[NRC Handelsblad, 25-11-2017
PNG: NRC 25-11-17 racisme
]
White is white and black is black and never the twain shall meet... Het is een vruchtbaar jaar geweest voor zwart-witdenkers. Eerst Anousha Nzume’s boek Hallo witte mensen en de Nederlandse vertaling van White Innocence door Gloria Wekker. En nu Heerenveen tegen Bijlmer Boys, niet op het veld maar op het asfalt bij Oudehaske. Komt het ooit nog goed met ons?
De gedachte dat zwart en wit in Nederland antagonistisch tegenover elkaar staan, met racisme als steen des aanstoots, is al een halve eeuw oud. In de jaren zeventig wierpen vooral autochtone babyboomers zich op als zaakwaarnemers voor de nieuw aangekomen rijksgenoten en gastarbeiders. Zij waren opgegroeid in de schaduw van de oorlog en ontwaarden overal ‘herlevend racisme’.
In 1986 schreef ik er een boek over, Vermoorde onschuld, waarin ik constateerde dat hier een vorm van wederzijdse stereotypering plaatsvond: iedereen werd gereduceerd tot zijn etnische achtergrond, waarbij witte mensen werden afgeschilderd als potentiële racisten en zwarte mensen als zielige slachtoffers.
In de jaren negentig zwakte dit zwart-witdenken af, maar nu is het weer helemaal terug. Verschil is dat allochtone zaakwaarnemers de voortrekkersrol hebben overgenomen. Ook het schrikbeeld waarnaar wordt verwezen, is daarmee verschoven: de ‘autochtone’ ervaring van de Tweede Wereldoorlog maakte plaats voor kolonialisme, slavernij en pietvrees.
Een tweede verschil is dat het zwart-witdenken ‘heftiger’ is geworden: witte Nederlanders worden nu zonder voorbehoud als racisten benoemd. Zij profiteren van white privilege, de koloniale erfenis zit tussen hun oren en ze lijden aan een misplaatst, want onschuldig, zelfbeeld.
Maar er is ook een overeenkomst met de jaren zeventig en tachtig: het zwart-witdenken geeft blijk van een verbazende eenvormigheid en continuïteit. Steeds komen, in verschillende toonaarden en gradaties, dezelfde redenaties en beweringen terug. Het lijkt wel of de vertolkers zich baseren op een reeks vaste dogma’s, geloofsartikelen die niet verdedigd hoeven te worden tegen kritiek. Hieronder onderwerp ik tien van deze dogma’s aan een nadere beschouwing.
Dogma 1: Elke uiting van etnisch verschil is een vorm van racisme
Zwart-witdenkers etiketteren alle uitingen en gedragingen waarbij etnisch verschil een rol speelt, bij voorbaat als racisme. Daarmee voeren zij al deze gedragingen terug op een perfide opvatting: een diepgewortelde afkeer van een minderwaardig geachte mensensoort.
Een uitgebreid vocabulaire wordt van stal gehaald om dat etiket geloofwaardigheid te verschaffen: Nederland is doortrokken van een systeem van ‘alledaags’, ‘impliciet’ of ‘institutioneel’ racisme. Iedere verwijzing naar iemands etnische achtergrond is een racistische ‘microagressie’.
De Surinaams-Nederlandse socioloog Rudolf van Lier, die ik in 1986 voor deze krant interviewde, zou zijn hoofd erover hebben geschud. Iedereen discrimineert, zei hij. ‘Dat heeft te maken met je eigen identiteit. Uiterlijke kenmerken kunnen daarbij een rol spelen, maar het probleem is niet het ras. Het probleem is: hoe ga je met het vreemde om?’ Het gaat meestal niet om kwaadaardig discriminatoir denken, maar om ‘een andere gevoeligheid.’
Oprekken van het racismebegrip tot het iedere vorm van discriminatie, wrijving, spanning of misverstand tussen ‘zwart’ en ‘wit’ omvat, bemoeilijkt het bespreken van die wederzijdse gevoeligheden, het analyseren van de achtergronden en het treffen van beleidsmaatregelen ter verbetering. Het schept een fantoom van onverbeterlijkheid en onoplosbaarheid.
