[Argus, 14 augustus 2025
PDF:Koutou maken voor keizer Trump]
Hoe om te gaan met een potentaat die totale onderwerping eist? Helpt het Hollandse jolige dansje of het slaafse daddy van Mark Rutte tegen Donald Trump? Of is het beter de rug recht te houden en weerwerk te bieden?
Peking, 1793. Keizer Qianlong viert zijn zestigjarige regeringsjubileum en van heinde en verre stromen delegaties toe om hem te feliciteren en de handelsbetrekkingen veilig te stellen. Dat heeft wel een prijs: op audiëntie bij de keizer moeten gezan- ten voldoen aan het koutou-ritueel, waarbij je je tot drie keer toe ter aarde werpt en iedere keer driemaal met het hoofd de grond raakt. Het is een heikel punt onder de betrokken regeringen en gezantschappen: als koopman in het belang van een goede deal deze totale onderwerping betrachten, of als dominee de rug recht houden onder het motto: hier sta ik, ik kan niet anders?
Als eersten arriveren de Britten onder leiding van Earl George Macartney, die weigert koutou te maken. Britannia rules the waves, een simpele knieval moet volstaan. Even later kan hij onverrichterzake weer vertrekken: Qianlong weigert de Britten iedere concessie. Ook de Russen onder leiding van Youry Golovkin zijn niet bereid koutou te maken, met als gevolg dat ze al rechtsomkeert moeten maken voordat ze de hofstad bereiken.
Een jaar later is het de beurt aan de Nederlanders, onder leiding van ambassadeur Isaac Titsingh, die vooral de belangen van de Verenigde Oostindische Compagnie veilig moeten stellen. Koutou maken? Geen enkel punt! VOCkoopman Andreas Everardus van Braam Houckgeest beschrijft in zijn reisverslag hoe bij het bukken zijn hoed afvalt, waar de keizer erg om moet lachen. De Hollanders maken ook nog een jolig dansje, eveneens tot groot plezier van de keizer.
Als het om dukaten ging, waren onze voorouders bereid om voor de duvel en z’n ouwe moer de horlepiep te dansen. Ook in Japan, waar de Hollanders tussen 1636 en 1854 als enige westerse natie een factorij mochten onderhouden op het eilandje Deshima. Wel moesten ze om de shogun niet te schofferen hun bijbels weggooien – een voorwaarde waaraan de Portugezen niet wilden voldoen vanwege hun missionaire ijver, waarna ze het land uit werden geknikkerd. Ook hier voldeden de VOC-kooplieden zonder morren aan de eis, ze smeten de Schrift overboord en verwijderden ook de kruisen van hun schepen.
Washington, 2025. Voor het Witte Huis zwaaien antiTrumpdemonstranten met No Kings-spandoeken. Trump als koning? Zijn ambities zijn eerder keizerlijk. Van zijn vazallen, zeker die in het verzwakte en verdeelde Europa, verlangt hij meer dan een knieval. Trump eist geen respect – dat is iets tussen gelijkwaardige partners – maar totale onderwerping. Respect wordt opgeroepen door gezag, onderwerping wordt afgedwongen door macht.
Als het niet zo uit de tijd was, zou Trump de Europese regeringsleiders graag voor zich in het stof laten buigen, maar vooralsnog neemt hij genoegen met een overdrachtelijke vernedering. Vijf procent extra tribuut ophoesten en verder smoel houden op straffe van publieke uitkaffering. En de Europeanen gehoorzamen, net als destijds die Hollandse diplomaten met hun VOC-mentaliteit.
Handelsgeest, daadkracht en durf, dat waren de nationale eigenschappen waarop minister-president Jan Peter Balkenende in 2006 doelde toen hij die ‘VOC-mentaliteit’ in de Tweede Kamer introduceerde: “Over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch?” Later kwam die mentaliteit in een slecht blaadje te staan, toen de historische aandacht verschoof naar de schaduwzijden van ons handelssucces.
Maar dat succes was ook gebouwd op een minder opgemerkt aspect van die VOC-traditie: de kunst van de pragmatische onderdanigheid. Trots en zelfverzekerdheid zijn een luxe voor grootmachten met vliegdekschepen en raketten. Wie niet sterk is, moet weten te slijmen. Door buigzaam te zijn wisten Nederlandse handelstycoons, diplomaten en politici ons land, hoewel een militaire dwerg, op handelsgebied tot een grootmacht te maken.
We herinneren ons de recente voorbeelden van die Nederlandse traditie om liever een knieval te maken dan een conflict te riskeren. Dutchbat-commandant Thom Karremans, die het glas hief met de Servische generaal Ratko Mladic in Srebrenica, 1995; koning Willem-Alexander, die hetzelfde deed met Vladimir Poetin bij de Winterspelen van 2014 in Sjotsji.
