[OpNieuw, juni 2020]
Een novemberdag, vijf uur ’s middags. De verwarmingselementen boven m’n hoofd zetten het caféterras in een gulle gloed. De tegenstelling met het verlaten plein voor me wint daardoor nog aan behaaglijkheid. Rondwaaiende herfstbladeren hebben daar het rijk alleen, samen met een stuk of wat gehaaste voorbijgangers, diep in hun kraag weggedoken tegen de regenvlagen. Ze gaan over donker en nat plaveisel, waarin zich alleen wat lichtjes weerspiegelen van de cafés aan de overkant.
Dat is het beeld dat voor me opdoemt als ik in de tropen ben en verlang naar Amsterdam. Het Nieuwmarktplein in zijn opsmukloze pracht. Groots en leeg, niet volgeplempt met terrassen zoals menig ander stadsplein in Nederland. Het terras bij De Waag is me eigenlijk al te veel. Ik ben niet de enige die er zo over denkt, lees ik in de reacties op het plan van de gezamenlijke horeca-ondernemers van de Nieuwmarkt/Zeedijk om tijdelijk een gemeenschappelijk terras te openen. Heel wat medebuurtbewoners delen mijn liefde voor het onversjteerde plein.
En ze doen dat op een manier die me het schaamrood naar de kaken jaagt! Want als ik afga op hun bijdragen op sociale media, dan worden diezelfde caféterrassen waar ze zo genoeglijk neerstrijken, waar ze in ieder jaargetij een warm onthaal vinden, waar elk zijn eigen keus kan maken uit het unieke aanbod van de meest uiteenlopende etablissementen, dan worden die terrassen gedreven door louche, onverschillige uitbaters die maar in één ding geïnteresseerd zijn: zo veel mogelijk poen verdienen ten koste van ons, de buurtbewoners, en onze levensruimte. Als we even niet opletten, pikken ze ons het hele plein af en zetten er een hek omheen, net als de moffen deden in de oorlog om de joden op hun plaats te houden.
Ik verzin het niet, dit laatste. Het is een van de getwitterde bijdragen in het debat dat over het genoemde plan is losgebarsten. De meest extreme wellicht, maar qua strekking niet uitzonderlijk. De meerderheid van de berichten getuigt van een diepgeworteld wantrouwen jegens de caféhouders rond het plein. En van een grote onverschilligheid voor het feit dat het hier gaat om kleine ondernemers die zwaar getroffen zijn door de coronamaatregelen en nu een gezamenlijk plan hebben bedacht om deze zomer toch nog iets te verdienen en daarbij de buurt een tijdelijke ontmoetingsplek te bieden. Even geen leeg plein, nu de tijden vragen om uitzonderlijke ideeën. Tot november, als het gezamenlijke terras weer wordt opgedoekt en de herfstbladeren vrij spel krijgen over een leeg plein.
De schaamte die me overvalt bij het lezen van de berichten op sociale media komt niet alleen voort uit de toon ervan. Ze doet zich des te meer gevoelen als ik op me in laat werken dat dit het resultaat is van de roemrijke linkse protesttraditie van de Nieuwmarkt. Leven en laten leven, ieder een plaatsje onder de zon, weg met het klootjesvolk, daarvoor streden de actiegroepen waaraan we het voortbestaan van de buurt te danken hebben. Hand in hand met de plaatselijke middenstanders streden ze!
Hoe is het mogelijk dat hun opvolgers zich hebben ontwikkeld tot benepen chagrijnen, wantrouwend tot op het bot en klaar om barricaden op te richten, dit keer niet om de rechten van gewone mensen te verdedigen tegen het geweld van projectontwikkelaars en een op hol geslagen gemeenteapparaat, maar uit angst dat er een centimeter wordt beknibbeld op hun verworven rechten in hun woonparadijsje. Amsterdam? Nieuwmarkt? Welnee, dit zijn Wassenaarse en Aerdenhoutse reflexen in een Mokums jasje.
Eén troost: die ontboezemingen op sociale media zijn niet representatief. De meerderheid van onze buurtgenoten denkt er anders over, weet ik wel zeker. Het zou fijn zijn als die meerderheid zich wat meer zou laten horen.