Dogma 2: ‘Zwart’ en ‘wit’ staan als coherente partijen tegenover elkaar
In het zwart-witdenken vormen zwarte en gekleurde mensen een coherente en eensgezinde belangengemeenschap, die diametraal tegenover ‘wit’ staat. In werkelijkheid doen spanningen met een etnische component zich altijd voor tussen specifieke deelgroepen, die mettertijd wisselen en verschuiven. Vroeger moesten bijvoorbeeld Surinamers het vaak ontgelden, daar hoor je nu niemand meer over. Chinezen en andere Aziatische immigranten gingen meestentijds geruisloos hun gang.
Ook kunnen zich spanningen voordoen tussen ‘zwarte’ groepen onderling. Zo bleek in 2012 uit het Amsterdamse onderzoek Samenleven met verschillen dat vooral Marokkaanse jongeren overlast gaven. En wie meldden de meest negatieve gevoelens over hen? Turkse Amsterdammers. Zulke nuances komen in de kraam van zwart-witdenkers niet te pas.
Dogma 3: Iedere kritiek op het gedrag van een een specifieke groep allochtonen is racisme
Het begon met Rob Oudkerks ‘kutmarokkanen’, waarmee hij doelde op een bepaald slag Marokkaans-Nederlandse jongens. Daarna volgde burgemeester Aboutalebs ‘Rot toch op’, gericht tot sympathisanten van de aanslag op Charlie Hebdo. En premier Ruttes ‘Pleur op’ jegens Turks-Nederlandse jongens die een cameraman bedreigden en riepen dat die moest oprotten. Alle drie wezen zij er uitdrukkelijk op dat het ging om wangedrag door een kleine groep, dat nooit de meerderheid mag worden aangerekend.
Toch wordt het keer op keer zo voorgesteld alsof zij met deze uitspraken op álle allochtonen doelden. Zo heeft Fatima Elatik het over een minister-president die tegen ‘jongere generaties’ zegt dat ze moeten oppleuren als het ze hier niet bevalt. Volgens hoogleraar immigratierecht Peter Rodrigues ‘zegt Rutte tegen Turken dat ze op moeten donderen: dat draagt bij aan het normaliseren van discriminatie.’ De Nederlands-Marokkaanse acteur Nasrdin Dchar beaamde het dit jaar in zijn 5 mei-lezing: ‘In de jaren zestig zei Nederland tegen mijn vader: welkom. Het Nederland van nu zegt: oprotten.’
Dogma 4: Zwart-witonderscheid overstijgt andere sociale verschillen
Anders dan zwart-witdenkers het voorstellen, gaan niet alle zwarte en gekleurde mensen gebukt onder dagelijkse ‘microagressies’. Als ze tegenslag hebben, heeft dat vaak andere oorzaken. Özcan Akyol, die opgroeide in een Turks-Nederlands gezin, ervoer bij zijn relaties met blonde meisjes ‘ongemak’, vertelde hij in het Algemeen Dagblad, maar de oorzaak daarvan lag vooral in het sociaal-economische milieuverschil. Hij vindt dat het belang van de etnische component vaak wordt overdreven.
‘Die focus op etniciteit is onzinnig,’ zegt ook de Frans-Marokkaanse schrijfster Leïla Slimani over de hoofdpersoon van een van haar romans. ‘Alle andere aspecten van haar identiteit - het feit dat ze een werkende moeder is, bijvoorbeeld - zijn belangrijker voor het verhaal dan haar afkomst.’
Andersom zijn niet alle witte mensen zo bevoorrecht. Je zal maar een oude, lelijke, kortgebouwde, slecht opgeleide Limburgse boerin zijn. Je ‘witte privilege’ wordt dan een hachelijke zaak. Een vriend van mij die maar één van deze attributen bezit - hij is een mooie, jonge, intelligente, hoogopgeleide Limburger met een zachte g - had al moeite om als journalist een kans te maken in de grachtengordel.
Dogma 5: ‘Profileren’ is racisme
Als ik in de trein een stel Marokkaans uitziende jongens met omgekeerde petjes en afzakkende spijkerbroeken zie aankomen, doe ik mijn koffertje dicht. Bij andere jongens neem ik die voorzorg niet zo gauw. Racisme, zeggen zwart-witdenkers, microagressie.