Over de enkele uitzondering wordt nu nog gepraat. Zoals in 1555 in Brussel, toen keizer Karel V de regering over Spanje en de Nederlanden overdroeg aan zijn zoon Filips II. Alle vazallen van het rijk waren gekomen om knielend de eed af te leggen. Een van hen weigerde: de Friese gezant Gemma van Burmania. Hij legde de eed staande af, zeggende: “Wij Friezen knibbelje allinne foar God.” (Wij Friezen knielen alleen voor God.) De keizer liet het zich welgevallen en de Friezen zijn er nog steeds trots op.
Met zijn kruiperige houding tegenover daddy Trump staat Mark Rutte dus in een lange Nederlandse traditie. Stel je even voor dat bijvoorbeeld Emmanuel Macron geroepen zou zijn om de Navo bij elkaar te houden tijdens het keizerschap van Donald Trump. Met de Franse pretentie van trots en grandeur zou het een ramp worden. Nee, dan Rutte, gepokt en gemazeld in die eeuwenlange Nederlandse traditie van strategische inschikkelijkheid. Altijd voorkomend, glimlachend, de confrontatie ontwijkend. Als premier wilde hij in de Kamer nog wel eens uit zijn slof schieten – “Doe zelf lekker normaal!” – maar tegenover keizer Trump weet hij die impuls bekwaam te onderdrukken.
Intussen is er wel iets geks aan de hand. Ons Nederlandse zelfbeeld, de manier waarop wij ons denken te onderscheiden van andere naties, lijkt wel gestoeld te zijn op het andere extreem. Zelf realiseer ik me dat bij de aanblik van een islamitische gebedsdienst, waarbij de gelovigen zich en masse naar Mekka buigen. Islam betekent onvoorwaardelijke overgave aan de Koran, het letterlijk geopenbaarde woord van God. De zee van omhooggestoken achtersten, iedereen in dezelfde houding, en niet zomaar een houding maar een houding van absolute onderwerping, roept bij mij een ongemakkelijk gevoel op, en ik zal de enige niet zijn.
Een menigte die zich in het stof werpt voor een machtig heerschap, daar worden de meeste Nederlanders niet blij van. Onderdanigheidsbetoon, buigen en knielen heeft bij ons iets shockerends gekregen. Diepe buigingen zijn in onze volksverbeelding óf ironisch, óf afgedwongen. In het gunstigste geval doen ze ons denken aan het theater, in het ongunstigste aan het Jappenkamp. Op het toneel is een diepe buiging vaak een zwierige buiging, gemaakt door een vrolijke kwant voor een sire van een koning. De ene voet wordt licht vooruit en opzij geplaatst, een arm zwaait van het voorhoofd als een molenwiek naar beneden. Het geheel heeft iets zelfbewusts, een soort ingebouwde relativering.
Maar in het echte leven vervult een diepe buiging ons met gêne. Zo’n buiging maak je niet vrijwillig, maar als smekeling. Toch is het nog maar veertig jaar geleden dat ook katholieke Nederlanders zich massaal plooiden in zulke nederige houdingen. Een traditionele mis is een kwestie van zitten, opstaan, knielen en, bij de priesterwijding, liggen. Tegenwoordig is de enkeling die wil knielen veroordeeld tot een moeizame slangenmensvertoning, want de bidstoelen liggen opgestapeld in het sacristievertrek, tussen andere afgedankte rekwisieten en spinnenwebben.
Als eigenzinnige Hollander moet je nu naar het buitenland om kennis te nemen van dit soort onverbloemd onderdanigheidsbetoon. Zo herinner ik me mijn verbazing, ja, ontzetting, in het Hermitagecomplex in SintPetersburg, waar de tsaren resideerden. In de immense troonzaal vergaapte ik me aan de troon: de tsaar zat te regeren op een bordes van zeven treden hoog. Het verschil met laag-bij-de-grondse stervelingen werd nog verder benadrukt doordat je die troon slechts buigend mocht benaderen. Na afloop van de audiëntie moest je je ook weer buigend en, om de tsaar niet de rug toe te keren, achteruitlopend verwijderen, wat een haast onmenselijk navigatievermogen moet hebben vereist, gezien de omvang van de zaal.
Dat was een tijd geleden, maar in Russisch-orthodoxe kerken is buigen, knielen en bekruisen ook nu nog een drie eenheid die staat als een huis. De diepste buigingen en knievallen worden gemaakt door de in het zwart geklede oude vrouwtjes die met fanatieke toewijding in de weer zijn met schrobben, schuren en poetsen. Liefst compleet voorover gevallen op de vloer, wat die vrouwtjes helemaal niet zo makkelijk afgaat.
