[d'Oude Binnenstad, april 2019]
Ópen moesten ze, de luiken van de Oude Kerk. De band met de buurt en de Amsterdammers moest versterkt. Weg met dat in zichzelf gekeerde karakter van de kerk. Dat was de boodschap waarmee Jacqueline Grandjean in 2012 haar functie als directeur van de Stichting de Oude Kerk aanvaardde.
Zeven jaar zijn sindsdien voorbij. Een oogwenk in de eeuwenlange geschiedenis van Amsterdams oudste monument. Maar een totale ommekeer in het gebruik van en het respect voor dit eerbiedwaardige religieuze gebouw. Onder het nieuwe bewind is het stap voor stap onttrokken aan het openbaar domein, afgenomen van buurt en kerkgemeente en omgekat tot kunsthal. De toegangsprijs meer dan verdubbeld; al wat herinnert aan het religieuze gebruik van de kerk weggehaald, ontmanteld en gebruskeerd.
Een van die maatregelen wordt al juridisch aangevochten: het besluit om een raam in de Heilig Grafkapel roodgekleurd glas te geven. Door het bestuur bekokstoofd zonder dat de gemeente, de buurt, de protestantse kerkgemeente of wie dan ook er in was gekend.
Zonder vergunning zette het bestuur ook de boor in het monumentale zuiderportaal van de kerk. Nodig om keilbouten te kunnen aanbrengen voor het ophangen van vlaggen. Die vervolgens het gezicht benamen op een van de pronkstukken van het kerkgebouw, het fries met de wapenschilden van Maximiliaan van Oostenrijk en Filips de Schone. Na protesten werden de vlaggen in opdracht van het stadsdeel weggehaald en de keilbouten afgezaagd.
Een andere stap was het verwijderen van het borstbeeld van Jan Pietersz. Sweelinck, de beroemde componist die als organist van de Oude Kerk mocht aanblijven, ook nadat Amsterdam in 1578 protestants was geworden. Maar de overgang van kerk naar kunsthal overleefde hij niet: hij werd verbannen naar het 'depot'.
Het borstbeeld was een geschenk van de Stichting Vrienden van de Oude Kerk. Hebben die dan niet geprotesteerd? Nee, want de Vrienden bestaan niet meer als onafhankelijke organisatie. Ook deze inbreng vanuit stad en omgeving is door het nieuwe bestuur opgedoekt.
'Een borstbeeld op zijn graf, wat is nou heerlijker?' verzucht Yellie Alkema. 'De Sweelinck Cantorij begon daar altijd haar optredens. Het lijkt erop alsof het bestuur geen enkel gevoel heeft voor traditie. Zoiets is wel een klap in het gezicht van de Vrienden.'
Alkema is bestuurslid van de VVAB (Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad), die zich tegen de ontkerkelijking en aantasting van het gebouw verzet, en ook lid van de PKN-gemeente die hier ‘s zondags kerkt. Namens die gemeente had ze ook zitting in de Raad van Toezicht van de Stichting de Oude Kerk, om die een half jaar later alweer te verlaten. Gefrustreerd doordat de kerkelijke gebruikers van het gebouw steeds verder in de hoek worden gedreven.
'We hadden een open-deurbeleid,' zegt Alkema. 'Een kerk hoort open te zijn, dus iedereen mocht binnenkomen tijdens de dienst. Maar ruim een jaar geleden eiste directeur Grandjean dat we twee mensen van de Stichting inhuurden om te controleren hoeveel toeristen er tijdens de dienst binnenkwamen. Want dat waren bezoekers van haar museum, potentiële klanten. Die moesten geteld en dat moest worden gecompenseerd omdat ze anders 's middags zouden komen, tegen betaling.' Wie geen museumkaart of andere kortingskaart kan laten zien, moet tegenwoordig voor een bezoek aan de kerk namelijk twaalf euro neertellen.
'Het inhuren van die controleurs kostte ons iedere zondag een paar honderd euro,' zegt Alkema. 'Dat viel voor onze gemeente niet vol te houden. Begin dit jaar zijn we ermee opgehouden. Sindsdien is de toreningang, waar eeuwenlang de kerkgangers het gebouw betraden, gesloten, en moet iedereen door de museumingang. Daar moeten we dan zelf tijdens de dienst in de gaten houden of er ook toeristen en bezoekers naar binnen willen. En die moeten we dan de toegang ontzeggen.'
Ook op allerlei andere manieren wordt de kerkgangers de voet dwars gezet, vertelt Alkema. 'In een kerk hoor je meteen binnen te komen. Maar nu loop je bij die museumingang tegen een wand op. Ook wij, op zondagochtend. Je moet dan omlopen door een soort gang, over een paar prachtige zandstenen grafzerken, ook met rollators.'
Bij de toreningang stond altijd een mooie boekenkast waarin de gemeenteleden hun liedboeken bewaarden. Mocht ook niet meer van het nieuwe bewind, die kast moest weg. 'Nu moeten we onze boeken opslaan in het pandje op nummer 13, dat de kerkgemeente huurt van de Stichting. Elke zondag moeten we een uur eerder komen om die boeken in kratten naar de kerk te sjouwen.'
Als er, wat vaak het geval is, een tentoonstelling is, mogen ook de stoelen voor de kerkgangers niet meer voor de kansel blijven staan. Ook die moeten dan worden weggehaald, opgeslagen en de volgende zondag weer teruggezet. Nog meer gesjouw.
Maar de meest kenmerkende uiting van de nieuwe orde in de Oude Kerk is veelzeggender dan dit alles. Eind januari overleed Gerda den Boggende, die bijna dertig jaar haar beste krachten aan de kerk gaf als secretaresse en vrijwilliger, en een van de huisjes bewoonde die tegen het kerkgebouw leunen. Gerda wás de Oude Kerk. Zij was de opvolgster van de legendarische juffrouw Bijtelaar, die haar leven wijdde aan het onderzoeken en beschrijven van de graven onder de unieke zerkenvloer. Juffrouw Bijtelaar is vereeuwigd in een van de misericordes in de koorbanken van het hoogkoor van de kerk.
Gerda den Boggende zette haar onderzoek voort en wijdde zich vijftien jaar lang met enorme inzet aan het identificeren en archiveren van de graven. 'Moeder der graven' werd ze in Het Parool genoemd. Onvermoeibaar speurde ze in archieven naar gegevens en samen met projectcoördinator Mirjam Jalving wist zij meer dan achtduizend namen te achterhalen. Vanaf 2014 bracht ze al die gegevens onder in een online database, gravenopinternet.nl.
De uitvaartdienst van juffrouw Bijtelaar vond in 1978 plaats in haar geliefde kerkgebouw. Gerda den Boggende werd deze laatste eer ontzegd. Nee, was de korte reactie van de Stichting toen haar familie daarom verzocht. Opbaren en afscheid nemen passen niet meer in museum de Oude Kerk. Toch werd hiermee een afscheid gemarkeerd. Van de kerk als gemeenschapsruimte, waar het gaat om mensen.