Maar ook bij Marokkaanse meisjes, moeders of opa’s laat ik mijn koffertje gerust openstaan. Ik ‘profileer’ naar etniciteit, maar ook naar kledingstijl, verzorging, leeftijd, geslacht en gedrag. Het zijn geen Surinaamse moekes naast wie een plek in de tram onbezet blijft. Het is een bepaalde categorie jongens van wie een dreigende sfeer uitgaat.
Dat deze vrees niet uit de lucht is gegrepen, wordt door cijfers bevestigd. Onder de Amsterdamse Top-600 van veelplegers zijn Marokkaanse jongens zwaar oververtegenwoordigd. Meisjes maken 1 procent uit. Allochtone meisjes maken zich nauwelijks schuldig aan criminaliteit en doen het op school ook veel beter dan jongens.
In het SCP-onderzoek Liever Mark dan Mohammed? (2010) bleek dat deze verschillen ook van invloed zijn op de mate van discriminatie die allochtone groepen ervaren. Zo hebben allochtone vrouwen veel meer kans dan allochtone mannen voor een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd. Gaat het om hogere functies, dan hebben allochtone vrouwen praktisch evenveel kans als autochtone. Het onderscheid is dus niet zwart-wit.
Dogma 6: Racisme is een witte zonde
De witte erfschuld vanwege slavenhandel en slavernij is een hoeksteen van het zwart-witdenken. Ongemakkelijke vragen worden daarbij buiten beschouwing gelaten, zoals: Wie heeft die ‘tot slaaf gemaakten’ eigenlijk van hun vrijheid beroofd? En waar heerst nu nog slavernij? Het aantal slaven wordt wereldwijd op veertig miljoen geschat, overwegend in niet-westerse landen.
Onze eigen slavenhandel was een gezamenlijke onderneming van zwart en wit. Slavernij en slavenhandel waren eeuwenlang gebruikelijk onder Afrikaanse volken; zonder hun leveranties hadden de blanke slavenhalers met lege handen gestaan. In West-Indië en Amerika had je ook zwarte slavenhouders. Daarover hoor je hun nazaten ‘die hun identiteit zwart kleuren’ niet, schreef Ellen Ombre onlangs in De Groene Amsterdammer.
Bijna alle Ghanezen in Nederland zijn Ashanti; hun voorouders verkochten landgenoten als slaven, zei rapper Akwasi, zelf van Ghanese afkomst, in de Volkskrant. Maar van een erfschuld wil hij niet horen. ‘Een Surinamer heeft daar nog nooit tegen mij iets over gezegd. Dat moesten ze durven. Het zou gek zijn als mijn beste vriend me kwalijk ging nemen wat er in het verleden is gebeurd.’
Wel is kleurverschil aan de orde in Amsterdam-Zuidoost, meldt Akwasi. Ghanezen hebben een donkerder huid dan Surinamers en Surinaamse kinderen schelden hun Ghanese schoolgenootjes uit voor bokoe, zoiets als zwartjoekel. Verderop, in Amsterdam-Zuid, durven orthodoxe joden niet met keppel over straat uit angst voor ‘microagressies’ van moslimjongeren.
Buiten onze grenzen staan joden en Arabieren tegenover elkaar. Net als Tutsi’s en Hutu’s, Arabieren en Yezidi’s, Kikuyu en Luo, Dinka en Nuer, Rakhines en Rohingya. Vaak met de ernstigste gevolgen. Maar ‘uiteindelijk is racisme een probleem van witte mensen,’ concludeert Sunny Bergman in haar film Wit is ook een kleur.
Dogma 7: Nederland staat qua racisme op één lijn met Amerika
De gedachte van een absoluut zwart-witonderscheid is uit de Verenigde Staten geïmporteerd. Daar bestond inderdaad een prejudice of origin, zoals de Braziliaanse socioloog António Nogueira het heeft genoemd: wie ook maar één druppel ‘zwart bloed’ had, was ‘zwart’. De hele samenleving was doortrokken van een virulente rassenwaan en ernstige racistische incidenten komen nog steeds voor.
Zwart-witdenkers doen net of de Nederlandse situatie hiermee op één lijn kan worden gesteld. Zo zou Zwarte Piet te vergelijken zijn met een Amerikaanse ‘blackface’, de karikaturale weergave van een happy-go-lucky neger door een blanke performer. In Amerika, met die traditie van verbeten racisme, heeft een blackface inderdaad een kwalijke uitstraling. Maar Nederland kent zo’n traditie niet en Piet heeft een totaal andere achtergrond.