Ook in Spanje kun je het fenomeen nog in volle glorie aanschouwen. Het knielen van de oudere dames – die, zoals overal, de meerderheid van het kerkbezoek uitmaken – voorzichtig, in etappes, zoals een kameel het doet, is een fascinerend schouwspel. Je ziet er de gelovigen nog door de knieën zakken aan de communiebank om de hostie te ontvangen, Nederlandse communicanten blijven allang rechtop staan. Net als de priesters zelf trouwens: bij de consecratie van de hosties zijgen ze niet meer op de knieën met hun neus op het altaar, maar volstaan ze met een lichte buiging, een snelle knicks of een welwillend knikje. Ook zij hebben hun rug gerecht tegenover God.
In Noordwest Europa, waar we alleen in de fitnessruimte nog buigingen maken, hebben we ons in een proces van eeuwen opgericht – tegenover elkaar, ten opzichte van de vorst, de overheid en uiteindelijk ook tegenover het opperwezen. Ootmoedigheid en deemoed zijn voor ons nog wel te pruimen, nederigheid, vooruit. Maar bij zelfvernedering door diep te buigen en moeizaam de grond aan te raken krijg ik het gevoel dat ik getuige ben van een ongewenste intimiteit.
En dat gevoel van gêne heeft postgevat tot in de hoogste kringen. Ook bij ons vereiste de hofetiquette bij formele gelegenheden dat men zich al buigend achterwaarts van de koning verwijderde. Juliana maakte daar een eind aan, zij vond het maar riskant. Tekenend was haar optreden bij de ontvangst van de Thaise koning Bhumibol tijdens diens staatsbezoek in 1960. Een Thaise hofdame kuste bij de ontvangst op de Thaise ambassade over de grond kruipend ’s konings voeten en maakte aanstalten hetzelfde te doen bij onze koningin. Juliana schrok zich een hoedje, boog diep voorover, greep de hofdame in haar nekvel en trok haar met een ruk omhoog.
In eigen huis had zij toen al iedere vorm van voorgeschreven onderdanigheidsbetoon afgeschaft, zoals het knielen van leden van de Staten-Generaal als zij bij de inhuldiging de eed van trouw aan de nieuwe monarch afleggen en de achterwaartse reverence voor vrouwen: één been achter het andere plaatsen en achterwaarts licht door de knieën zakken. Beatrix voerde deze vorm van traditionele hofetiquette weer in bij officiële gelegenheden, maar Willem-Alexander maakte er voorgoed een eind aan. Net als zijn oma geeft hij de mensen liever gewoon een hand.
De slaafse opstelling van Rutte tegenover daddy Trump legt het ongemak bloot dat besloten ligt in de dubbelzinnigheid van ons zelfbeeld. Wij zien onszelf graag als een egalitair volk, vrijgevochten en onbevangen, een volk dat de baas tegen durft te spreken, dat ‘doe maar gewoon’ zegt tegen de koning, die dat zelf ook beaamt en die er niet tegenop ziet voor het oog van de natie met wc-potten te gooien. We koesteren dat recht-voor-z’n-raap imago. Daar kunnen die stijve Britten, die precieuze Fransen en die onderdanige Duitsers nog een puntje aan zuigen!
Tegelijk is Rutte, met zijn hielenlikkerij jegens Trump, een meester in het beoefenen van die oude Hollandse kruiperigheid waarmee we ons in de internationale handel een positie hebben verworven die de omvang van land en volk verre te boven gaat. Dit keer gaat het niet om onze orderportefeuille, niet om de thee, de zijde en het porselein zoals in de zeventiende en achttiende eeuw, maar om een nog groter belang: onze veiligheid.
In de VOC-tijd kwamen we ermee weg, een paar eeuwen lang. Of dat nu ook zo zal gaan, is een open vraag. In zijn boek Le Suicide de l’Amérique kwalificeert de Franse diplomaat François Heisbourg de kruiperigheid van de Europese Navo-landen jegens Trump als een enorme blunder die ons duur zal komen te staan. Keizer Qianlong beloonde ons onderdanigheidsbetoon, keizer Trump lijkt er ook mee in zijn sas. Maar is the art of the deal ook hetzelfde? Voor Qianlong was de uitkomst, een voortgezette handelsrelatie, voordelig. Hij had geen reden om te tornen aan deze win-winsituatie.
Of Trump daar ook zo over denkt, weten we niet. Zijn belangenafweging om Europa al dan niet te hulp te schieten als het wordt aangevallen, is een bron van onzekerheid. Wat we intussen wél weten: hij haat en veracht kruipers: losers. Voor Poetin geldt hetzelfde. Wellicht is tegenspraak toch de goede reactie. Houd op met smeken, schrijft Heisbourg, maar wees een vent, houd je rug recht en trek je eigen plan.