bij zich, maar de toga ontbreekt. Tussen Midwolda en Finsterwolde, niet meer dan zes kilometer verderop, bestaat 'een wereld van verschil', zegt Maria. De oude tegenstelling tussen herenboeren en landarbeiders heeft er geresulteerd in een streng geloof, niet in God maar in het communisme, en de meeste bewoners blijven dat geloof nog steeds trouw. Reiderland, waar Finsterwolde toe behoort, is de enige Nederlandse gemeente met een communistisch gemeentebestuur.
Voor de gereformeerde kerk is Finsterwolde traditioneel een missiegebied. Als bruggenhoofd fungeert het gereformeerde buurthuis 't Schienvat, van waaruit jongerenwerk wordt bedreven onder de grotendeels werkloze jeugd van de streek. Maar ook komen in 't Schienvat iedere woensdag enkele tientallen vrouwen bijeen. De meesten zijn van communistischen huize, maar zij missen blijkbaar iets op de bijeenkomsten van de partij. Iets dat ze wel vinden op deze populaire vrouwenavonden, waar bingo wordt gespeeld en koffie wordt gedronken uit zelf meegenomen kopjes, maar waar ook geopend wordt met gebed en gezongen uit Johannes de Heer.
Missiegebied Finsterwolde valt onder Anne's gereformeerde gemeente en de activiteiten worden betaald door de Deputaten Missionaire Arbeid van de provinciale gereformeerde synode. Ook Anne zal zich wel hoeden om daar met 'toga's, toeters en bellen' te gaan rondlopen. 'We doen wel aan bijbellezing en gebed, maar heel eenvoudig. Het gaat om de basis van het christelijk geloof.'
Twee keer per jaar, op de Biddag en de Dankdag voor het gewas, gaat Maria de vrouwengroepen zelfs voor in een soort viering, maar ook daarvoor geldt: nooit op zondag! 'Die vrouwen kunnen niet naar de kerk,' legt Anne uit, 'dat mogen ze niet van hun man. De sociale controle is heel sterk.' Dat ze wel 't Schienvat mogen bezoeken, is volgens hem te danken aan de gereformeerde dominee die hier in de oorlog stond. 'Die was heel actief in het verzet, werd opgepakt en kwam gebroken uit Duitsland terug. Sindsdien mocht het van die mannen.'
Het Innig Christendom
Het is kwart over negen als we die zondagochtend de hervormde kerk van Midwolda betreden. De ruimte is opmerkelijk breed, vierkant bijna, wat haar iets huiselijks geeft. Terwijl Maria zich omkleedt, wijst koster Niemeier op de herenbanken met baldakijn en wapens van de familie Hora-Siccama. Daar zaten vroeger de heren van de Ennemaborg. Nu zijn het de allerlaatste banken die - alleen als het stampens druk is! - worden bezet.
Op het bord met predikanten die vanaf de zestiende eeuw hervormd Midwolda hebben bediend, is Maria de eerste vrouw. Ergens aan het begin staat haar beroemdste voorganger, Wilhelmus Schortinghuis, die hier in 1734 werd beroepen. Tijdens zijn leven ontwikkelde Schortinghuis zich in uiterst bevindelijke, ja mystieke richting. Ellende, genade en ingezonkenheid, verder was er niks. Zijn boek Het Innig Christendom werd een bestseller, geliefd en gehaat vanwege de 'dierbare vijf nieten': 'Ik wil niet, Ik kan niet, Ik weet niet, Ik heb niet en Ik deug niet.' Nu ligt hij voor in de kerk begraven, onder een zerk met de inscriptie STA WANDELAER, BESCHOUW DEES ZERK/ZY DEKT EEN PYLAAR VAN GODS KERK. Maar als het aan Schortinghuis zelf had gelegen, had daar een ander vers gestaan: Ik heb mij Heer met asch gevoet/'t welk eenmaal, als gesuikert roet/Mijn siel sal bitter breken op/So Gij mij geeft den laatsten schop!
Leeft zijn geest nog voort in dit onherbergzaam grensgebied? Dat zou teveel gezegd zijn, maar 'bevindelijkheid', een vorm van orthodoxie met een sterk persoonlijke geloofsbeleving en een nadruk op zelfonderzoek, speelt ook nu nog een rol in Maria's gemeente. Bevindelijken zijn vaak heel eenvoudige mensen, bejaarden en arbeiders. Maria is ook wel eens bang dat haar preken te moeilijk zijn.
Half tien. Heel even maar luiden de klokken, hervormd Midwolda komt uit zichzelf wel opdagen. De preekstoel blijft voorlopig leeg. Maria geeft duidelijk de voorkeur aan de kerkvloer, ze staat pal op de zerk van de eerbiedwaardige Schortinghuis. Pas als het op preken aankomt, klimt ze naar boven.
Ze heeft een warme dictie, niet galmend en zonder effectbejag, wel direct en indringend. Ze preekt over Handelingen 21, waarin Paulus gewoon omgaat met allerlei heidens volk en laat zien dat ook onder hen goede gelovigen kunnen zijn. Voor de Christenen in Jeruzalem was dat aanstootgevend, want die wilden zich houden aan de wet van Mozes. In dat opzicht is er met het Samen op weg-proces niets nieuws onder de zon, vervolgt Maria. 'Ook in onze samenleving heeft lang een scheiding bestaan tussen mensen die wel en mensen die niet naar de kerk gingen. Alles was overzichtelijk, maar tegenwoordig moet iedere Christen zijn eigen weg zoeken. Aan welke regels moeten we ons houden, nu we merken dat alles vrijer wordt? Wij willen niet doelloos ronddobberen in de geschiedenis, zonder kop of staart. De Christenen in Jeruzalem worstelden al met dezelfde dingen.'
In heel Nederland zijn waarschijnlijk geen uitdagender missiegebieden te bedenken dan het Amsterdamse Wallenkwartier en Finsterwolde, maar voor Anne en Maria is het nog niet genoeg. Nadat ze hier, zoals Anne het uitdrukt, hebben aangetoond 'dat je het volhoudt in een geïsoleerde en minder comfortabele positie,' willen ze naar de tropen. Niet om 'zending' te bedrijven, zoals de zwarte-kousendominees van Jan Wolkers. Als Maria enthousiast spreekt van 'Kerk in optima forma', heeft ze het nooit over een bedehuis, maar over een stelletje junks in een kelder of een groep communistische vrouwen in een schuilkerk. 'Ik vind het leuker om met mensen in dialoog te treden dan ze te overtuigen van je eigen geloof,' zegt ze. 'Ik heb respect voor alle levensovertuigingen, en daar is de mijne dan ook een onderdeel van. In de tropen zijn de eerste levensbehoeften belangrijker dan een bijbel.'
Geen zieltjes winnen dus, maar evenmin zijn Anne en Maria van plan daarginds in de Derde Wereld de revolutie te gaan prediken, zoals de dominees van de Maarten 't Hart-generatie. Ook hier in Oost-Groningen waren de dominees van die generatie reuze bevlogen, weet Maria, maar wat heeft het opgeleverd? 'De gereformeerde predikant van Oostwold/Finsterwolde zat toen helemaal in de vredesproblematiek, dat leefde hier in de buurt enorm. Die man had helemaal geen tijd voor liturgische kwesties, maar als je ziet waar ze het toen de hele tijd over hadden: Vormingswerk! Eenheid! Oecumene! Ze zijn dus, lang voordat er een "Samen op weg-proces" was, al een keer heel ver geweest, maar ze hadden andere dingen aan hun hoofd.'