Dogma 8: Cultuur- en godsdienstkritiek is gelijk aan racisme
Abou Jahjah is een van de aanjagers van de gedachte dat kritiek op de islam hetzelfde is als racisme. ‘Islamofobie heeft nu alle kenmerken van antisemitisme,’ zei hij in deze krant. ‘Islamofobie is antisemitisme 2.0.’ De moslim is ‘de nieuwe “Jude”.’
In werkelijkheid kunnen islamieten hun cultuur en geloof opgeven, terwijl joden door antisemieten worden gehaat vanwege een onvervreemdbare eigenschap, hun ras. Door cultuur- en geloofskritiek op één lijn te stellen met racisme, dragen zwart-witdenkers bij aan het aanjagen en voortbestaan van groepstegenstellingen.
Dogma 9: Internetracisme is een graadmeter voor de stemming in het land
Doordat de drempel zo laag is, staan sociale media bol van de abjecte ontboezemingen op ieder gebied. Dat geldt ook voor racistische verwensingen, zoals Sylvana Simons vorig jaar moest ervaren. Zwart-witdenkers staan klaar om deze oprispingen van een lunatic fringe te presenteren als representatief voor de hele bevolking. ‘Je kunt eraan zien hoe racistisch Nederland is,’ aldus Rapper Gikkels (Gideon Everduim). Ook volgens Sylvana zelf tonen deze rabiate reaguurders aan hoezeer ‘racistische sentimenten in Nederland zijn genormaliseerd.’
Dogma 10: Opinies van andersdenkende allochtonen doen er niet toe
Er zijn genoeg allochtone opiniemakers die zich niet herkennen in het beeld van een absoluut zwart-witonderscheid. Zo vond de Surinaamse schrijfster Cynthia McLeod het helemaal niet erg dat haar als kind in Nederland werd gevraagd of ze soms een zusje was van Piet. Ook vindt ze ‘dat Nederland het goed doet met alle allochtonen die erbij zijn gekomen. Dat is niet makkelijk.’
Harriet Duurvoort, eveneens van Surinaamse afkomst, constateerde in de Volkskrant dat het antiracismegeluid van Gloria Wekker in ‘gewoon’ zwart Nederland verre van populair is. Ze verwees naar onderzoek door het Opiniehuis waaruit blijkt dat de PVV de tweede partij onder Surinaamse Nederlanders is. En Özcan Akyol wijst erop dat steeds meer hoogopgeleide en niet-religieuze migrantenkinderen bij integratiedebatten over het hoofd worden gezien. ‘Hun tragiek bestaat uit het volgende: ze zijn uit-geïntegreerd.’
Het wereldbeeld van zwart-witdenkers zou danig uit het lood raken als ze dit soort uitspraken zouden meewegen. Dat doen ze voor de zekerheid dus maar niet. Als ze er al op reageren, gebeurt dat vaak in de vorm van verkettering: de betrokkene is een bounty, een verkaasde huisallochtoon, een bakra mati of een onderdanige Uncle Tom.
‘Uncle Tom,’ schreef Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer, ‘is de zelfgefabriceerde cipier met wie vooral de zwarte en gekleurde gemeenschap haar “eigen” mensen in het gareel probeert te houden.’ Een patente manier om het onderscheid in stand te houden.
Wat leren ze ons, deze dogma’s van het zwart-witdenken? Dat het geconstrueerde onderscheid grotendeels berust op overdrijving, generalisering, onjuiste vergelijkingen en impliciete aannames. Resultaat is een vertroebeld beeld van Nederland als hopeloos verdeelde natie.
Maar veel erger is de consequentie: hierdoor bereiken zwart-witdenkers het tegendeel van wat ze beogen. ‘Wit’ en ‘zwart’ zijn in Nederland kunstmatige labels voor heterogeen samengestelde groeperingen die elkaar in velerlei opzicht overlappen. Wat gebeurt er als je het verschil voorstelt als een door racisme geschraagde tegenstelling die de hele maatschappij doordrenkt? Dan krijg je geen toenadering maar vermijding: het geschetste schrikbeeld wordt naderbij gebracht.