[OpNieuw, maart 2022
pdf: Gedichten OpNieuw]
‘Er kwam een meneer bij ons op school en die vertelde een verhaal over de oorlog, hij vroeg ons telkens: wat zou je doen? Maar eigenlijk kunnen wij die vraag niet beantwoorden. Want wij waren er niet bij, dus wij weten niet hoe je je zou voelen of wat je zou doen. Het verzet zou ik heel eng vinden omdat ik bang ben dat ik word opgepakt. Maar niks doen zou ik niet kunnen omdat ik me heel schuldig zou voelen.’
Dat schreef Margot, uit groep 8 van de Antoniusschool, in 2017 als bijdrage voor de oorlogsherdenking die toen ieder jaar werd gehouden bij de Flesseman op de Nieuwmarkt. Met de vier kinderen die door de Duitsers werden doodgeschoten op het plein - Israël Deegen, Barry Baars, Annie Meijer en Alex Evers - werden alle joodse kinderen herdacht die in de oorlog werden weggevoerd en vermoord. Kinderen uit groep 8 van de Antoniusschool en De Witte Olifant droegen daarbij zelfgemaakte gedichtjes voor, waarvan ik er een aantal heb verzameld.
Natuurlijk konden de kinderen niet weten hoe ze zich zouden voelen als, zoals een van hen schreef, ‘je ziet hoe mensen worden weggehaald en opgepakt, je buurmeisje waar je altijd zo leuk mee speelde, de slager waar je altijd vlees haalde.’ Of als ze zelf een van die opgepakte kinderen zouden zijn. Maar ze probeerden zich wel uit alle macht in te leven in hun lot:
Ik was een Joods kind.
Ik hoorde dat er een oorlog was begonnen.
Ik ging door het lint.
Mijn familie en ik moesten onderduiken.
Ik keek niet meer naar buiten.
Dat mocht niet.
Misschien is er iemand die ons ziet.
Menso, die dit gedicht schreef in 2015, was niet de enige die zich afvroeg hoe het zou zijn om je te moeten verstoppen voor de buitenwereld. Een achtstegroeper van De Witte Olifant in 2016:
Ik moet schuilen
Schuilen voor de bommen en schuilen voor soldaten
Ik moet schuilen
Schuilen voor mijn buren, want ook zij doen mij kwaad
(...)
Schuilen voor de tijd
Die langzaam voorbij gaat
Schuilen voor de voetstappen
Die over onze hoofden gaan
Maar als het mis ging? Als je toch mee moest? Ook die gedachtenstap durfden sommige kinderen te zetten. De dag dat ik weg moest van huis heet een gedicht uit 2015:
Ik liep zoals altijd over straat
Met mijn davidster netjes op mijn jas genaaid.
Opeens moest ik mee.
geen idee waarheen.
Ik moest naar het station.
ik zocht mijn ouders op het perron.
Maar ze waren er niet.
We moesten in de wagon.
Zonder spullen, helemaal niks.
Waar ga ik naar toe, daar dacht ik aan.
De hele reis was iedereen bang.
Juliëtte schreef in 2016:
Dit ben ik
een jood.
moet ik daarom nou dood?
het is oneerlijk
ik ben ook een mens
of toch niet
nee, dit is de grens
ik ben geen bandiet.
En Fleur, in hetzelfde jaar:
Je was nog zo klein toen deze oorlog begon
Zo klein dat je nog maar net praten kon
Je vader en moeder werden je afgenomen
Gelukkig kon jij nog ontkomen
Aan de dood die je ouders moesten beleven
En nu woon je hier bij je oom en je tante
Je enige naaste verwanten
We vertellen je nog vaak over je ouders
Met 2 handen op je schouders
Het is maar een kleine greep uit een lange reeks gedichten, het ene nog aangrijpender dan het andere. De jaarlijkse herdenking bij de Flesseman was een indrukwekkende manier om de oorlogsherinnering levend te houden, doordat ze betrekking had op het lot van kinderen die je buren waren en om de hoek woonden. Jammer dat deze traditie een paar jaar geleden werd afgebroken. Of onderbroken?
Ten slotte nog twee gedichtjes die er uit springen doordat ze gaan over kinderen die ook te lijden hadden onder de oorlogsgebeurtenissen. Veel minder erg dan de joodse kinderen, maar eveneens buiten hun schuld: de kinderen van NSB-ouders. Een paar jonge dichters hadden in 2016 de moed om zich ook in hun lot in te leven:
Nu worden we uitgescholden
maar wij hadden geen idee
alleen door onze ouders
zaten we bij de NSB
(..)
De mensen roepen ‘Hoera!’
de oorlog is voorbij
maar niet voor iedereen
nee, niet voorbij voor mij
Een ander schreef:
We zijn vrij
maar ze nemen mijn ouders mee
Ze zeggen dat we slecht zijn
we zijn van de NSB
Vader is weg
moeder ook
zus en ik mogen nergens komen
vuile kinderen! roepen ze
Wegwezen landverraaiers!
Jullie horen in de bajes!
dat doet ons veel verdriet
Het is onze schuld toch niet?!